Inhoud
Artikel 4 Agrarisch met waarden
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 20 Leiding – Hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4
Artikel 25 Waterstaat – Waterkering
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Artikel 27 Algemene bouwregels
Artikel 28 Algemene gebruiksregels
Artikel 29 Algemene aanduidingregels
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Nota parkeernormen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Kom Afferden' van de gemeente
Druten.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.0225.BPafferden-1203 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide
zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning
slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw
is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een
oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
bebouwing:
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
bebouwingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de
grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dan wel bouwvlak, dat ten
hoogste mag worden bebouwd.
bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het
uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van
handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de
activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van
de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar
gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
beroepsmatige activiteiten:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten (niet zijnde vrije beroepen), waarvan de omvang van de activiteiten in
een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie
kunnen worden uitgeoefend.
bestaande situatie:
a t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het
tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan
wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan
rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan
vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat ook via een doorbraak op de
eerste verdieping sprake mag zijn van een verbinding met het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door,
op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van een onderbouw
of kap.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
culturele voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van culturele en
ontspannende activiteiten, zoals een museum of theater.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan
diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending
anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.
dienstverlening:
economische en maatschappelijke diensten aan
derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten,
fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen,
evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
erker:
een uitbouw van de woning bestemd als
verblijfseenheid.
escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen of
rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escort-service en
bemiddelingsbureaus).
garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen alsmede voor de verkoop van motorvoertuigonderdelen en bijbehorende artikelen, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt.
geluidzoneringsplichtige
inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet
geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een
geluidzone moet worden vastgesteld.
geschakeld:
bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan
een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld
aan een ander hoofdgebouw.
grondgebonden agrarisch bedrijf:
de agrarische bedrijfsvoering die geheel of
hoofdzakelijk van de grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, zoals
akkerbouw, veeteelt en/of tuinbouw.
gestapeld:
bebouwing waarbij woningen geheel of gedeeltelijk
boven/onder/naast andere woningen zijn gelegen.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken.
horeca:
het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse
vertrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en
andere etenswaren al dan niet in combinatie met het exploiteren van
zaalaccommodatie en het bedrijfsmatig verstrekken van
overnachtingsmogelijkheden. Het exploiteren van een snackbar wordt eveneens
onder een horecabedrijf begrepen. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf
wordt niet onder horeca begrepen.
horeca
categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het
bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten
behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt
verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in
combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals
een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een
maaltijdafhaalcentrum.
horeca
categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het
bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden
voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het
verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
horeca
categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op zaalverhuur
of het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor
consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals
een café.
horeca
categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het
bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van
een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken
van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of
discotheek.
kantoor:
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk
is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten
van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.
kap:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte
detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een
hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit
diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de
sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar
overstijgt.
onzelfstandige horeca:
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van
dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte functie in
verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca).
peil:
a voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende,
afgewerkte maaiveld.
prostitutiebedrijf:
een persoon, een groep van personen of een
rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
zich via openlijke of besloten prostitutie beschik-baar stelt of aanbiedt om
tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit
Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico
c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan
toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
schuilgelegenheid:
een overkapping die dieren de gelegenheid biedt te
schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.
schuilstal:
een gebouw dat dieren de gelegenheid biedt te
schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.
stedenbouwkundige kwaliteit:
de aan een gebied toe te kennen waarde in verband
met stedenbouwkundige elementen, zoals de aanwezige en/of geprojecteerde
infrastructuur, waaronder groenelementen, ligging, maatvoering, functie en
karakter van bouwwerken in dat gebied.
theetuin/terras:
het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van
niet-alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische
omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in
samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat reguliere
horeca, hieronder inbegrepen exploitatie van een zaalaccom-modatie,
uitdrukkelijk niet is toegestaan.
twee-aaneen:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde
in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden
gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is
gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak.
vrij beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten waaronder wordt begrepen tand- en dierenarts, fysiotherapeut, advocaat, accountant, notaris en makelaar door de gebruiker van de woning. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf wordt niet onder een vrij beroep begrepen.
vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide
zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
waterhuishoudkundige
voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een
goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder
duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en
infiltratie van hemelwater.
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de
huisvesting van een huishouden.
woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande
uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon- of dagverblijf,
of bewoning door één of meer personen, waaronder ook een stacaravan wordt
verstaan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel
voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
breedte, diepte c.q. lengte van
een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden agrarische bedrijven;
b een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
c een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
d
vrije beroepen;
e
kleinschalig
kamperen;
f
detailhandel ter
plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
g
een minicamping
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping’;
h
voorzieningen
voor langzaam verkeer;
i
tuinen, erven en
verhardingen;
j
groenvoorzieningen;
k
watergangen;
l
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende
bepaling:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de
volgende bepalingen:
a
Bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met
dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan.
b
De inhoud mag
niet meer bedragen dan
c
Bij een
vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
1
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte
mag niet meer dan bedragen
In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 mogen schuilstallen worden gebouwd buiten het bouwvlak. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a
Schuilstallen zijn uitsluitend toegestaan op solitair
gelegen percelen op een afstand van ten minste
b Schuilstallen mogen uitsluitend worden gebouwd aan de rand van het perceel.
c
De oppervlakte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan
d
De goothoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Voedersilo’s mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer
mag bedragen dan
b
Overkappingen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
c
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
recreatie - minicamping' gelden de volgende bepalingen:
a
Het aantal
standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
b
Er mogen
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of een recreatieruimte
gebouwd worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
1
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
3
De
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 3.2.2 voor het bouwen van melkstallen buiten het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1
Het oprichten
van de melkstal dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische
bedrijfsvoering.
2
Per bedrijf
zijn melkstallen en schuilgelegenheden toegestaan met een totale maximale
bebouwde oppervlakte van
3
De goothoogte
van melkstallen mag niet meer bedragen dan
b van het bepaalde in 3.2.5 voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1
Het oprichten
van de schuilgelegenheid dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering.
2
Per bedrijf
zijn melkstallen en schuilgelegenheden toegestaan met een totale maximale
bebouwde oppervlakte van
3
Een
schuilgelegenheid mag aan maximaal één zijde gesloten zijn.
4
De bouwhoogte
van schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening
van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan.
Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ is kleinschalig kamperen toegestaan, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
b Het aantal staanplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
c Stacaravans zijn niet toegestaan.
d Kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van periode 1 maart tot en met 31 oktober.
e De agrarische functie blijft in overwegende mate behouden.
f Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de bedrijfswoning.
Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’
gelden de volgende bepalingen:
a
De
oppervlakte in gebruik voor detailhandel mag niet meer bedragen dan
b
Niet meer dan
30% van de oppervlakte mag gebruikt worden voor detailhandel in aanverwante
artikelen, voor het overige is uitsluitend productiegebonden detailhandel
toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de
bedrijfswoning en daarmee verbonden bijgebouwen, met een oppervlakte van niet
meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting
in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming
wijzigen:
a
in de
bestemming 'Wonen', uitsluitend in geval van bedrijfsbeëindiging, waarbij geen
wijziging mag worden aangebracht in de uiterlijke verschijningsvorm van de
betreffende gebouwen, zoals die uitkomt in goothoogte, dakhelling en dakvorm.
Ook mag het aantal woningen niet toenemen;
b
door de
ligging en/of de grootte van het bouwvlak te veranderen, met dien verstande dat
niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel van ligging wordt
veranderd.
De voor 'Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
agrarische
doeleinden in de vorm van weide- en grasland;
b
behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en
ecologische waarden;
c
voorzieningen voor langzaamverkeer;
d
tuinen, erven en verhardingen;
e
groenvoorzieningen;
f
watergangen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of
te laten uitvoeren:
a
het
egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
b
het vellen en
rooien van houtgewas;
c
het aanleggen
en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van
oppervlakteverhardingen;
d
het aanleggen
van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur;
e
het aanleggen
van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
bedrijven die
zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën
1 en 2;
b
tevens een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
bedrijf - garagebedrijf';
c
tevens een dakbedekkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van bedrijf – dakbedekkingsbedrijf’;
d
tevens een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van bedrijf – transportbedrijf’;
e
tevens een machineservicebedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van bedrijf – machineservicebedrijf’;
f
tevens een stenenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
bedrijf – stenenhandel’;
g
tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de
aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg';
h
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
i
vrije beroepen;
j
productiegebonden detailhandel;
k
opslag en uitstalling;
l
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
m
parkeervoorzieningen;
n
tuinen, erven en verhardingen;
o
groenvoorzieningen;
p
watergangen;
q
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende
bepaling:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de
volgende bepalingen:
a
Bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met
dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan.
b
De inhoud mag
niet meer bedragen dan
c
Bij een
vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
1 De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
2 De
bouwhoogte mag niet meer dan bedragen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub a ten behoeve van de uitbreiding van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a
De
uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bouwvlak.
b
De
uitbreiding dient zoveel mogelijk gebouwd te worden aansluitend aan de
bestaande bebouwing, tenzij dit bedrijfseconomisch of stedenbouwkundig niet
verantwoord is;
c
De
uitbreiding dient stedenbouwkundig en ruimtelijk inpasbaar te zijn.
d
De bebouwing
dient aan de van de weg gekeerde zijde van het bouwvlak gebouwd te worden.
e
De afstand
tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
f
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
a
De gronden
mogen voor opslag worden gebruikt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1 De
hoogte mag niet meer bedragen dan
2 De
afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen
dan
b
Binnen de
bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van een vrij beroep in een
bedrijfswoning toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het
bepaalde in 5.1 sub a ten behoeve van de vestiging van een
bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien
verstande dat dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen
is met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.
b
van het
bepaalde in 5.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige
activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
1
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de
bedrijfswoning en daarmee verbonden bijgebouwen, met een oppervlakte van niet
meer dan
2
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
3
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
4
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijfsmatige
doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de
energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening, alsmede drinkwater-winning en
zuivering van afvalwater en naar de aard daarmee gelijk te stellen
voorzieningen;
b
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
c
parkeervoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
regels:
a
Per
bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één
bedrijf/nutsvoorziening toegestaan.
b
Het bebouwde
oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan
100 m².
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
regels:
a
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
detailhandel;
b
wonen;
c
vrije
beroepen
d
tuinen, erven
en verhardingen;
e
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
f
parkeervoorzieningen;
g
groenvoorzieningen;
h
watergangen;
i
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende
bepalingen:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
b
Per
bestemmingsvlak is niet meer dan één woning toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven .
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Binnen de bestemming 'Detailhandel' is de
uitoefening van een vrij beroep bij de functie wonen toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40% van de woning, met een oppervlakte
van niet meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
maatschappelijke
voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
b
horeca in de
categorieën 1, 2 en 3, uitsluitend op de begane grond;
c
detailhandel, uitsluitend op de
begane grond;
d
wonen, uitsluitend op de verdieping;
e
vrije beroepen;
f
tuinen, erven en verhardingen;
g
parkeervoorzieningen;
h
groenvoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen.
j
watergangen;
k
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende
bepaling:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening
van een vrij beroep bij de functie wonen toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40% van de woning, met een oppervlakte
van niet meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
groenvoorzieningen;
b
bermen en
beplantingen;
c
speelvoorzieningen;
d
jongerenontmoetingsplaatsen;
e
watergangen;
f
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
voorzieningen
voor langzaam verkeer;
h
recreatie;
i
parkeervoorzieningen;
j
nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen
ten behoeve van jongeren-ontmoetingsplaatsen worden gebouwd, waarbij de
volgende bepalingen gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
horeca in de
categorieën 1, 2 en 3;
b
midgetgolf,
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – midgetgolf’;
c
wonen;
d
vrije
beroepen;
e
tuinen, erven
en verhardingen;
f
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
g
parkeervoorzieningen;
h
groenvoorzieningen;
i
watergangen;
j
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende
bepaling:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
b
Per
bestemmingsvlak is niet meer dan één woning toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Binnen de bestemming ‘Horeca’ is de uitoefening
van een vrij beroep bij de functie wonen toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40% van de woning, met een oppervlakte
van niet meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting
in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
kantoren;
b
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
c
tuinen, erven
en verhardingen;
d
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
watergangen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende
bepaling:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Binnen
de bestemming ‘Maatschappelijk’ is de uitoefening van een vrij beroep in een
bedrijfswoning toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40% van de woning, met een oppervlakte
van niet meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
maatschappelijke
voorzieningen;
b
onzelfstandige horeca;
c
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
d
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e
tuinen, erven en verhardingen;
f
parkeervoorzieningen;
g
groenvoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen.
i
watergangen;
j
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
k
de
instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
l
de
instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende
bepalingen:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
b
Ter plaatse
van de aanduiding 'begraafplaats' mag het bebouwingspercentage van het
bouwperceel niet meer bedragen dan 3%.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ zijn
uitsluitend gebouwen en bouwwerken ten dienste van een begraafplaats
toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het
bepaalde in 12.2.2 sub b en c ten behoeve van een goot- en
bouwhoogte van niet meer dan
Binnen
de bestemming ‘Maatschappelijk’ is de uitoefening van een vrij beroep in een
bedrijfswoning toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40% van de woning, met een oppervlakte
van niet meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
behoud,
bescherming en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische
waarden;
b
waterpartijen;
c
groenvoorzieningen;
d
voorzieningen
voor langzaam verkeer.
Op of
in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die ten dienste staan aan de
in lid 13.1 genoemde functies.
Het is verboden om op de in lid 13.1 bedoelde
gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken
of werkzaamheden uit te voeren:
a
het
egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
b
het vellen en
rooien van houtgewas;
c
het aanleggen
en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van
andere oppervlakteverhardingen;
d
het aanleggen
van boven- en ondergrondse liedingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur;
e
het aanleggen
van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
Het in lid 13.3.1 genoemde verbod geldt niet voor:
a
werken of
werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte
normale onderhoud en beheer;
b
werken of
werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in
uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip
geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk of werkzaamheid dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied, en
hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet wordt
gekomen.
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
sportvoorzieningen;
b
onzelfstandige horeca;
c
tuinen, erven en verhardingen;
d
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
watergangen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende
bepalingen:
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
b
Indien geen
bouwvlak is opgenomen mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet
meer bedragen dan 4%.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Indien op het
bouwperceel een bouwvlak is opgenomen gelden de volgende bepalingen:
1
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
2
De goothoogte
van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goothoogte’ is aangegeven.
3
De bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven.
b
Indien geen
bouwvlak is opgenomen gelden volgende bepalingen:
1
De goothoogte
van een gebouw mag niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
tuinen, erven
en verhardingen;
b
parkeervoorzieningen;
c
watergangen;
d
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers ten
behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende
bepalingen gelden:
a
Voor het
bouwen van erkers aan de voorgevel gelden de volgende bepalingen:
1
De breedte
van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel
van het hoofdgebouw.
2
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw plus
3
De diepte van
de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de voortuin tot
een maximum van
b
Voor het
bouwen van erkers aan de zijgevel gelden de volgende bepalingen:
1
De breedte
van een erker mag niet meer bedragen dan 40% van de breedte van de zijgevel van
het hoofdgebouw.
2
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw plus
3
De diepte van
de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de zijtuin met
een maximum van
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan
Parkeren is toegestaan onder de volgende
voorwaarde:
a
Er mag
uitsluitend voor een bijgebouw of inpandige garage geparkeerd worden, mits de
afstand van het bijgebouw of de inpandige garage tot de voorste perceelsgrens
niet minder bedraagt dan
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
b
parkeervoorzieningen;
c
jongerenontmoetingsplaatsen;
d
abri's;
e
afvalcontainers;
f
groenvoorzieningen;
g
speelvoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
watergangen;
j
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende
bepaling:
a
Er mogen
uitsluitend jongerenontmoetingsplaatsen gebouwd worden.
Voor het bouwen van jongerenontmoetingsplaatsen
gelden de volgende bepalingen:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging,
-aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b
groenvoorzieningen;
c
voorzieningen
voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige
voorzieningen;
d
nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van bruggen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
wonen;
b
vrije
beroepen;
c
bedrijven categorie
1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
d
detailhandel,
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
e
dienstverlening,
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
f
een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf
- garagebedrijf';
g
een kantoor, ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
h
tuinen, erven
en verhardingen;
i
parkeervoorzieningen;
j
watergangen;
k
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
l
de
instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
m
de
instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b
Ter plaatse
van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneen-gebouwde woningen
worden gebouwd.
c
Ter plaatse
van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden
gebouwd.
d
Ter plaatse
van de aanduiding ’twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee-aaneen en vrijstaande
woningen worden gebouwd.
e
Ter plaatse
van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden
gebouwd.
f
De voorgevel
moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
g
In afwijking
van het bepaalde onder f mag de voorgevel ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling
h
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
i
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
j
De afstand
tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:
1
vrijstaande
woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
2
twee-aaneen
gebouwde woningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan
3
aaneengebouwde
woningen alleen bij de eindwoningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan
k
In afwijking
van het bepaalde onder j mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende
bebouwingsregeling
l
Dakterrassen
zijn toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding
'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogtes niet mogen worden
overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a
Bijgebouwen
mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
d
De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten
het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen
hoofdgebouw mag worden opgericht, mag niet meer bedragen dan
e
In afwijking van het bepaalde onder d mag de gezamenlijke oppervlakte aan
bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak
op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht,
indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan
f
Indien de bestaande gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder d en e meer
bedraagt dan respectievelijk
g
Buiten het bouwvlak dient ten minste
h
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
i
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van pergola's mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
van kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten
aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde in verband met:
a
het voorkomen
van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen
gronden;
b
de
stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
c
de
verkeersveiligheid en brandveiligheid.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van het
bepaalde in 18.2.1 onder f ten behoeve van het bouwen van een
hoofdgebouw tot maximaal
b
van het
bepaalde in 18.2.1 onder g ten behoeve van een goothoogte van niet
meer dan
c
van het
bepaalde in 18.2.2 onder b ten behoeve van het bouwen van
bijgebouwen tot in de voorgevelrooilijn, mits het stedenbouwkundig beeld
hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
d
van het
bepaalde in 18.2.2 onder c en d ten behoeve van het bouwen van een grotere
gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden
gelden:
1
De oppervlakte
van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan
2
De gezamenlijke
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
3
De grotere
gezamenlijke oppervlakte dient ruimtelijk inpasbaar te zijn.
Binnen de bestemming
‘Wonen’ is de uitoefening van een vrij beroep toegestaan tot
een oppervlakte van
niet meer dan
verbonden
bijgebouwen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van
het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijgebouwen, met een oppervlakte van niet
meer dan
b
De gebruiker
van de woning oefent deze activiteit uit.
c
Een bedrijf
dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een
inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet
toegestaan.
d
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.1 ten behoeve van detailhandel, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
b
Detailhandel
mag uitsluitend op de begane grond plaats vinden.
c
Er dient
voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de
directe omgeving.
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg,
instandhouding en/of bescherming van ondergrondse leidingen voor gas,
riolering, en waterafvoer.
Op
deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a
Op deze
gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
b
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
c
Ten behoeve
van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag
–met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels-
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt
gemaakt van de bestaande fundering.
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
19.2, met inachtneming van de volgende regels:
a
De bij de
betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.
b
Er wordt geen
onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de
leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op de gronden met de bestemming
‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het aanleggen
van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b
het uitvoeren
van graafwerkzaamheden;
c
het uitvoeren
van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d
het
aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e
het ophogen,
verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in
maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden,
dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale
gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a
De in lid 19.4.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van
een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn
gewaarborgd.
b
Alvorens te
beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid sub 19.4.1 wint
het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een
bovengrondse hoogspanningsverbinding.
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels
is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van
deze gronden, mag op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
19.2, met inachtneming van de volgende regels:
a
De bij de
betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.
b
Er wordt geen
onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de
leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op de gronden met de bestemming
‘Leiding – Hoogspannings-verbinding’ zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;
b
het vellen of
rooien van houtgewas;
c
het ophogen,
bodemverlagen of afgraven.
Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden,
dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale
gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit
bestemmingsplan.
a
De in lid 20.4.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van
een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspannings-verbinding zijn
gewaarborgd.
b
Alvorens te
beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid sub 20.4.1
wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
De voor ‘Waarde – Archeologie
a Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de
andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning
voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt
dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning
zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de
volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in
de bodem kunnen worden behouden;
2
de verplichting
tot het doen van opgravingen;
3
de verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen
kwalificaties.
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en
werkzaamheden meer dan
100 m² bedraagt:
a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten
of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan
wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een
verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de
aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het
oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt
dan als een rapport beschouwd.
De voor ‘Waarde - Archeologie
a Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de
andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning
voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport
blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning
zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de
volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de
bodem kunnen worden behouden;
2
de verplichting
tot het doen van opgravingen;
3
de verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen
kwalificaties.
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en
werkzaamheden meer dan
500 m² bedraagt:
a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten
of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 22.3.1 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over
de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin
de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een rapport
is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit
het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze
werken en werkzaamheden meer dan
5.000 m² bedraagt:
a
het uitvoeren
van grondbewerkingen dieper dan
b
het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen
van leidingen dieper dan
Het in lid 23.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan
wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een
verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 23.3.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de
aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het
oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt
dan als een rapport beschouwd.
De voor ‘Waarde – Archeologie
a
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit
het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen
kwalificaties.
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en
werkzaamheden meer dan
10.000 m² bedraagt:
a
het uitvoeren
van grondbewerkingen dieper dan
b
het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen
van leidingen dieper dan
Het in lid 24.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan
wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een
verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 24.3.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de
aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het
oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt
dan als een rapport beschouwd.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede
bestemd voor:
a
voorzieningen
voor de directe en indirecte kering van het water;
b
aanleg,
instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
c
verhardingen;
d
groenvoorzieningen.
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels
is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van
deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen
worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk
voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een
maximale bouwhoogte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
a
geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
b
het bevoegd
gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de beheerder van de
waterkering.
Het is verboden op de gronden met de bestemming
‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of
te laten uitvoeren:
a
het aanleggen
van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b
het uitvoeren
van graafwerkzaamheden;
c
het uitvoeren
van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d
het aanbrengen
van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e
het ophogen,
verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in
maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 25.4.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden,
dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale
gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit
bestemmingsplan.
a
De in lid 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de
waterkering.
b
Alvorens te
beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder
van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bebouwingsgrenzen en maximale bouwhoogtes mogen
worden overschreden door goten, overstekende daken, ondergeschikte bouwdelen
zoals plinten, pilasters, standleidingen, funderingen, etalagekasten, erkers en
koekoeken, voor het feitelijke gevelvlak tot maximaal
a Gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken
waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 55º. Binnen de toegestane
dakvlakken mag een gebouw ook met een plat dak worden afgedekt en mogen
dakvlakken met een helling van meer dan 55º en rechtopgaande gevelconstructies,
waaronder ook topgevels worden gerealiseerd. Voor dakkapellen, schoorstenen en
andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis mag de maximale
hellingshoek worden overschreden.
b Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a mits het stedenbouwkundig
beeld niet wordt aangetast.
Indien de op het tijdstip van inwerkingtreding van
dit plan bestaande maten van een hoofdgebouw niet voldoen aan de bouwregels ten
aanzien van de maximale afstand tot de voorgevelrooilijn, de minimale afstand
tot de zijdelingse perceelsgrenzen, en/of de maximale goot- en bouwhoogte en/of
de maximale inhoud, dan gelden deze bestaande afwijkende maten als maximaal
danwel minimaal toelaatbaar.
Bestaande bijgebouwen op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan gesitueerd voor de voorgevellijn danwel op een
afstand van minder dan
a Tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald mag op
plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd
eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel
uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen
niet meer bedragen dan
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van
ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of
bijgebouw, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor
de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, en prostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c het gebruik van onbebouwde grond als stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud.
a Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk
gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt
voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van parkeren. Indien een bouwplan daartoe
aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende
mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde
gronden. De parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage Nota parkeernormen zijn
van toepassing.
b Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van de parkeernormen, indien voldaan wordt aan de
voorwaarden zoals opgenomen in de bijlage Nota Parkeernormen.
c Ruimte(n) voor het parkeren van auto’s, voor zover
de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de Nota Parkeernormen (bijlage 2) is
geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander
gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
d
Indien een
bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van
goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan
behorende en daartoe bestemde gronden.
e
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
onder d. Het bevoegd gezag neemt hierbij in onder andere in overweging of:
1
het bouwplan
feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast
dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels;
2
het belang
dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt
aangetast;
3
er op andere
wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien.
Alle gronden zijn tevens bestemd voor evenementen.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding
‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn tevens bestemd voor het beschermen van de
functie van de in het aanliggend gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn
waarde als landschapsbepalend element.
Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding
‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ dienen nieuwe bouwwerken, in afwijking van het
bepaalde in de bestemmingsregels, te voldoen aan de volgende regels:
a
Op een
afstand van minder dan
b
Op een afstand
tussen de
a
Op of in de gronden
ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ is het verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken uit te
voeren:
1
het ophogen
van gronden hoger dan de in lid 29.2.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
2
het beplanten
met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de in lid 29.2.2
aangegeven maximale bouwhoogte;
3
het
aanbrengen van constructies, installaties en apparatuur hoger dan de in lid 29.2.2
aangegeven maximale bouwhoogte.
b
Een omgevingsvergunning
als bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de
uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan
het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door
windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement en hieraan door
het stellen van voowaarden niet of onvoldoende tegemoet gekomen kan worden, in
verband waarmee gehoord wordt de molenbeheerder.
c
Geen omgevingsvergunning
is vereist voor:
1
werken,
behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
2
werken, welke
op het tijstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of
konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel
aangevraagde omgevingsvergunning.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van deze
regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting
van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
b
van deze
regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien
een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c
van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn
voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning
zijnde, met dien verstande dat:
1
de
overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
2
de bouwhoogte
van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw;
3
er geen
bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
d
van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten
behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per
gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte
niet meer dan
e
van deze
regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouw-werken, geen
gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve
van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve
van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan
3
ten behoeve
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
f
van deze
regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten
behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor
plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,
lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1
de maximale
oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het
betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2
de bouwhoogte
niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het
betreffende gebouw.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 28.1 onder b en toe te staan dat een (vrijstaand) bijgebouw of een tijdelijke woonunit bij een (bedrijfs-/dienst)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Er bestaat
aantoonbare behoefte aan mantelzorg, dan wel de mantelzorgbehoeven-de(n) is
(zijn) ouder dan 70 jaar. De behoefte aan mantelzorg kan worden aangetoond door
middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
b
Voorzieningen
die het bijgebouw geschikt maken voor bewoning mogen slechts aanwezig zijn
gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden
nadat bewoning van het bijgebouw is beëindigd.
c
De tijdelijke
woonunit mag slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt
verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd.
d
De bouwhoogte
van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan
e
Bewoning van
het bijgebouw of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de mantelzorgbehoefte
is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende
zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het
bijgebouw of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de
mantelzorgbehoefte is komen te vervallen.
f
Het bijgebouw
is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet
meer dan
g
De oppervlakte
ten behoeve van mantelzorg in een bijgebouw bedraagt niet meer dan
h
De bewoning in
het kader van mantelzorg vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijgebouw.
i
Het gebruik van
een bijgebouw of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige
aantasting van de omgeving en belangen van derden.
j
Er bestaan geen
milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van het bijgebouw of woonunit
voor bewoning, waarbij rekening moet worden gehouden met aspecten zoals
veiligheid, geluid en milieu.
k
Het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de
aanwezige landschapswaarden, gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet
hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning,
verleend op grond van 30.2.1 in, indien de bij het
verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van
mantelzorg niet meer aanwezig is.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige
logiesaccommodaties bij een (bedrijfs-/dienst)woning, indien wordt voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a
Afwijking is
niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen een horecabestem-ming.
b
De
accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of
maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal
8 personen tegelijkertijd per nacht.
c
De aanvrager
is verplicht een nachtregister bij te houden.
d
Permanent
verblijf is niet toegestaan.
e
Het gebouw
waarop de aanvraag betrekking heeft betreft de woning zelf of staat vast aan de
woning.
f
In afwijking
van het bepaalde onder e kan ook een omgevingsvergunning verleend worden voor
het gebruik van bijgebouwen als kleinschalige logiesaccommodaties, indien het
gaat om Gemeentelijke of Rijksmonumenten.
g
De
woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden.
h
Aangetoond
dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het
openbaar gebied.
i
De
landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het
gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een
gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit
hierover om advies gevraagd.
j
De omgevingsvergunning
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
k
De
omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van
omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
l
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de woning voor
kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de
specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de exploitatie van een theetuin en kleinschalige dagrecreatie bij een (bedrijfs-/dienst)woning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Afwijking is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen de bestemming 'Horeca'.
b
De omvang van het terras, veranda e.d. ten
behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag niet meer bedragen
dan
c Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit.
d
De oppervlakte aan uitstalruimte voor verkoop
ten behoeve van de theetuin bedraagt niet meer dan
e
Ten behoeve van slechtweervoorzieningen en/of
sanitaire voorzieningen mag maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning
en de daarbij behorende bijgebouwen worden gebruikt voor de bedrijfsmatige
activiteiten, tot een maximum oppervlakte van
f De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
g Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
h De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
i Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
j De omgevingsvergunning levert geen onevenredig nadelige gevolgen op voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
k De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
l Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden bij de woning voor een theetuin en kleinschalige dagrecreatie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak.
b Gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
c
De oppervlakte van het kampeerterrein mag niet
meer bedragen dan
d Het aantal staanplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
e Stacaravans zijn niet toegestaan.
f Kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van periode 1 maart tot en met 31 oktober.
g Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
h De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
i Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
j De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
k Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
l De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
m Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden als kampeerterrein, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de bouw van een carport bij een woning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De carport mag uitsluitend worden gebouwd binnen de bestemming Wonen en/of de bestemming Tuin.
b De carport mag niet worden gebouwd vóór de voorgevel.
c De bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
d
De oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen
dan
e De carport mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersveiligheid en dient te passen binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ te veranderen of te verwijderen indien de lpg-cirkel wijzigt of indien het aanwezige vulpunt wordt beëindigd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde -
Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen
vervallen of toe te kennen, indien dit op basis van archeologisch onderzoek
gewenst is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan
te wijzigen om detailhandel of horeca toe te staan, indien aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte
binnen het openbaar gebied veroorzaken.
b
De
landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het
gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een
gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit
hierover om advies gevraagd.
c
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
d
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
e
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de voor detailhandel
of horeca, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke
omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
f
Horeca in
categorie 4 is niet toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming van de gronden langs de bestemming ‘Water’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
b Wijziging is noodzakelijk vanuit waterhuishoudkundig belang.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Het aantal
woningen mag niet meer bedragen dan 2.
b
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
c
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
d
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
e
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen.
f
De woningbouw
dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Het nabij
gelegen bedrijf is beëindigd waardoor er geen geurcirkel meer ligt over het
wijzigingsgebied.
b
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
c
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
d
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
e
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen.
f
De woningbouw
dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Het aantal
woningen mag niet meer bedragen dan 2.
b
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
c
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
d
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
e
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen.
f
De woningbouw
dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
b
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
c
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
d
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen.
e
De woningbouw
dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
b
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het karakter van de wijk of buurt.
c
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
d
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen.
e
Het agrarisch
bouwvlak ter plaatse dient te worden verwijderd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter
plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
a
Aangetoond
dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling
van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de
parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
b
De wijziging
mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en
doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
c
De wijziging
heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende
(agrarische) bedrijven of voor woningen.
d
Er bestaan
geen milieuhygiënische belemmeringen
e
De woningbouw
dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het
gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten
aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het bouwen
bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f
de ruimte
tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere
wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a
Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
c
Indien het
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kom Afferden.
Rosmalen, februari 2012 vastgesteld: 16 februari 2012
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Algemene regels parkeren