direct naar inhoud van Bijlage 3 Ecologie
Plan: Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLAchthLstrZz10-BP20

Bijlage 3 Ecologie

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies hierin weergegeven.

Bestaande situatie

Het plangebied te weten de kern Achthuizen met ten zuiden daarvan de lintbebouwing van het buurtschap Langstraat en het afzonderlijk gesitueerde buurtschap Zuidzijde. Achthuizen is met het lint van Langstraat gelegen in het landelijk gebied tussen de kernen Oude-Tonge en Ooltgensplaat, ten zuiden van de provinciale weg de N59, in de gemeente Oostflakkee. Het gehucht Zuidzijde ligt aan de overzijde van de N59, ten noordwesten van de Achthuizen.

Beoogde ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn grotendeels kleinschalig van aard (bouw van 1 tot enkele woningen). Er is echter ook een grootschalige ontwikkelingn voorzien, het gebied waar de nieuwe woonwijk gerealiseerd zal worden, dit is gelegen tussen de Achthuizensedijk aan de westzijde, 't Lesje aan de noordzijde, de Zandweg aan de oostzijde en de agrarische percelen aan de zuidzijde. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt ingezet op de bouw van maximaal 40 reguliere grondgebonden woningen en 24 zorgwoningen. Ten behoeve van deze ontwikkeling dient de ijsbaan verplaatst te worden naar een andere locatie in het gebied.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

"De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft."

De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Huidige ecologische waarden

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge).

afbeelding "i_NL.IMRO.0580.OFLAchthLstrZz10-BP20_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0580.OFLAchthLstrZz10-BP20_0009.png"

Figuur B4.1 Ligging plangebied ten opzichte van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

Soortenbescherming

Het plangebied bestaat grotendeels uit (agrarische) bebouwing, akkerland, grasland, boomgaarden, opgaande begroeiing (bomen en struiken) en enkele watergangen. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig.

Planten

De oost-, west- en zuidzijde van de dijken hebben een groot warmteabsorberend vermogen, waardoor op de taluds de Midden-Europese 'stroomdalflora' voorkomt. Soorten als duizendblad, glad walstro, margriet, boerenwormkruid en grote vossenstaart maken deel uit van de aanwezige stroomdalflora. Er zijn echter geen soorten die bescherming genieten inzake de Ffw, behalve binnen de provinciale ecologische verbindingszone, hier geeft het Natuurloket aan dat er een (zwaar) beschermde soort voorkomt.

Vogels

Broedvogels zijn niet of slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In de bomen en struweel kunnen vogelsoorten een leefgebied hebben, zoals merel, pimpelmees, koolmees, winterkoning, groenling, vink en zanglijster. In de bomen kunnen houtduif, roodborst, zwarte kraai en koolmees broeden, terwijl soorten als kauw, spreeuw en huismus gebruik kunnen maken van de bebouwing. In de oude bijgebouwen kunnen steenuilen, boerenzwaluwen en gierzwaluwen nestelen. Steenuilen kunnen ook verblijfplaatsen hebben in de hoogstamgaarden en in konijnenholen.

Zoogdieren

Het Natuurloket meldt dat zoogdieren slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken.

Mogelijk maakt het plangebied deel uit van het leefgebied van de volgende zoogdieren, gezien de geschikte voorkomende biotopen: mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis en dwergmuis. Mogelijk komen er ook vaste verblijfplaatsen (in gebouwen en bomen), foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen (zwaar beschermd) voor binnen het plangebied.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.

De verwachting is, gezien de verspreidingsgegevens van RAVON, dat alleen amfibieën uit categorie 1 (algemene soorten) voorkomen als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Zwaar beschermde amfibieën zijn niet in of nabij het plangebied te verwachten.

De amfibieën zullen met name verblijfplaatsen hebben in de watergangen nabij het plangebied en mogelijk ook gebruik maken van struiken, takkenhopen en kelders.

Vissen

Het Natuurloket geeft aan dat er binnen de betreffende kilometerhokken geen onderzoek is gedaan naar vissen. Binnen het plangebied zijn watergangen aanwezig waar mogelijk vissen hun leefgebied hebben. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper voorkomt, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

Insecten en overige soorten

Het Natuurloket meldt dat er één Rode lijstsoort is aangetroffen binnen het kilometerhok. Het plangebied kan wel deel uitmaken van het leefgebied van kritische insecten, maar vaste verblijfplaatsen zijn hier niet te verwachten. Mogelijk gaat het hier alleen om dwaalgasten.

Volgens RAVON komen er geen reptielen in of nabij het plangebied voor en gezien de voorkomende biotopen zijn reptielen ook niet te verwachten.

In tabel B4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B4.1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig  
Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis, dwergmuis

bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad  
nee  
Ontheffingsrege- ling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper   Ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   steenuil, gierzwaluw en huismus   Ja  

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.

Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Gezien het feit dat hier sprake is van locaties die vallen onder het consoliderend deel van het bestemmingplan worden er geen ingrepen mogelijk gemaakt die een negatief effect hebben op de 'Oude Tonge-het Grote Gat'.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan maakt diverse ontwikkelingen mogelijk, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voorafgaand aan de ontwikkeling van deze locaties dient met het volgende rekening te worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor tabel 1-soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing is nader onderzoek naar het voorkomen van deze vaste nesten noodzakelijk. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
  • Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, de kap van bomen of de aantasting van waterstructuren. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
  • In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.