direct naar inhoud van 5.2 Water
Plan: Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLAchthLstrZz10-BP20

5.2 Water

Watertoets en waterbeheer

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf, de verbeelding en de planregels. Vervolgens zijn de opmerkingen van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid

Nationaal Bestuursakkoord Water (2003)

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen het rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).

Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee (2003)

In 2003 hebben de waterbeheerders op Goeree-Overflakkee gezamenlijk het Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee opgesteld. Hierin wordt een ruimtelijke visie voor de lange termijn (tot 2050) gegeven op de structuur en het gebruik van het watersysteem. Op basis van een watersysteemanalyse zijn er een aantal knelpunten benoemd. Aansluitend zijn vervolgprojecten geformuleerd om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Het is duidelijk geworden dat in het grondgebruik rekening moet houden met de eisen die het watersysteem daaraan stelt. Het waterstructuurplan is niet alleen bestemd voor de waterbeheerders, maar ook voor instanties die indirect met waterbeheer te maken hebben (gemeenten / provincie / landbouworganisaties / natuurbeheerders). Deze instanties zijn dan ook intensief betrokken geweest bij het opstellen van het waterstructuurplan. Het ISGO, de vier gemeenten en het waterschap Hollandse Delta zijn in 2006 gestart met het opstellen van een Eilandelijk waterplan Goeree-Overflakkee, het plan is in 2008 vastgesteld.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Huidige situatie

De oorspronkelijke bodem bestaat uit kalkrijke zeekleigronden. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt 0,4 tot 0,8 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) dieper dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt (www.bodemdata.nl). De kwelstroom in het plangebied bedraagt 0 tot 0,25 mm/dag en de chloridenconcentraties van de kwel binnen het plangebied variëren van 500 tot 4.000 mg/l, dit betekent dat de kwel zoet tot brak is.

De bebouwing binnen het plangebied is deels aangesloten op het gemengd rioolstelsel en deels op drukriolering. Vanaf Achthuizen loopt een afvalwaterpersleiding naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie in Oude-Tonge. In en om Zuidzijde en de Langstraat liggen geen planologisch relevante leidingen die in beheer zijn bij het waterschap.

Goeree-Overflakkee heeft relatief weinig open water (circa 1,5%) en bestaat vooral uit hoofdwatergangen en poldersloten, de waterkwaliteit is vrijwel overal matig tot slecht (Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee, actualisatie 2004). De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt mede bepaald door de brakke kwel. Vanwege de inlaat van zoet water ten behoeve van de landbouw fluctueren de chloridengehalten in het oppervlaktewater, dit is problematisch voor de ecologische waterkwaliteit.

Zuidzijde

De maaiveldhoogte bedraagt bij benadering NAP +0,3 m. Het plangebied de Zuidzijde bevindt zich op de grens van twee peilgebieden, die in onderstaande tabel met gehanteerde polderpeilen zijn weergegeven. Deze peilgebieden voldoen volgens het Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee (2004) momenteel aan de inundatienorm voor agrarisch gebied (1:30). De Tilsedijk en de Bommelse (Binnen)dijk zijn secundaire waterkeringen in het plangebied, evenals de Achthuizensedijk vanaf het kruispunt in het 'centrum' van Achthuizen in noordoostelijke richting.

Binnen het plangebied, parallel aan de Tilsedijk, is een hoofdwatergang gesitueerd. Het water wordt in zuidwestelijke richting afgevoerd.

peilgebied   zomerpeil
(in m t.o.v. NAP)  
winterpeil
(in m t.o.v. NAP)  
polder Den Bommel   -1,1   -1,4  
polder den Grooten Blok - noord (ged.)   -0,75   -1  

Achthuizen en Langstraat

De maaiveldhoogte bedraagt bij benadering NAP +0,3 m. Het plangebied Achthuizen en Langstraat ligt in een viertal peilgebieden, welke in onderstaande tabel met gehanteerde polderpeilen zijn weergegeven. Alle peilgebieden voldoen thans aan de inundatienorm voor agrarisch gebied (1:30). Er geldt dus momenteel geen wateropgave in het plangebied. De Bommelsedijk, Tramdijk en Achthuizensedijk zijn secundaire waterkeringen.

Binnen het plangebied ligt de Vroonkreek, de Vroonkreek is een hoofdwatergang. Verder ligt langs de oostelijke grens van het plangebied ook een watergang, dit is echter geen hoofdwatergang.

peilgebied   zomerpeil
(in m t.o.v. NAP)  
winterpeil
(in m t.o.v. NAP)  
polder Den Bommel   -1,1   -1,4  
polder den Grooten Blok - noord (ged.)   -0,75   -1  
polder den Grooten Blok - zuid (ged.)   -0,95   -1,25  
Galatheepolder   -1,1   -1,4  

Toekomstige situatie

In het bestemmingsplan worden op een aantal locaties ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft het woningbouwproject (Firma van Reijen) en een aantal kleinschalige projecten (1 a 2 woningen per locatie), deze zullen hieronder in algemene zin worden behandeld.

Locatie Firma van Reijen

Op de locatie van de Firma van Reijen, aan de oostzijde van de kern Achthuizen, worden 40 grondgebonden woningen en 24 zorgwoningen gerealiseerd. Als gevolg van de nieuwe ontwikkeling zal het verhard oppervlak in het gebied toenemen. Voor deze toename dient te worden gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. De toename aan verharding is nog niet bekend. Op basis van een nog uit te voeren nadere uitvoering van de ontwikkeling zal de uitbreiding van het verhard oppervlak worden berekend. In overleg met het waterschap Hollandsche Delta wordt gezocht naar oplossingen voor het realiseren van voldoende waterberging. Hierbij geldt 10% van de toename aan verharding als uitgangspunt voor de hoeveel te compenseren oppervlaktewater. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient een Keurvergunning te worden aangevraagd bij waterschap Hollandse Delta.

Bij de bouw dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.

De nieuwe woningen worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel waarbij schoon hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater ten oosten en ten zuiden van de ontwikkelingslocatie. Hiermee wordt voorkomen dat het riool onnodig wordt belast met, relatief, schoon water.

Incidentele ontwikkelingen

In het bestemmingsplan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij deze ontwikkelingen dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen). Voor die mogelijke ontwikkelingen wordt geadviseerd om binnen de plangrenzen alvast een gescheiden afvoerstelsel aan te leggen. Mocht in de toekomst ook de omgeving van een (verbeterd) gescheiden stelsel worden voorzien, dan kan daarop eenvoudig worden aangesloten. Ook dient afstromend hemelwater afkomstig van schone oppervlakken, indien mogelijk, afgekoppeld en afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

Eventuele ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om de wateropgave zoals die geldt binnen de Galatheepolder (deels) te realiseren. Op die manier kunnen de ontwikkelingen een bijdrage leveren aan een duurzaam watersysteem op Goeree-Overflakkee. Indien de ontwikkelingen extra verharding met zich meebrengen, dient 10% van de toename aan verharding te worden gecompenseerd door het realiseren van extra open water, waarbij het de voorkeur geniet dit binnen het plangebied te realiseren. Bij bouwwerkzaamheden dient voldoende drooglegging (het verschil tussen de maaiveldhoogte en het openwaterpeil) te worden gerealiseerd om de nodige veiligheid tegen grondwateroverlast te waarborgen. Dit zal bij de verdere uitwerking van het planvoornemen, bij de keuze van het bouwpeil en het inrichtingsplan, als belangrijke randvoorwaarde worden meegenomen.

Beheer en onderhoud

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Suggesties voor consoliderende planelementen

Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Voor die gebieden geldt dat er weinig mogelijkheden zijn om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Wel is het van belang de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer in acht te nemen. Eventuele mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren zijn het aanleggen van plasbermen langs bestaande waterlopen, dit komt de waterberging, het zelfreinigend vermogen, het ecologisch potentieel alsmede de belevingswaarde ten goede. De waterkwaliteit kan verder verbeterd worden door riooloverstorten en verontreinigde waterbodems te saneren. Genoemde zaken zijn suggesties en de relevantie dient in een ander kader nader onderzocht te worden alvorens deze op te nemen in een programma van gemeente en waterschap, wellicht gecombineerd met programma's van andere beleidsvelden als riolering, groenbeheer, recreatie en/of (water)bodemsanering.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de primaire watergangen in het plangebied bestemd als 'Water'.

Conclusie

Het plan heeft geen negatieve invloed op het watersysteem wanneer de opmerkingen met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen in acht worden genomen.