Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Pas Afferden
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0225.BPWaffdepas-1302

5.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
 
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
 
Planspecifiek
Ten behoeve van de herontwikkeling van de locatie is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, zie bijlage 1. Tijdens het veldbezoek zijn geen aanwijzingen waargenomen dat het plangebied op dit moment als verblijfplaats fungeert voor bechermde of kwetsbare soorten. Het is wel mogelijk dat het wordt gebruikt als foerageergebied van de Gewone Dwergvleermuis en de Laatvlieger. Vanwege de beperkte omvang is het echter geen essentieel foerageergebied. De directe omgeving van de onderzoekslocatie is wel een geschikt foerageergebied voor de Steenuil vanwege de singels, boomgaard en weilanden, waar deze soort zijn voedsel vindt. Het plangebied kan wel dienen als foerageergebied voor de Steenuil, maar is vanwege zijn zeer beperkte oppervlakte niet van essentieel belang. Conclusie van de quickscan is dat de woningen gebouwd kunnen worden zonder in strijd te zijn met de Flora- en faunawet of gebiedsbescherming. Het is wel aan te bevelen de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (globaal 15 maart - 15 juli). Dit om zoveel mogelijk uit te sluiten dat er broedende vogels in de nabijheid van het gebied (elzensingel, solitaire bomen, tuinen) worden verstoord. Daarnaast verdient het de aanbeveling om het gras te blijven maaien. Op deze manier wordt er voorkomen dat zich alsnog soorten vestigen binnen het plangebied.