direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - 1
Plan: Kern Maasbree
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0070-VG01

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. een beroep of bedrijf aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.5.3;
  • c. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.5.2;
  • d. tuinen en erven;
  • e. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwgrens en voorgevellijn, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag niet door gebouwen worden overschreden, behoudens voor ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels, carports en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter uit de gevel en de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 6 m² bedraagt;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken in het bouwvlak mag ten hoogste 75% van het oppervlak van het bouwperceel bedragen.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, in de vorm van een woning gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de voorgevel van het hoofdgebouw in of achter de voorgevelbouwgrens, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding voorgevellijn' gesitueerd dient te worden, met dien verstande dat hoofdgebouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone-geurzone’;
  • b. per bouwvlak mogen vrijstaande woningen, vrijstaande woningen met bijzondere bouwregeling, halfvrijstaande woningen en/of geschakelde woningen, woningen in gesloten bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen', uitsluitend halfvrijstaande woningen en/of geschakelde woningen zijn toegestaan;
    • 3. 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande woningen met bijzondere bouwregeling', uitsluitend vrijstaande woningen met bijzondere bouwregeling zijn toegestaan;
    • 4. danwel een combinatie van de typen woningen, daar waar als zodanig toegestaan middels de onder 1 en 2 van dit lid opgenomen aanduidingen.
  • c. met betrekking tot de minimale perceelsbreedte gelden per woningtype de navolgende maten:
    • 1. vrijstaand 14 meter;
    • 2. vrijstaand met bijzondere bouwregeling 8,5 meter;
    • 3. halfvrijstaand 8,5 meter;
    • 4. geschakeld 8,5 meter;
    • 5. gesloten 5,1 meter.
  • d. de oriëntatie van de hoofdgebouwen moet worden gericht op de voorperceelsgrens. Dit dient onder meer te blijken uit de gevelindeling en de presentatie van de bebouwing aan de buitenkant. Voor hoekwoningen geldt dat deze een tweeledige oriëntatie dienen te hebben;
  • e. de maximale goothoogte van de hoofdgebouwen, mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', met dien verstande dat indien wordt gekozen voor de bouw van een hoofdgebouw met plat dak (d.w.z. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘plat dak’), de maximale goothoogte mag worden verhoogd tot 8,5 meter, met dien verstande dat de bouwlaag die (deels) gelegen is boven een hoogte van 6 meter minimaal 3 meter terugliggend dient te liggen (set back) ten opzichte van de naar voorste perceelsgrens gekeerde zijde van de daaronder gelegen bouwlaag;
  • f. per bouwvlak moeten de hoofdgebouwen worden voorzien van een kap, waarbij ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'kap': alle kapvormen zijn toegestaan;
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - kap 1': een kap met dakhelling tussen 30° en 60°, exclusief lessenaarsdak is toegestaan;
    • 3. 'specifieke bouwaanduiding - kap 2': een kap met dakhelling tussen 30° en 60°, inclusief lessenaarsdak is toegestaan;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - kap 3': een tentdak met dakhelling tussen 15° en 30° is toegestaan;
    • 5. 'plat dak': een plat dak is toegestaan;
    • 6. danwel één van de kaptypen, daar waar als zodanig 2 kaptypen zijn toegestaan middels de onder 2 en 5 van dit lid opgenomen aanduidingen;

met dien verstande dat voor alle kapvormen geldt dat het gedeelte dat is aan te merken als uitbouw ook mag worden voorzien van een plat dak;

  • g. met betrekking tot de diepte van een hoofdgebouw gelden per woningtype de navolgende maten:
    • 1. vrijstaand 15 meter;
    • 2. vrijstaand met bijzondere bouwregeling 12 meter;
    • 3. halfvrijstaand 12 meter;
    • 4. geschakeld 12 meter;
    • 5. gesloten 12 meter.
  • h. met betrekking tot de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens gelden per woningtype de navolgende maten:
    • 1. vrijstaand 2,5 meter aan beide zijden;
    • 2. vrijstaand met bijzondere bouwregeling 2,5 meter aan één zijde;
    • 3. halfvrijstaand 2,5 meter aan één zijde;
    • 4. geschakeld 2,5 meter aan één zijde;
    • 5. gesloten -.

18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het in 18.2.1 bepaalde mogen bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 120 m², zulks met inachtneming van het bepaalde in 18.2.1 onder b;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • d. de dakhelling van de kap van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60º bedragen;
  • e. voor een bijbehorend bouwwerk dat wordt gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens en wordt voorzien van een kap met een schuine kap geldt, dat de maximale bouwhoogte van het dak(vlak), gerekend op 3 meter uit de perceelsgrens ten hoogste 6,5 meter mag bedragen, waarbij het schuine dak vanuit de perceelsgrens gelijkmatig mag oplopen.

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. op de gronden voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 1 meter bedragen.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de goothoogte en oriëntatie van gebouwen;
  • b. de situering van hoofdgebouwen indien ter plaatse gesloten bebouwing is toegestaan;
  • c. bij toepassing van de in a en b bedoelde nadere eisen dient het volgende in acht te worden genomen:
    • 1. de stedenbouwkundige samenhang mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de beeldbepalende gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
    • 1. de bebouwingskarakteristiek wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    • 3. de diversiteit (qua verschijning of functie) en de stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.4 onder b voor de bouw van terrein- en erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn met een hoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat:

  • a. de stedenbouwkundige structuur ter plaatse, zoals opgenomen in het bijbehorende beeldkwaliteitplan, in acht wordt genomen;
  • b. de verkeersveiligheid in acht wordt genomen;
  • c. de brandveiligheid in acht wordt genomen. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. de bereikbaarheid van bouwwerken gewaarborgd blijft;
    • 2. vluchtwegen gewaarborgd blijven;
  • d. geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.


18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerverhuur;
  • d. woningsplitsing;
  • e. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 18.5.2;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. buitenopslag;
  • h. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • i. seksinrichtingen.

18.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

18.5.3 Beroep en bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  • c. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • d. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • e. maximaal 40 % van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van:
    • 1. 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
    • 3. 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • g. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. de bedrijvigheid niet vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet aantast;
  • j. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • k. in de woning of de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 50 m² gebruikt worden ten bate van internetverkoop waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • l. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • m. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • n. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

18.5.4 Parkeren

Ten aanzien van het parkeren dient per vrijstaande woning, halfvrijstaande woning en geschakelde woning ruimte gereserveerd te worden voor minimaal één parkeerplaats van minimaal 5 meter bij 3 meter op eigen terrein. Een garage wordt daarbij niet meegerekend als parkeerplaats.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone' ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen van woningen onder de voorwaarden dat:

  • a. de aangegeven geurhindercontour ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone' wordt verkleind dan wel wordt verwijderd, naargelang de hinderzone (stankcirkel) van het agrarische bedrijf wordt verminderd dan wel opgeheven, krachtens wijziging of intrekking van de milieuvergunning;
  • b. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige belemmering van de (agrarische) bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied.