Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied herziening Laarstraat 9
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0225.BPbgblaarstraat9-1102

Artikel 3 Bedrijf


 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 

  1. niet agrarische bedrijven en inrichtingen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'Agrarisch loonbedrijf' is een agrarisch loonbedrijf toegestaan;:
  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'Bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'Opslag' is opslag van stamhout in diverse vormen toegestaan tot een maximale hoogte van 5 m en met een maximale oppervlakte van 5000 m2;
  5. een gebruik voor (detail)handel, als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte goederen, uitsluitend op het bouwperdeel, overeenkomstig de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' ;
  6. praktijk- en kantoorruimte ten behoeve van aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het oppervlak maximaal 80 % bedraagt van het begane grondoppervlak van de woning (inclusief de met hoofdgebouw verbonden bijgebouwen), met een maximum van 45 m2 , waarbij zowel de woning als het bijgebouw voor dit doel mag worden gebruikt;
 
een en ander met bijbehorende bebouwing, ontsluitings-groen- en parkeervoorzieningen en (on)bebouwde terreinen en met dien verstande dat prostitutiebedrijven niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
  1. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    1. bedrijfgebouwen met een maximale hoogte van 9 m en een maximaal bebouwd oppervlakte van 2200 m2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'Bedrijfswoning' mag worden gebouwd:
    1. één bedrijfswoning als bedoeld in artikel 3.1 lid c met een maximale inhoud van 800 m3;
    2. bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen met een maximale hoogte en goothoogte van 6 m respectievelijk 3 m en een maximale oppervlakte van 50 m2, dan wel in geval van een grotere oppervlakte de bestaande oppervlakte; 
  3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals, zoals terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de geluidswal op de scheidslijn met Laarstraat 7 2,5 m en de hoogte van verlichting en bedrijfsinstallaties maximaal 6 m mag bedragen;
  4. verharding boven de voor dit bestemmingsplan afgestemde maximale totale hoeveelheid verharding te weten 5820 m2 dient in overleg met het waterschap gecompenseerd te worden in de vorm van de aanleg van extra opvangcapaciteit;
  5. op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, de gebouwen moeten daarbinnen worden opgericht.



 

3.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan:
 
  1.  met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is om:
    1. de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen;
  2. met betrekking tot de situering en maatvoering van bijgebouwen ten behoeve van een dienstwoning, voor zover deze bijgebouwen zijn geprojecteerd op een afstand van meer dan 50 m gemeten uit het hoofdgebouw en zulks nodig is om:
    1. de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied te beschermen;
    2. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen. de situering en maatvoering van bijgebouwen, voor zover deze bijgebouwen zijn geprojecteerd op een afstand van meer dan 50 m gemeten uit het hoofdgebouw en zulks nodig is om:
    3. de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied te beschermen;
    4. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:
 
  1. van het bepaalde in 3.2 sub a, lid 1 ten behoeve van het per perceel eenmalig toestaan van een grotere bebouwde oppervlakte mits:
    1. de bedrijfseconomische noodzaak voor deze grotere oppervlakte is aangetoond;
    2. de vergroting van de oppervlakte maximaal 10% van de in artikel 3.2 sub a, lid 1 genoemde oppervlakte mag bedragen, met dien verstande dat een vergroting met maximaal 20% toelaatbaar is, tot een maximum vergroting van 375 m2;
    3. de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf niet onevenredig toeneemt;
    4. het plan uitvoerbaar is, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid;
    5. de omvang van extra verharding boven de nu toegestane 5820 m2  in overleg met het waterschap gecompenseerd te worden in de vorm van de aanleg van extra opvangcapaciteit;
  2. van het bepaalde in 3.2 sub b, lid 1 voor het vergroten van de inhoud van bedrijfswoningen met maximaal 10% tot een maximum van 100 m3, een en ander met dien verstande dat de hoogte niet meer gaat bedragen dan 9 m en het aantal dienstwoningen niet toeneemt;
  3. van het bepaalde in 3.2 sub c ten behoeve van bedrijfsinstallaties tot een hoogte van maximaal 10 m, mits:
    1. het beoogde stedenbouwkundige beeld alsmede de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    2. een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied;
  4. van het bepaalde in 3.2 sub b, lid 2 voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen tot maximaal 75 m2, mits aangetoond wordt dat de vergroting noodzakelijk is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. seksinrichtingen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft:
  1. het toestaan van de vestiging van andere bedrijven dan blijkens de functie-aanduiding op de verbeelding is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het bedrijf is genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel, indien het bedrijf niet in deze Staat is genoemd;
    2. het bedrijf voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk kan worden gesteld aan een bedrijf behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    3. de aard en de activiteiten van het bedrijf ook overigens niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  2. het vergroten van de toegestane oppervlakte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    1. de uitbreiding maximaal 50% bedraagt van de in artikel 3.2 sub a, lid 1 aangegeven maximum bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer dan 250 m2 mag bedragen;
      1. wordt aangetoond dat de uitbreiding uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is en een verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein niet mogelijk is; de uitbreiding gelet op de aard en de schaal passend is bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving;
      2. de uitbreiding niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van het omliggende landschap.
      3. de omvang van extra verharding boven de nu toegestane hoeveelheid van 5820 m2 in overleg met het waterschap gecompenseerd wordt met de aanleg van extra opvangcapaciteit.