Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Druten - Oost" van de

gemeente Druten

 

 

 

 

 

Opdrachtgever:

 

Gemeente Druten

Postbus 1

6650 AA  Druten

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

Barendrecht

 

 

Barendrecht, juli 2010

 


Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1                                       Inleidende regels

                               Artikel 1              Begrippen

                               Artikel 2              Wijze van meten

                              

Hoofdstuk 2                                       Bestemmingsregels

 

Paragraaf 2.1                                    Bestemmingen

                               Artikel 3              Agrarisch

                               Artikel 4              Groen

                               Artikel 5              Groen – met waarden

                               Artikel 6              Verkeer

                               Artikel 7              Water

 

Paragraaf 2.2                                    Uit te werken bestemmingen

 

                               Artikel 8              Wonen-1 Uit te werken bestemming

                               Artikel 9              Wonen-2 Uit te werken bestemming

                               Artikel 10            Wonen-3 Uit te werken bestemming

                               Artikel 11            Wonen-4 Uit te werken bestemming

 

Paragraaf 2.3                                    Dubbelbestemmingen

                               Artikel 12            Waarde – Archeologie 2

                               Artikel 13            Waarde – Archeologie 4

                               Artikel 14            Waterstaat – Waterkering - beschermingszone

                               Artikel 15            Waterstaat – Waterkering - buitenbeschermingszone

 

Hoofdstuk 3                                       Algemene regels

                               Artikel 16            Anti – dubbeltelbepaling

                               Artikel 17            Algemene aanduidingsregels

                               Artikel 18            Algemene ontheffingsregels                                                                   

                               Artikel 19            Algemene wijzigingsregels

                              

Hoofdstuk 4                                       Overgangs- en slotregels                                                                                                                                                                                                                                                                     

                               Artikel 20            Overgangsrecht                                                                                    

                               Artikel 21            Slotregel                                                                                              


Hoofdstuk 1                    Inleidende regels

 

Artikel 1                         Begrippen

                                      In dit plan wordt verstaan onder:

 

a.       Plan

          Het bestemmingsplan "Druten - Oost" van de gemeente

          Druten.

 

b.       Bestemmingsplan

          De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0225.BPdruoost-1002.

 

c.       Aanduiding

          Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

d.       Aanduidingsgrens

          De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

e.       Bebouwing

          Een of meer bouwwerken en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

f.        Bebouwingspercentage

          Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel c.q. bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

 

g.       Beroepsuitoefening aan huis

          De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving.

 

h.       Bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

i.        Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

j.        Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

k.       Bouwgrens

          De grens van een bouwvlak.

 

l.        Bouwperceel

          Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

m.      Bouwperceelgrens

          De grens van een bouwperceel.

 

n.       Bouwvlak

          Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

 

o.       Bouwwerk

          Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

p.       Bijgebouw

          Een gebouw, behorende bij een woning op hetzelfde bouwperceel al dan niet aan die woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf, garagebox of uitbreiding van de woning.

 

q.       Dure/middeldure/goedkope woning

          Categorisering van woningen zoals vastgelegd in de Woonvisie van de provincie Gelderland.

 

r.        Gebouw

          Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

s.       Meergezinswoning/ gestapelde woning                                      

          Een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

 

t.        Peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.                                                                                           

                                                                                                                                             

u.      Straatmeubilair

          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

 

v.       Voorgevellijn                                                                                

          De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

 

w.      Voorperceelsgrens

          De grens van een perceel die naar de weg is toegekeerd.

         

x.      Vrij beroep                                                                                   

          De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

y.       Woning

                                               Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                         Wijze van meten

                                      Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

                                      a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.             

 

b.       De breedte en diepte van een gebouw                                        

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

 

c.       De goothoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De inhoud van een bouwwerk

          Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

f.        De oppervlakte van een bouwwerk

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.                                                   


Hoofdstuk 2                    Bestemmingsregels

Paragraaf 2.1                 Bestemmingen

 

Artikel 3                         Agrarisch

          Bestemmingsomschrijving

                             1.       De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a agrarisch grondgebruik, niet zijnde tuinbouw;

b voorzieningen voor langzaamverkeer;

c tuinen, erven en verhardingen;

d groenvoorzieningen;

e watergangen;

f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

          Bouwregels

2.       Gebouwen

          Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

          Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a        De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b        De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

Ontheffing van de bouwregels

4.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van melkstallen en schuilgelegenheden, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a        De inhoud mag niet meer bedragen dan 150 m³.

b        De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,8 m.

c        De afstand van een gebouw tot het hart van elke weg mag niet minder bedragen dan 25 m.

 


Artikel 4                         Groen

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, watervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, sirenemasten, bouwwegen, hondenuitlaatplaatsen en inritten.

                                              

          Bouwregels

2.       Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m, uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Specifieke gebruiksregels

3.       Onverminderd het bepaalde in dit artikel is het niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - spuitzone” gevoelige functies te realiseren, behoudens indien voor de realisering van de gevoelige functie ontheffing van burgemeester en wethouders is verkregen. Ontheffing mag pas worden verleend nadat uit nader milieutechnisch onderzoek blijkt dat de milieubelemmeringen zijn opgeheven.

4.       Bij toepassing van de in lid 3 bedoelde bevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 


Artikel 5                         Groen – Met waarden

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Groen – Met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       behoud, bescherming en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;

b.       semi-agrarische doeleinden in de vorm van weide- en grasland een en ander met bijbehorende andere-bouwwerken;

c.       groenvoorzieningen;

                                              

          Bouwregels

2.       Op de voor Groen – Met waarden bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

          Aanlegvergunning

3.       Het is verboden om op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de navolgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;

b.       het vellen en rooien van houtgewas;

c.       het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

d.       het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e.       het aanleggen van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.

 

4.       Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk of werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied, en hier  door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet wordt gekomen.     

5.       Het in lid 3, opgenomen verbod geldt niet voor:

a.       andere werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

b.       andere werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 


Artikel 6                         Verkeer

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor ontsluitingswegen, verkeersruimte met de daarbij behorende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water, watervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sirenemasten en hondenuitlaatplaatsen, alsmede voor een duiker ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – duiker’.

 

          Bouwregels

2.       Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder in elk geval straatmeubilair is begrepen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m, uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Specifieke gebruiksregel

3.       Als verboden gebruik wordt in elk geval aangemerkt de verkoop en opslag van motorbrandstoffen.

4.       Onverminderd het bepaalde in dit artikel is het niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - spuitzone” gevoelige functies te realiseren, behoudens indien voor de realisering van de gevoelige functie ontheffing van burgemeester en wethouders is verkregen. Ontheffing mag pas worden verleend nadat uit nader milieutechnisch onderzoek blijkt dat de milieubelemmeringen zijn opgeheven.

5.       Bij toepassing van de in lid 4 bedoelde bevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 


Artikel 7                        Water

 

          Bestemmingsomschrijving

1.       De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen, watergangen, waterberging, waterbeheersing, oeververbindingen, kunstwerken en bouwwegen. 

 

                                      Bouwregels

2.       Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder in elk geval vlonders, aanlegsteigers, duikers en bruggen zijn begrepen, tot een maximale hoogte van 2 m.

 


Paragraaf 2.2                 Uit te werken bestemmingen

 

Artikel 8                         Wonen-1 Uit te werken bestemming

 

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

1.       De voor Wonen-1 Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gestapelde en grondgebonden woningen met parkeervoorzieningen, tuinen en erven;

b.       bijgebouwen ten dienste van de onder a. bedoelde woningen;

c.       groen en water met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;

d.       verkeersruimte in de vorm van woonstraten, woonpaden, voet- en fietspaden, calamiteitenontsluitingen, parkeervoorzieningen met bijbehorend straatmeubilair en sirenemasten;

e.       nutsvoorzieningen;

f.        hondenuitlaatplaatsen.

 

          Uitwerkingsregels

2.       Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

a.       het aantal woningen bedraagt minimaal/maximaal 150/210

b.       de volgende parkeernormen worden toegepast:

          voor goedkope woningen minimaal 1,5

          parkeerplaats per woning;

          voor middeldure woningen minimaal 1,8

          parkeerplaats per woning;

          voor dure woningen minimaal 2,0

          parkeerplaats per woning.

 

          Bouwregels

3.       Op de tot Wonen-1 Uit te werken bestemming bestemde gronden mogen uitslui­tend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

 

          Woningen

a.       de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 12 m;

b.       de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 15 m;        

c.       de grondgebonden woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt;

d.       in afwijking van het bepaalde onder c. mogen grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduiding ‘plat dak’ worden afgedekt met een plat dak;

         

Bijgebouwen

e.       bijgebouwen mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van een entree en erkers, mits:

          1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m

             bedraagt;

          2. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,5 m

             en van een entree niet meer dan 2 m;

          3. de breedte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

          4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

f.        vrijstaande bijgebouwen behorende bij halfvrijstaande of vrijstaande woningen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd; Voor overige vrijstaande bijgebouwen bedraagt deze afstand 1,5 m.

g.       het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen per  woning mag ten hoogste bedragen:

1.       70 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1000 m2;

2.       100 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2 .

h.       de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m;

          de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 


Nutsvoorzieningen

i.        de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;

j.        de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

k.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Voorlopig bouwverbod

          Zolang en voor zover de in lid 2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

Nadere eisen

4.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-         het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;

          -         de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

          -        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.       Nadere eisen zoals bedoeld in lid 4 kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

6.       Bij toepassing van de in lid 4 en lid 5 bedoelde bevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen nadere eis mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

          Ontheffingsbevoegdheid

7.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er mag geen sprake zijn van verkeersaantrekkende werking dan wel van ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu in de buurt. Alvorens ontheffing kan worden verleend dient een parkeertoets te zijn uitgevoerd met een positief resultaat. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

 

 

         


Artikel 9                         Wonen-2 Uit te werken bestemming

 

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

                       1.             De voor Wonen-2 Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       twee aaneen geschakelde en  vrijstaande woningen met parkeervoorzieningen, tuinen en erven;

b.       bijgebouwen ten dienste van de onder a. bedoelde woningen;

c.       groen en water met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;

d.       verkeersruimte in de vorm van woonstraten, woonpaden, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen met bijbehorend straatmeubilair en sirenemasten;

e.       nutsvoorzieningen;

f.        hondenuitlaatplaatsen.

 

          Uitwerkingsregels

2.       Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

a.       het aantal vrijstaande woningen bedraagt maximaal 10 dan wel het aantal twee aaneen geschakelde woningen bedraagt maximaal 14;

         b.        de volgende parkeernorm wordt toegepast:

          minimaal 2,0 parkeerplaats per woning.

 

          Bouwregels

3.       Op de tot Wonen-2 Uit te werken bestemming bestemde gronden mogen uitslui­tend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

         

          Woningen

a.       de bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste 12 m;

b.       de woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt.

 

Bijgebouwen

c.       bijgebouwen mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van een entree en erkers, mits:

          1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m

              bedraagt;

          2. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,5 m

               en van een entree niet meer dan 2 m;

          3. de breedte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

          4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

d.       vrijstaande bijgebouwen behorende bij twee aaneen geschakelde of vrijstaande woningen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

e.       het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen per  woning mag ten hoogste bedragen:

1.   70 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1000 m2;

2.       100 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2 .

f.        de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m;

          de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 

Nutsvoorzieningen                                                                                                                                                                                                                                                  

g.       de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;

h.       de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

i.        de bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst bedraagt niet meer dan 8 m uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Voorlopig bouwverbod

          Zolang en voor zover de in lid 2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

         

          Nadere eisen

4.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-         het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;

          -         de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

          -        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.       Nadere eisen zoals bedoeld in lid 4 kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

6.       Bij toepassing van de in lid 4 en lid 5 bedoelde bevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen nadere eis mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

          Ontheffingsbveoegdheid

7.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er mag geen sprake zijn van verkeersaantrekkende werking dan wel van ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu in de buurt. Alvorens ontheffing kan worden verleend dient een parkeertoets te zijn uitgevoerd met een positief resultaat. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

Artikel 10                      Wonen-3 Uit te werken bestemming

 

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

1.       De voor Wonen-3 Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gestapelde en grondgebonden woningen met parkeervoorzieningen, tuinen en erven;

b.       bijgebouwen ten dienste van de onder a. bedoelde woningen;

c.       groen en water met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;

d.       verkeersruimte in de vorm van woonstraten, woonpaden, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen met bijbehorend straatmeubilair en sirenemasten;

e.       nutsvoorzieningen;

f.        hondenuitlaatplaatsen.

 

          Uitwerkingsregels

2.       Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

a.       het aantal woningen bedraagt minimaal/maximaal 50/60

b.       de volgende parkeernormen worden toegepast:

          voor goedkope woningen minimaal 1,5

          parkeerplaats per woning;

          voor middeldure woningen minimaal 1,8

          parkeerplaats per woning;

          voor dure woningen minimaal 2,0

          parkeerplaats per woning.

 

          Bouwregels

3.       Op de tot Wonen-3 Uit te werken bestemming bestemde gronden mogen uitslui­tend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

         

 

 

Woningen

a.       de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 12 m;

b.       de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 18 m;        

c.       de grondgebonden woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt.

 

Bijgebouwen

d.       bijgebouwen mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van een entree en erkers, mits:

          1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m

              bedraagt;

          2. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,5 m

              en van een entree niet meer dan 2 m;

          3. de breedte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

          4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

e.       vrijstaande bijgebouwen behorende bij halfvrijstaande of vrijstaande woningen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd; Voor overige vrijstaande bijgebouwen bedraagt deze afstand 1,5 m.

f.        het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen per  woning mag ten hoogste bedragen:

3.       70 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1000 m2;

4.       100 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2 .

g.       de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m;

          de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 

Nutsvoorzieningen

h.       de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;

i.        de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

j.        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Voorlopig bouwverbod

          Zolang en voor zover de in lid 2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

             

Nadere eisen

4.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-         het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;

          -         de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

          -        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.       Nadere eisen zoals bedoeld in lid 4 kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

6.       Bij toepassing van de in lid 4 en lid 5 bedoelde bevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen nadere eis mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

          Ontheffingsbevoegdheid

7.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er mag geen sprake zijn van verkeersaantrekkende werking dan wel van ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu in de buurt. Alvorens ontheffing kan worden verleend dient een parkeertoets te zijn uitgevoerd met een positief resultaat. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

 

         


Artikel 11                       Wonen-4 Uit te werken bestemming

 

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

1.       De voor Wonen-4 Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

                              a.      gestapelde en grondgebonden woningen met parkeervoorzieningen, tuinen en erven;

b.       bijgebouwen ten dienste van de onder a. bedoelde woningen;

c.       groen en water met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst;

d.       verkeersruimte in de vorm van woonstraten, woonpaden, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen met bijbehorend straatmeubilair en sirenemasten;

e.       nutsvoorzieningen;

f.        hondenuitlaatplaatsen.

 

          Uitwerkingsregels

2.       Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

a.       het aantal woningen bedraagt minimaal/maximaal 160/180

b.       de volgende parkeernormen worden toegepast:

          voor goedkope woningen minimaal 1,5

          parkeerplaats per woning;

          voor middeldure woningen minimaal 1,8

          parkeerplaats per woning;

          voor dure woningen minimaal 2,0

          parkeerplaats per woning.

 

          Bouwregels

3.       Op de tot Wonen-4 Uit te werken bestemming bestemde gronden mogen uitslui­tend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

         

 

 

Woningen

a.       de bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt ten hoogste 12 m;

b.       de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 15 m;        

c.       de grondgebonden woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt.

 

Bijgebouwen

d.       bijgebouwen mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van een entree en erkers, mits:

          1.  de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m

               bedraagt;

          2.  de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,5 m

               en van een entree niet meer dan 2 m;

          3.   de breedte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

          4.   de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

e.       vrijstaande bijgebouwen behorende bij halfvrijstaande of vrijstaande woningen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd; Voor overige vrijstaande bijgebouwen bedraagt deze afstand 1,5 m.

f.        het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen per  woning mag ten hoogste bedragen:

5.       70 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1000 m2;

6.       100 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2 .

g.       de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m;

          de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 

Nutsvoorzieningen

h.       de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;

i.        de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m;

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

j.        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m uitgezonderd een sirenemast waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

 

          Voorlopig bouwverbod

          Zolang en voor zover de in lid 2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit lid ontheffing verlenen op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

           

          Nadere eisen

4.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-         het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;

          -         de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

          -        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.       Nadere eisen zoals bedoeld in lid 4 kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

6.       Bij toepassing van de in lid 4 en lid 5 bedoelde bevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen nadere eis mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 

          Ontheffingsbevoegdheid

7.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er mag geen sprake zijn van verkeersaantrekkende werking dan wel van ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu in de buurt. Alvorens ontheffing kan worden verleend dient een parkeertoets te zijn uitgevoerd met een positief resultaat. Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.                                                                                           

8.       Onverminderd het bepaalde in dit artikel is het niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - spuitzone” gevoelige functies te realiseren, behoudens indien voor de realisering van de gevoelige functie ontheffing van burgemeester en wethouders is verkregen. Ontheffing mag pas worden verleend nadat uit nader milieutechnisch onderzoek blijkt dat de milieubelemmeringen zijn opgeheven.

9.       Bij toepassing van de in lid 8 bedoelde bevoegdheid worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

 


Paragraaf 2.3                 Dubbelbestemmingen

 

Artikel 12                       Waarde – Archeologie 2

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

1.       De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

                                     

                         2.          Bouwregels

a.       Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b        Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

          1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

          2 De verplichting tot het doen van opgravingen.

          3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

3.       Aanlegvergunning

          Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a        het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van

          oppervlakteverhar-dingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b        het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c        het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

4.       Uitzonderingen

          Het in lid 3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a        het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b        reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.       Toelaatbaarheid

a        De in lid 3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b        Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c        Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.


 Artikel 13                      Waarde – Archeologie 4

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

1.       De voor Waarde – Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

                                     

                         2.          Bouwregels

a.       Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10000 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

b        Indien uit het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

          1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

          2 De verplichting tot het doen van opgravingen.

          3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

3.       Aanlegvergunning

          Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a        het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van

          oppervlakteverhar-dingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b        het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c        het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

4.       Uitzonderingen

          Het in lid 3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a        het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b        reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.       Toelaatbaarheid

a        De in lid 3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b        Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

c        Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.


Artikel 14                        Waterstaat – Waterkering - beschermingszone

                                     

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

                              1.                                                                                                             De voor waterstaat – waterkering - beschermingszone aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.

                                     

                                      Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.       uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;

b.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

 

Ontheffing van bouwregels

   3.    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 met inachtneming van de volgende regels:

a.       ontheffing kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;

b.       voordat een besluit over ontheffing wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, dat verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.

 

Specifieke gebruiksregels

                                  4.  a.       de regels van de dubbelbestemming gelden primair ten

opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.


b.       de regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

 

                             

 

                           

 


Artikel 15                       Waterstaat – Waterkering - buitenbeschermingszone

                                     

                                      Bestemmingsomschrijving                                                                 

                              1.                                                                                                             De voor waterstaat – waterkering - buitenbeschermingszone aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.

                                     

                                      Bouwregels

2.       Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.       uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;

b.       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

 

Ontheffing van bouwregels

   3.    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 met inachtneming van de volgende regels:

a.       ontheffing kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;

b.       voordat een besluit over ontheffing wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, dat verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.

 

Specifieke gebruiksregels

                                  4.  a.       de regels van de dubbelbestemming gelden primair ten

opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.


b.       de regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.


Hoofdstuk 3                    Algemene regels

 

Artikel 16                        Anti-dubbeltelbepaling

                                      Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 17                        Algemene Aanduidingsregels

          Vrijwaringszone – straalpad 2

          Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsomschrijvingen behorende bij de betreffende bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad 2, mag de bouwhoogte van de betreffende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 37 m.

 

 


Artikel 18                        Algemene ontheffingsregels

1.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a.       maximale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel omschreven in de regels, mits de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10% en de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;

b.       de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;

c.       de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:

1.       de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 35 m2;

2.       de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 4 m;

2.       De ontheffingsbevoegdheden als bedoeld in lid 1 zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de in lid 1 genoemde situaties ontheffingsbevoegdheden bestaan.

3.       Bij toepassing van de in lid 1 bedoelde ontheffingsbevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen ontheffing mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.

.        


Artikel 19                       Algemene wijzigingsregels

          Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% mag worden gewijzigd, indien hierdoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.          


Hoofdstuk 4                    Overgangs- en slotregels

 

Artikel 20                       Overgangsrecht

 

          Overgangsrecht bouwwerken

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

          Overgangsrecht gebruik

1.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21                       Slotregel

                                      Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Druten - Oost van de gemeente Druten.