direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen - 2
Plan: Kern Baarlo
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0069-ON01

Artikel 20 Wonen - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. een beroep of bedrijf aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.5.3;
  • c. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.5.2;
  • d. tuinen en erven;
  • e. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

De grens van het bouwvlak mag niet door hoofdgebouwen worden overschreden, behoudens voor ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels, carports en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter uit de gevel en de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 6 m² bedraagt.

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag slechts één woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' twee woningen aan elkaar gebouwd dienen te worden binnen het bouwvlak, waarbij de woningscheidende gevel in het verlengde van de, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-plan, reeds bestaande achtergelegen perceelsgrens wordt gerealiseerd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' dat in plaats van twee aaneengebouwde woningen ook één vrijstaande woning in het bouwvlak is toegestaan;
    • 3. gebouwd dient te worden in de op de plankaart aangegeven gevellijn.
  • c. de oriëntatie van de hoofdgebouwen moet worden gericht op de voorperceelsgrens. Dit dient onder meer te blijken uit de gevelindeling en de presentatie van de bebouwing aan de buitenkant. Voor hoekwoningen geldt dat deze een tweezijdige oriëntatie dienen te hebben;
  • d. de minimale en maximale goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte';
  • e. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • f. met betrekking tot de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens, niet zijnde de verplichte zijdelingse perceelsgrens, zoals aangegeven onder a sub 1, gelden per woningtype de navolgende maten:
    • 1. vrijstaand: minimale afstand 2,5 meter (aan één zijde);
    • 2. halfvrijstaand :1,5 meter (aan één zijde);
    • 3. gesloten: geen eisen.
  • g. de kaprichting dient evenwijdig aan de straat te lopen;
  • h. de dakhelling moet minimaal 45° bedragen en maximaal 60°.

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen achter het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 75% van het oppervlak van het bouwperceel bedragen;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen’ mag niet meer bedragen dan 60 m², zulks met inachtneming van het bepaalde onder b. en c., met dien verstande dat voor de percelen waar geen hoofdbebouwing is toegestaan het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 120 m², waarbij geldt dat ontsluiting van deze gebouwen c.q percelen uitsluitend op de Veldstraat dient te geschieden en de afstand van deze bebouwing tot de perceelsgrens welke aan het openbare gebied grenst minimaal 2,5 meter bedraagt;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,20 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van de kap van bijbehorende bouwwerken moet minimaal 45° en maximaal 60º bedragen.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden voor zover gelegen achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. op de gronden voor zover gelegen vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 meter bedragen.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de goothoogte en oriëntatie van gebouwen;
  • b. bij toepassing van de onder a bedoelde nadere eisen dient het volgende in acht te worden genomen:
    • 1. de stedenbouwkundige samenhang mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. beeldbepalende gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
    • 1. de bebouwingskarakteristiek wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    • 3. de diversiteit (qua verschijning of functie) en de stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Terrein- en erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 20.2.4 onder bvoor de bouw van terrein- en erfafscheidingen vóór de bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat:

  • a. de stedenbouwkundige structuur ter plaatse in acht wordt genomen;
  • b. de verkeersveiligheid in acht wordt genomen;
  • c. de brandveiligheid in acht wordt genomen. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. de bereikbaarheid van bouwwerken gewaarborgd blijft;
    • 2. vluchtwegen gewaarborgd blijven;
  • d. geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel;
  • b. consumentverzorgende ambacht en dienstverlening;
  • c. kleinschalige maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kleinschalige ambachtelijke bedrijven;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • f. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • g. kamerverhuur;
  • h. woningsplitsing;
  • i. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 20.5.2;
  • j. verblijfsrecreatie, behoudens bestaande bed en breakfasts;
  • k. buitenopslag;
  • l. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • m. seksinrichtingen.

20.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

20.5.3 Beroep en bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  • c. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • d. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • e. maximaal 40 % van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van:
    • 1. 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
    • 3. 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • g. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. de bedrijvigheid niet vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast;
  • j. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • k. in de woning of de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 50 m² gebruikt worden ten bate van internetverkoop waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • l. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • m. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • n. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

20.5.4 Parkeren

Voor de woningen geldt dat op eigen terrein voorzien dient te worden in voldoende parkeerplaatsen waarbij een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning geldt, met uitzondering van de locaties ter plaatse van de aanduiding 'aantal parkeerplaatsen', waar 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein en 1,4 parkeerplaatsen in het openbare gebied gerealiseerd dienen te worden. Een garage wordt daarbij niet meegerekend als parkeerplaats.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van consumentverzorgende ambachten, kleinschalige maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes (aan huis verbonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 20.5.1 ten aanzien van het toelaten van consumentverzorgende ambachten, kleinschalige maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes (aan huis verbonden bedrijven), met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend toelaatbaar zijn:
    • 1. bedrijven vermeld in de milieucategorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1met inachtname van de daarbij behorende afstanden;
    • 2. bedrijven die niet in de milieucategorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, met dien verstande dat de bedrijven wat milieubelasting betreft gelijkwaardig zijn aan de bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten (gelijkwaardige bedrijven), hetgeen dient te blijken uit de door de aanvrager van de omgevingsvergunning verstrekte gegevens (af te leiden van normale bedrijfsvoering en beschikbare technieken ter weren van hinder en calamiteiten). Bij beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:
      • geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
  • b. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit.

20.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 20.5.1onder c voor het gebruik als kamerverhuur, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • b. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Parkeergelegenheid mag niet in het openbaar gebied worden gerealiseerd.

20.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in 20.5.1voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg en inwoning door maximaal twee personen in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. er geen tweede woning ontstaat;
  • b. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • c. per woning kan éénmaal gebruik worden gemaakt van de afwijking;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • e. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie van rechtswege vervalt.

20.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in 20.5.1onder d voor het gebruik ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  • a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • e. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.