Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Deest-Zuid
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0225.BPdeedeestzuid-1001

Artikel 7 Woongebied - 2


7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen met daaraan ondergeschikt de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  2. erven en tuinen;
  3. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
  4. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  5. openbaar vervoer voorzieningen;
  6. water- en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde.


7.2 Bouwregels

7.2.1

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd. Voor het bouwen van woningen c.q. hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse aangeduide aantal;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale goothoogte. De toegestane goothoogte heeft betrekking op de belangrijkste gootlijn en niet op ondergeschikte dakvlakken, zoals wolfseinden of de afdekking van dakkapellen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte;
  4. de dakhelling mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale dakhelling;
  5. van een bouwperceel mag niet meer worden bebouwd dan het ter plaatse aangeduide maximum bebouwingspercentage;
  6. binnen deze bestemming moeten woningen vrijstaand worden gebouwd;
  7. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 4 meter en maximaal 7 meter;
  8. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 4 meter.  

7.2.2

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 6,5 meter bedragen;
  2. de totale oppervlakte van aan- en bijgebouwen tezamen per bouwperceel mag niet meer dan 70 m2 bedragen, waarvan maximaal 12 m2 voor een hok voor kleine huisdieren met een maximale hoogte van 3 meter, een en ander met dien verstande dat het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer dan 50% mag bedragen;
  3. aan- en bijgebouwen mogen alleen minimaal 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het denkbeeldige verlengde hiervan, worden opgericht;
  4. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt tenminste 2,5 meter.

7.2.3

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.

7.2.4

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  2. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

7.2.5

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone’ mogen geen woningen of andere gevoelige functies worden gerealiseerd.


7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en maatschappelijke kwaliteit;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. uit het oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1

Gebruik van ruimten binnen de woning of in bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden bedrijvigheid, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt is aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m2 wordt gebruikt voor bedoelde bedrijvigheid;
  2. degene die de bedoelde bedrijvigheid uitoefent, is tevens de bewoner van de woning;
  3. de bedrijvigheid levert geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen bedrijvigheid mag plaatsvinden die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
  4. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende bedrijvigheid dat ten gevolge daarvan de noodzaak bestaat tot het nemen van aanvullende verkeersmaatregelen, waaronder het realiseren van extra parkeervoorzieningen in de publieke ruimte;
  5. de bedrijvigheid heeft geen publieksgericht karakter;
  6. detailhandel vindt uitsluitend plaats als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden-bedrijvigheid.