Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Deest Ontzanding
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0225.BPdeeontzanding-1002

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Verbodsbepaling
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, op de in deze bestemming bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
8.2.2 Uitzondering
Het verbod, als bedoeld in artikel 8 lid 2.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. de werken en/of werkzaamheden zijn gericht op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
8.2.3 Toetsingskader
  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in artikel 8 lid 2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in artikel 8 lid 2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, mits aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 
8.2.4 Raadplegen deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 2.1, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.2.5 Waarnemingsbevoegdheid
In geval van het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 2.1 is het aan de gemeente Druten of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het verkleinen of opheffen van het bestemmingsvlak met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ indien:
  1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.