Artikel 7     Algemene afwijkingsregels

 

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.       de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;

b.      de bestemmingsregels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:

1.  de antenne niet kan worden geplaatst op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;

2.  de antenne wordt geplaatst in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;

3.  de mast radiografisch noodzakelijk is;

4.  de hoogte van een mast, inclusief antenne, ten hoogste 40 m zal bedragen;

5.  is aangetoond dat er geen verstoring van de radar plaatsvindt; dit radarverstoringsonderzoek moet worden uitgevoerd indien de mast binnen 15 nautische mijlen (circa 28 km) van de radar wordt geplaatst en de mast hoger is dan 45 m boven de maaiveldhoogte ter plaatse van de radar (40 m);

6.  het aantal masten binnen de gemeente niet meer bedraagt dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit conform het Plaatsingsplan, zoals vastgesteld door het Rijk, de VNG en de gezamenlijke mobiele telefoonaanbieders;

7.  is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.