direct naar inhoud van Bijlagen
Plan: Structuurvisie Klavertje 4-gebied
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01

Bijlagen

Bijlage 1 Doelen en uitgangspunten uitvoeringsinstrumenten

1.1 B1.1 Bestemmingsplan

Beschrijving 

Het bestemmingsplan stelt regels voor het ruimtegebruik en het bouwen en biedt de kaders en grenzen voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het schept de voorwaarden voor de maatregelen die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden getroffen (zoals ruimte voor waterberging) en het bestemmingsplan zal in specifieke gevallen zelfs een voorwaardelijke verplichting bevatten voordat mag worden gebouwd (bijvoorbeeld het aanleggen van manchetten rondom de klavers in verband met het terugdringen van milieuhinder en de landschappelijke inpassing). Bestemmingsplannen dienen elke 10 jaar te worden geactualiseerd.


Doelen

Het doel van een bestemmingsplan is om het gebruik van de gronden binnen het aangegeven plangebied te regelen door middel van het toekennen van een bestemming met wel of geen bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan dient duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden aan eigenaren en gebruikers van gronden in het plangebied en is de basis voor de omgevingsvergunningen.


Uitgangspunten 

De uitgangspunten voor een bestemmingsplan worden per gebied en per opgave apart opgesteld. Zij worden in eerste instantie ontleend aan geldende beleidsdocumenten van een hoger schaalniveau: nationaal en provinciaal beleid plus regionale afspraken en vastgesteld gemeentelijk beleid, zoals deze structuurvisie. De wijze waarop in een bestemmingsplan vorm wordt gegeven aan de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen, kan per plan verschillen vanwege de eigendomssituatie, de gewenste fasering of de sturingsbehoefte die het bevoegd gezag heeft in het uitvoeringstraject.

1.2 B1.2 Beeldregieplan

Beschrijving 

Het beeldregieplan bevat hoofdlijnen voor ruimtelijke kwaliteit (beleving) van de werklandschappen en geeft richting aan het proces tot realisatie van de openbare ruimte, bebouwing en terreinindeling. Voor specifieke details per klaver bevat het beeldregieplan procesafspraken voor ruimtelijke uitwerking. Door een stapsgewijze uitwerking29 van ruimtelijke kwaliteit wordt aan marktpartijen vooraf duidelijkheid gegeven over de randvoorwaarden en uitgangspunten.

Parallel aan bestemmingsplan Trade Port Noord is een beeldregieplan in voorbereiding/opgesteld. Deze is/wordt van toepassing op Trade Port Noord (grondgebied Venlo), maar vormt ook de leidraad voor een aanvullend beeldregieplan voor de uitwerking van de overige klavers.


Doelen

  • 1. Borging van de hoofdlijnen van ruimtelijke kwaliteit voor zowel de hoofdstructuur van het Klavertje 4-gebied als de verschillende deelgebieden.
  • 2. Flexibiliteit bieden om in te kunnen spelen op veranderende inzichten/ontwikkelingen op de langere termijn met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit.
  • 3. Richting geven aan het proces om te komen tot beeldkwaliteitplannen die kunnen worden vastgesteld als onderdeel van de welstand.


Uitgangspunten 

  • 1. De uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd in deze structuurvisie.
  • 2. Het beeldregieplan geeft richting aan processen door in ieder geval in te gaan op bevoegdheden en samenstelling van een kwaliteitsteam en de positionering in de bestaande gemeentelijke gremia van toetsing en advisering over ruimtelijke kwaliteit.

1.3 B1.3 Exploitatieplan

Beschrijving

Het exploitatieplan is een publiekrechtelijk instrument om kosten te verhalen die gemaakt worden ten behoeve van een ontwikkeling. De kosten die hiervoor in aanmerking komen zijn opgenomen in de kostensoortenlijst uit het Besluit ruimtelijke ordening (art. 6.2.3 tot en met 6.2.6) en kunnen betrekking hebben op de verwerving van gronden en opstallen (inbrengwaarden), civiele werken en werkzaamheden, opheffen van hindercontouren, planschade, plankosten etc.

Daarnaast biedt het exploitatieplan mogelijkheden om regie te voeren over de ontwikkeling door het stellen van eisen en regels. Deze eisen en regels kunnen betrekking hebben op de aanbesteding, de kwaliteit van de werken en werkzaamheden, het opnemen van faseringen en koppelingen. Het exploitatieplan is optioneel en wordt tegelijkertijd met het ruimtelijk besluit waar het betrekking op heeft vastgesteld door de gemeenteraad.


Doelen

Het bieden van een publiekrechtelijk vangnet voor situaties waarin partijen binnen het privaatrechtelijke spoor geen onderlinge overeenkomst hebben bereikt.


Uitgangspunten

De uitgangspunten voor het al dan niet opstellen van een exploitatieplan en de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen zijn vastgelegd in de Wro.

1.4 B1.4 Beëindigings- en verplaatsingsregeling

Beschrijving 

De beëindigings- en verplaatsingsregeling biedt agrarische bedrijven die – als gevolg van de gebiedsontwikkeling – worden beperkt in hun bedrijfsvoering perspectief. De regeling geldt voor bedrijven die liggen in de beoogde Robuuste groenstructuur en werklandschappen (exclusief klaver 11), zie ook figuur B1. De regeling gaat uit van compensatie door het bieden van compensatiemogelijkheden, bij voorkeur in bestaande bebouwingslinten en bebouwingsconcentraties.


Doelen 

Het verbeteren van de kwaliteit van de Robuuste Groenstructuur (RGS) en

Het bieden van een alternatief voor agrariërs die door ontwikkeling van de RGS en de toekomstige werklandschappen worden beperkt in- of moeten stoppen met hun bedrijfsvoering.


Uitgangspunten 

  • 1. Bij toepassing van de regeling wordt het betreffende bedrijf op de huidige locatie beëindigd in ruil voor nieuwe bouwmogelijkheden elders (compensatiefuncties).
  • 2. De categorieën van functies waarmee gecompenseerd kan worden zijn per deelgebied opgenomen in hoofdstuk .
  • 3. Voor zover wordt gecompenseerd met nieuwe verblijfsfuncties geldt dat er maximaal 15 ha aan deze functies mag worden ontwikkeld in het Klavertje 4-gebied. Dit is conform de afspraken in het Masterplan en Strategisch Businessplan.
  • 4. Het werkingsgebied van de regeling is weergegeven in figuur B1.


Figuur B.1 Werkingsgebied beëindigings- en verplaatsingsregeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0043.png"

  • 5. In het geval van bedrijfsbeëindiging vindt compensatie plaats buiten de Robuuste Groenstructuur en de werklandschappen en bij voorkeur in of aansluitend aan bestaande bebouwingslinten en bebouwingsconcentraties.
  • 6. Verplaatsing van bedrijven kan plaatsvinden naar een locatie binnen het Klavertje 4-gebied, maar ook naar een locatie buiten het Klavertje 4-gebied.
  • 7. Samen met DCGV beslist de betreffende gemeente(n) en per situatie of en op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de beëindigings- en verplaatsingsregeling. Voorwaarden hierbij zijn:
  • Het initiatief moet passen (of – indien mogelijk – passend worden gemaakt) binnen het geldende beleidskader.
  • Er moet voldoende markt zijn voor de te ontwikkelen compensatiefunctie(s)30.
  • Het initiatief moet passen binnen de business case van DCGV.
  • 8. Bedrijven buiten het Klavertje 4-gebied komen niet in aanmerking voor deelname aan de beëindigingsregeling; hier ligt geen ontwikkelingsopgave zoals is vastgelegd in het Masterplan, de structuurvisie en het Landschapsplan.
  • 9. Bedrijven met een bedrijfslocatie buiten het Klavertje 4-gebied, die willen verplaatsen naar een locatie in het Klavertje 4-gebied komen niet in aanmerking voor deelname aan de verplaatsingsregeling; hier ligt namelijk geen ontwikkelingsopgave zoals is vastgelegd in het Masterplan, de structuurvisie en het Landschapsplan.
  • 10. Compensatie geschiedt op basis van de (vrije) marktwaarde van grond en opstallen (inclusief installaties), waarbij rekening wordt gehouden met sloop- en plankosten.
  • 11. Onderdeel van de transactie is de wijze waarop wordt omgegaan met bedrijfswoningen en rechten van bedrijven, zoals varkensrechten, pluimveerechten, melkquota, ammoniakrechten etc. De waarde van het eventueel opwaarderen van bedrijfswoningen naar burgerwoningen en doorverkopen van de rechten (in geval van bedrijfsbeëindiging) wordt afgetrokken van de te compenseren waarde van grond en opstallen.
  • 12. De vormgeving van compenserende bebouwing en de inrichting van compensatiekavels sluiten aan bij het landschappelijke en cultuurhistorische karakter van de omgeving en de ontwerpprincipes uit het Landschapsplan.

1.5 B1.5 Kwaliteitscommissie Klavertje 4

Beschrijving 

Een nader in te stellen kwaliteitscommissie31 adviseert de bevoegde gezagen over de kwaliteit van initiatieven en ontwikkelingen32 en ziet toe op het realiseren van de beoogde kwaliteit op langere termijn. Het advies heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteit (landschaps- en omgevingskwaliteit), milieukwaliteit, duurzaamheid en de mate waarin de ontwikkeling past in het gebiedsconcept.


Doelen 

Zorgen voor continuïteit in het kwaliteitsniveau van ontwikkelingen en initiatieven ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit (landschaps- en omgevingskwaliteit), milieukwaliteit, duurzaamheid en de mate waarin de ontwikkeling past in het gebiedsconcept.


Uitgangspunten 

  • 1. De commissie bestaat uit een mix van personen die goed bekend en minder bekend zijn met de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied en het ambitieniveau.
  • 2. In de commissie zijn in ieder geval de volgende disciplines vertegenwoordigd: architectuur, stedenbouw, landschap, milieu & duurzaamheid, gebiedsontwikkeling.

1.6 B1.6 Milieuruimteverdeelplan

Beschrijving

Niet alleen fysieke ruimte, maar ook milieuruimte is een schaars goed. Milieu wordt in deze structuurvisie bovendien als belangrijke duurzaamheidskans beschouwd. Zowel voor de leefbaarheid (people) als voor het aspect planet. In de planMER zijn de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkelingen beschreven. Dit leidt niet tot essentiële knelpunten (juridisch/ wetgevingstechnisch gezien). Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de totale te verwachten milieu-uitstoot niet verkleind zou moeten kunnen worden. Dit wordt in het milieuruimteverdeelplan of ook wel 'Draaiboek milieu' verder beschreven.

Het milieuruimteverdeelplan verkent welk type milieuruimte er op welke plek (lees bedrijfskavel) maximaal in het gebied aanwezig is. Daarbij wordt ook de ambitie voor iedere bedrijfskavel weergegeven. Op deze wijze worden de uitgangspunten en randvoorwaarden ten aanzien van milieuruimte (en dus ook deels duurzaamheid) voor iedere kavel vastgelegd en kunnen (contractueel) geborgd worden bij uitgifte aan bedrijven.

Concreet: op het moment dat een bedrijf zich wil vestigen in het gebied, wordt verkend wat de 'milieu uitstoot' van dit bedrijf is voor de verschillende milieuthema's (NOx, geluid, fijnstof etc.). Op basis van deze uitstoot wordt gezocht naar de best beschikbare locatie voor dit bedrijf binnen het gebied, waar het bedrijf dus de minste overlast heeft voor haar omgeving. Een ander voordeel is natuurlijk dat er geen bedrijven met een zeer beperkte milieu uitstoot op locaties worden gevestigd waar juist veel milieuruimte is.


Doelen

Optimaal gebruik van (aanwezige) milieuruimte, vanuit duurzaamheids- en leefbaarheidsoverwegingen.


Uitgangspunten

  • 1. Het miliueuruimteverdeelplan geeft de milieuruimte weer per bedrijfskavel/ klaverblad. Dit voor in ieder geval de aspecten NOx, fijn stof, geluid, water, geur, veiligheid, mobiliteit en ecologie.
  • 2. Bedrijven worden gestimuleerd om hun milieu uitstoot terug te dringen, zowel bij de bouw maar zeker ook in de exploitatiefase;
  • 3. Milieuruimte wordt contractueel geborgd met bedrijven die zich vestigen, bijvoorbeeld door in het contract met de bedrijven te verwijzen naar de (omgevings)vergunning.
  • 4. Koppeling van het milieuruimteverdeelplan met het uitgifteprotocol is noodzakelijk.
  • 5. Voor ieder bedrijf wordt er vanuit milieuaspecten een afweging gemaakt wat de beste plek is.

1.7 B1.7 Parkmanagement

Beschrijving 

Belangrijk voor de aantrekkingskracht van het Klavertje 4-gebied voor bedrijvigheid is adequaat beheer, onderhoud, herontwikkeling en doorontwikkeling van natuur en landschap, werklandschappen, vastgoed en gebiedsbrede voorzieningen en diensten (zie paragraaf 8.2). Parkmanagement is een essentiële schakel in het duurzaam ontwikkelen van het Klavertje 4-gebied. Succesvol parkmanagement zorgt dat het bij de ontwikkeling beoogde concept of de beoogde kwaliteit duurzaam wordt geborgd. Het is echter geen zelfstandige activiteit, maar vormt een onderdeel van het ontwikkel- en beheersproces van een gebied. Onderstaand schema geeft de relatie weer tussen gebieds- en projectontwikkeling en instrumenten die bijdragen aan het borgen van duurzame ontwikkeling, beheer en doorontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0044.png"


Doelen

  • 1. Beheren, onderhouden en verder ontwikkelen van het gebied, het gebiedsconcept en de unique selling points van Klavertje 4/Greenport Venlo door in te spelen op huidige en toekomstige wensen van bedrijven.
  • 2. Realiseren van een zo hoog mogelijk financieel rendement, geïnspireerd door de C2C-ambities. Enerzijds door zuinig gebruik van energie-, water- en grondstoffen en uitwisseling hiervan tussen bedrijven binnen en buiten het gebied te bevorderen bij gelijke of lagere kosten. Anderzijds door het ontwikkelen, beheren en doorontwikkelen van een full-service pakket aan gezamenlijke en gebiedsbrede voorzieningen/diensten, zoals mobiliteitsmanagement, ICT, beveiliging etc.
  • 3. Realiseren van maatschappelijk rendement door beheer, onderhoud en doorontwikkeling van natuur en landschap, werklandschappen, vastgoed en gebiedsbrede voorzieningen en diensten die (ruimtelijke) kwaliteit, duurzaamheid, veiligheid en innovatie waarmaken en uitstralen.


Uitgangspunten 

  • 1. Deelname van nieuwe bedrijven aan parkmanagement vindt plaats via privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals uitgiftecontracten.
  • 2. Verduurzaming van bedrijfsvoering/productieprocessen wordt gestimuleerd door economische voordelen te bieden (bijvoorbeeld een korting op lidmaatschap van het parkmanagement).
  • 3. Monitoring van afspraken die met bedrijven zijn gemaakt (resultaatsverplichting) is een belangrijk instrument in het meten van vooruitgang in verduurzaming van bedrijfsvoering en productieprocessen.

1.8 B1.8 Vestigingsbeleid

Beschrijving 

Om ruimtelijk-economische structuurversterking duurzaam te kunnen realiseren en daarmee synergie tussen bedrijven, kennisontwikkeling en waardecreatie te creëren moeten processen, ketens en producten slim worden georganiseerd en geproduceerd. Om deze ambitie te bereiken, is het belangrijk te kunnen sturen op de vestiging van bedrijven binnen het Klavertje 4-gebied. Hierbij gaat het vooral om het type bedrijf (agro-gerelateerd), de duurzaamheid van het bedrijf (bedrijfsvoering en productieprocessen, innovatie en kennisontwikkeling) en de locatie van het bedrijf voor een maximale synergie. Samen met geïnteresseerde bedrijven bekijkt ontwikkelbedrijf of zij passen binnen het duurzaamheidsprofiel Greenport Venlo. Het vestigingsbeleid – dat wordt vertaald in uitgiftevoorwaarden – biedt hiervoor de basis.


Doelen

Het creëren van synergie tussen bedrijven, kennisontwikkeling en waardecreatie.


Uitgangspunten 

  • 1. Bedrijven moeten qua aard passen binnen één van de volgende sectoren: agribusiness, glastuinbouw, (agro)logistiek, hieraan gerelateerde bedrijvigheid en aan deze branches gerelateerde onderzoeks- en onderwijsinstellingen.
  • 2. Het uitgangspunt is om het Klavertje 4-gebied maximaal duurzaam en zelfvoorzienend te ontwikkelen. Het ontwikkelbedrijf en het betreffende bedrijf onderzoeken gezamenlijk hoe bij de vestiging van dit bedrijf hier het beste invulling aan kan worden gegeven. De uitkomsten hiervan worden als harde voorwaarden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Hierbij wordt nadrukkelijk niet alleen gekeken naar de ontwikkelings- en bouwfase, maar juist ook naar de exploitatiefase en het bedrijfsproces. Hier is de meeste winst te behalen (financieel, maar zeker ook wat betreft duurzaamheid).
  • 3. Per bedrijf wordt onderzocht wat de beste locatie is kijkend naar de bedrijfsprocessen en synergie c.q. clustering met andere bedrijven (logistiek, energie, water, beveiliging en dergelijke).
  • 4. Prijsdifferentiatie c.q. alternatieve 'verdienmodellen' zijn het uitgangspunt. Dit hangt af van onder andere de aard van het contract (lease, erfpacht of koop), de bijdrage aan doelstellingen binnen het gebied (zoals energie/duurzaamheid), de mate van synergie en betekenis voor het gebied als geheel en het unieke karakter van het bedrijf binnen het gebied.
  • 5. Deelname door bedrijven aan parkmanagement (gezamenlijke voorzieningen en diensten) is het uitgangspunt.
  • 6. De uitgifte van gronden is gericht op het behouden van regie door het ontwikkelbedrijf (bij voorkeur door erfpacht).
  • 7. Toetsing aan het vestigingsbeleid vindt gezamenlijk plaats door de betreffende gemeente en het ontwikkelbedrijf.

1.9 B1.9 Privaatrechtelijke overeenkomsten

Beschrijving 

Duurzame ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied begint met het zien van de meerwaarde die investeringen in duurzame gebiedsontwikkeling, bedrijfsvoering en het productieproces opleveren, zowel ecologisch en sociaal als economisch. Op basis van een wederzijds gevoel van belang en urgentie voor duurzame oplossingen, willen de drie gemeenten en de provincie afspraken maken met private partijen over duurzame ontwikkelingen en doorontwikkeling van het Klavertje 4-gebied. Stimuleren is dan ook het uitgangspunt boven het afdwingen van duurzaamheidsmaatregelen. Afspraken die worden gemaakt moeten echter wel worden geborgd om vooruitgang te kunnen (blijven) boeken. Hierbij heeft borging van afspraken in privaatrechtelijke overeenkomsten de voorkeur, zoals uitgiftecontracten en anterieure overeenkomsten.

Bovendien werken privaatrechtelijke overeenkomsten aanvullend op de publiekrechtelijke instrumenten die borging van bepaalde aspecten afdekken, bijvoorbeeld bestemmingsplannen en exploitatieplannen.


Doelen

Borging van afspraken gericht op duurzame ontwikkeling en doorontwikkeling van het Klavertje 4-gebied.


Uitgangspunten

Het sluiten van (private) overeenkomsten heeft de voorkeur.

Bijlage 3 Begrippen

3.1 agribusiness

Agrarische bedrijfsmatige activiteiten die een ondersteunende, toeleverende of verwerkende functie hebben voor de primaire productie. Bijvoorbeeld bedrijven die zich bezighouden met zaadveredeling en teelttechnieken, industriële bedrijven in de machinebouw en composteringsbedrijven. Het betreft deels bedrijven die zich wat betreft doelgroep, omvang en prijsstelling niet kunnen vestigen op de reguliere bedrijventerreinen en niet passen in het buitengebied.

3.2 agro-gerelateerde bedrijven/dienstverlening

Bedrijven of instellingen gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven – al dan niet grondgebonden – en bedrijven in de sectoren agribusiness, fresh, food & flowers en (agro)logistiek.

3.3 (agro)logistiek

Vervoer, overslag en opslag van en waardetoevoeging aan agrarische- en andere producten. Het gaat om het faciliteren van het proces, waarbij 'de juiste dingen, op de juiste tijd, op de juiste plaats, in de juiste hoeveelheden, in de juiste mix en tegen optimale kosten' worden geleverd.

3.4 bestaand werklandschap

Bestaande bedrijventerreinen en glastuinbouw, die fysiek aanwezig zijn en/of juridisch-planologisch zijn vastgelegd op het moment van vaststelling van deze structuurvisie.

3.5 Cradle2Cradle (C2C)

Economische filosofie waarin duurzaam (door)ontwikkelen, realiseren, beheren en transformeren uitgangspunt is. C2C gaat uit van het creëren van continue kringlopen (biologisch, technologisch), waarbij geen verlies optreedt. Het doel is waardetoevoeging: niet recyclen maar upcyclen.

3.6 fresh, food & flowers

'fresh, food & flowers' omvat het bedrijfsmatig toevoegen van waarde aan producten uit de primaire sector: verzamelen, bewerking, verwerking, handel en distributie. Te denken valt aan snijden, mengen (met andere versproducten), verpakken (bijvoorbeeld in magnetronverpakking) en het bewerken van graan, vlees en vruchtenconcentraten tot eindproducten.

3.7 glastuinbouw

Het telen van groenten, fruit, snijbloemen, pot- en perkplanten en bloembollen onder glas. Containerteelt valt hier niet onder.

3.8 Greenport Venlo

Duurzaam en innovatief economisch netwerk en concept. Het bieden van een economisch perspectief voor bedrijven – door waardecreatie – en het behalen van een maatschappelijk rendement staat centraal in het concept. Hier wordt invulling aan gegeven door het ontwikkelen van werklandschappen, vastgoed, gebiedsbrede voorzieningen en een robuuste groenstructuur. Daarnaast is het streven gericht op optimale kennisontwikkeling, innovatie en gezamenlijk (economisch) voordeel door samenwerking tussen bedrijven.

3.9 hoogwaardige productiebedrijven

Bedrijven/instellingen die een hoge toegevoegde waarde creëren, zoals agribusiness, kennisintensieve bedrijvigheid en fresh, food & flowers.

3.10 inpassingszone

Gebied rondom de werklandschappen waarin ruimte wordt geboden voor maatregelen om het werklandschap op een vanzelfsprekende manier onderdeel uit te laten maken van het omliggende landschap. Landschappelijke inpassingszones hebben daarnaast een waterbergende, -infiltrerende en ecologische functie.

3.11 intensieve veehouderij

Het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in deze structuurvisie wordt gesproken over intensieve veehouderij, wordt gedoeld op het bedrijfsmatig houden van dieren. Melkveehouderijen worden niet als intensieve veehouderij beschouwd.

3.12 klaver

Configuratie waarin een groot deel van de werklandschappen wordt ontwikkeld. Klavers bestaan uit minimaal drie en maximaal vier klaverbladen en lenen zich goed voor grote (logistieke) bedrijfscomplexen. Het ontwerp in klavers draagt maximaal bij een zelfvoorzienend werklandschap (energie en water), het efficiënt afwikkelen van verkeer en het creëren van een aantrekkelijke werkomgeving.

3.13 Klavertje 4-gebied

Geografisch gebied als hart van Greenport Venlo, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo, nabij knooppunt Zaarderheiken.

3.14 living machine

Groenzones waarin het vervuilde water (uit toiletten, productiewater, e.d.) uit de omliggende gebouwen op natuurlijke wijze wordt gezuiverd voordat het in de bodem infiltreert. Allerlei zuiverende plantentypes, afhankelijk van het type vervuiling, worden hiervoor gebruikt.

3.15 manchetten

Manchetten zijn opgeworpen grondlichamen rondom de klavers (vooral 1 t/m 8). Zij zorgen voor afscherming (visueel en geluid) van bedrijvigheid vanuit het landschap en maken het mogelijk dat het landschap diep binnendringt in het werklandschap. Naast de afschermende functie kunnen de manchetten worden gebruikt voor andere doeleinden, bijvoorbeeld voor vollegrond- en boomteelt.

3.16 niet-grondgebonden (agrarische) bedrijven

Een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals intensieve veehouderijen, kwekerijen, glastuinbouwbedrijven en containerteelt.

3.17 nieuw werklandschap

Werklandschappen die worden ontwikkeld onder de beleidswerking van deze structuurvisie.

3.18 ontwikkelbedrijf

Om de opgave uit het Masterplan en Strategisch Businessplan – en daarmee deze structuurvisie – voortvarend uit te kunnen voeren hebben de drie grondgemeenten33 en de provincie de Werklandschapontwikkelingsmaatschappij Klavertje 4 (ook wel Development Company Greenport Venlo genoemd) opgericht. Het ontwikkelbedrijf hanteert één overkoepelende business case voor het gehele Klavertje 4-gebied, waardoor verevening tussen kosten en baten gebiedsbreed mogelijk is.

3.19 verwevingszone

Gebied waarin een grote verscheidenheid aan functies voorkomt (wonen, agrarische bedrijven, groen, (verblijfs)recreatie, bedrijven-aan-huis, etc.). Het gebied fungeert als broedplaats voor kleinschalige economische activiteiten en zorgt voor een 'natuurlijke' overgang van werklandschap naar landschap.

3.20 vollegrondteelt

Alle vormen van granen, groenten, fruit, bloemen en bomen die op open grond worden geteeld.

3.21 werklandschap

Aanduiding voor een gebied waar landschap en bedrijvigheid in elkaar overgaan. Het is een landschap waarin wordt gewerkt, maar waarin ook wordt gerecreëerd. Het werklandschap heeft een maximaal positief effect op milieueffectiviteit en leefbaarheid, door het combineren van groene en blauwe functies en de scheiding van verschillende verkeersstromen.

3.22 Werklandschap in het Klavertje 4-gebied

Werklandschap geïnspireerd door de C2C-filosofie met de focus op bedrijvigheid in de vorm van agribusiness, glastuinbouw, (agro) logistiek, bijpassende (aan agro-gerelateerde) industrie en dienstverlening en onderzoeks- en onderwijsinstellingen.

Bijlage 4 Samenvatting

4.1 S1 Waarom deze structuurvisie en planMER?

Ruimtelijk-economische structuurversterking

Mede door de strategische ligging tussen Randstad en Ruhrgebied en de aanwezigheid van een vrijwel volledige agrarische productiekolom heeft de regio Venlo zich ontwikkeld tot één van de vijf Nederlandse Greenports. Om de kansen voor een verdere economische ontwikkeling optimaal te benutten en verbetering van het landschap (tegengaan versnippering) te bereiken, willen de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo en de provincie Limburg in het Klavertje 4-gebied (zie figuur S1) een duurzaam werklandschap ontwikkelen. De gemeenten en de provincie zetten hierbij in op een sprong van 14.000 naar circa 27.000 voltijd banen (direct en indirect) en een totale toename van het bruto regionaal product in deze sector van circa € 800 miljoen tot € 1 miljard.


Missie 

Duurzaamheid – geïnspireerd door de Cradle 2 Cradle-principes (C2C) – vormt de leidraad voor de beoogde structuurversterking. Aan de structuurversterking wordt invulling gegeven door het economisch netwerk te versterken; innovatie is één van de sleutelbegrippen. Waardecreatie is het uitgangspunt. Enerzijds door te streven naar (ruimtelijke) kwaliteit, anderzijds door het bieden van een economisch perspectief voor bedrijven en het behalen van maatschappelijk rendement. Het streven is bovendien gericht op optimale kennisontwikkeling, innovatie en gezamenlijk (economisch) voordeel door samenwerking tussen bedrijven.


Gebiedsontwikkeling 

Om structuurversterking een plek te geven is het Klavertje 4-gebied aangewezen als ontwikkelingsgebied voor de totale agrarische productiekolom. Hier worden werklandschappen (bedrijventerreinen/glastuinbouw), vastgoed, gebiedsbrede voorzieningen en een hoogwaardig landschap gerealiseerd. De bestaande en toe te voegen bedrijvigheid focust zich op agribusiness, glastuinbouw, (agro)logistiek en hieraan gerelateerde bedrijvigheid en onderzoeks- en onderwijsinstellingen.


Structuurvisie en planMER

Om planologisch sturing te geven aan de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied willen de gemeenten (en provincie) een intergemeentelijke structuurvisie vaststellen. Hiermee wordt de beleidsmatige basis gelegd voor uitwerking van (delen van het) Klavertje 4-gebied in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

Gekoppeld aan de structuurvisie is een milieueffectrapport (planMER) opgesteld. Doel van het planMER is overwegingen van milieu en duurzaamheid volwaardig te betrekken bij het opstellen van de structuurvisie en de daaropvolgende plannen en projecten.

Het totale pakket aan rapportages bestaat uit:


Genomen besluiten en doorlopen procedures

Structuurvisie en planMER bouwen voort op diverse reeds genomen besluiten en doorlopen mer-procedures. De belangrijkste daarvan zijn het door de gemeenten en de provincie in 2009 vastgestelde Masterplan en Strategisch Businessplan en de door de provincie vastgestelde POL-aanvulling Klavertje 4. Min of meer parallel aan de procedure van deze structuurvisie loopt ook de bestemmingsplanprocedure (met projectMER) voor Trade Port Noord. Figuur S1 geeft een beeld van de huidige situatie en laat zien welke ontwikkelingen in de structuurvisie en de planMER als vaststaand worden beschouwd ('autonome ontwikkeling').

Figuur S.1 Bestaande situatie en autonome ontwikkelingen (2011)

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0047.png"


Procedure structuurvisie en planMER

Voorafgaand aan het opstellen van de structuurvisie en planMER is een Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) opgesteld en ter inzage gelegd. Met de binnengekomen zienswijzen en adviezen is in het totstandkomingsproces van de structuurvisie en planMER waar mogelijk rekening gehouden.

Structuurvisie en planMER zijn tot stand gekomen in een nauwe samenwerking tussen het ontwikkelbedrijf, de drie gemeenten en de provincie. Daarnaast zijn klankbordgroepen ingesteld van relevante stakeholders die tijdens het werkproces zijn geïnformeerd en geraadpleegd.

De ontwerpstructuurvisie heeft samen met de planMER en de onderbouwende rapportages gedurende zes weken terinzage gelegen. Eenieder heeft in deze periode de mogelijkheid gehad zienswijzen in te dienen. Daarnaast is de Commissie voor de m.e.r. in dezelfde periode om advies gevraagd. De zienswijzen en het advies zijn inhoudelijk afgewogen en hebben op een beperkt aantal onderdelen geleid tot aanpassing van de structuurvisie. De adviezen van de Commissie voor de m.e.r. zijn opgenomen en beantwoord in de notitie 'Advisering Commissie MER'. Naar aanleiding van de adviezen zijn daarin ook een aanvulling op de Passende beoordeling en een nadere toelichting op onderdelen van het planMER opgenomen.

4.2 S2 Uitgangspunten structuurvisie en planMER

Ambities voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid

Duurzaamheid vormt de 'rode draad' binnen de planontwikkeling voor het Klavertje 4-gebied, waarbij Cradle2Cradle (C2C) als inspiratiebron wordt gehanteerd. C2C gaat uit van het sluiten van de 'biologische' en 'technologische' kringlopen. Om deze ambities ten behoeve van een ruimtelijk ontwerp tastbaar te maken, zijn deze al in het Masterplan vertaald uitgangspunten en bouwstenen voor beleid.


Uitgangspunten:

  • 1. ruimtelijk casco leidend
  • 2. verbinden en vergroten habitats
  • 3. maximaal zelfvoorzienend
  • 4. minimaliseren verkeersbewegingen
  • 5. sense of place
  • 6. flexibel uitgeefbaar gebied


Bouwstenen:

  • a. ecologisch samenhangend netwerk
  • b. kwaliteitsverbetering landschap
  • c. ruimtelijk concept Klavertje 4: optimale positionering van functies
  • d. inrichting deelgebieden volgens het klaverconcept
  • e. duurzaam mobiliteitssysteem
  • f. duurzaam watersysteem
  • g. duurzaamheidscriteria bedrijfsvestiging


Ruimtelijk concept en projecten

Deze uitgangspunten en bouwstenen hebben in het Masterplan vervolgens geleid tot een ruimtelijk concept en tot projecten die ten grondslag hebben gelegen aan de POL-aanvulling. Het concept bestaat in hoofdzaak uit een ruimtelijke lay-out op gebiedsniveau (positionering van functies) en de wijze waarop clusters voor bedrijvigheid worden vormgegeven (deelgebiedniveau: klavers).

4.3 S3 Kenmerken en werkwijze

Karakter en detailniveau

In de structuurvisie is dit ruimtelijke concept nader uitgewerkt. Het karakter van structuurvisie en planMER is afgestemd op de specifieke kenmerken van de gewenste gebiedsontwikkeling. Het plan is concreet en gedetailleerd waar het kan (vooral voor de ontwikkelingen voor de eerstkomende 10 jaar) en meer verkennend en met een bandbreedte waar nog flexibiliteit nodig is of onzekerheden bestaan (vooral voor de ontwikkelingen op de langere termijn). Daar waar de structuurvisie de beoogde ontwikkelingen gedetailleerd vast kan leggen is dat gebeurd en heeft het planMER de bijbehorende milieueffecten in een daarop afgestemde mate van gedetailleerdheid in beeld gebracht.

Omdat de hoofdlijnen van de ruimtelijke inrichting al in eerdere besluiten (mede op basis van mer-procedures) zijn vastgelegd kent het planMER slechts één integraal alternatief. Deze is gebaseerd op het ruimtelijke concept uit het Masterplan dat ten grondslag ligt aan de POL-aanvulling. Dit alternatief is gedurende het totstandkomingproces geëvolueerd tot de huidige structuurvisie.


Werkwijze 

Om in deze context milieu-informatie optimaal te benutten voor de afweging en keuzes in de structuurvisie, is de volgende aanpak gevolgd, zie ook onderstaand schema:

  • 1. Het ruimtelijk concept van Masterplan en POL-aanvulling is in een eerste concept van de structuurvisie uitgewerkt en geconcretiseerd naar een ruimtelijke strategie om de gestelde ruimtelijke en duurzame ambities te verwezenlijken.
  • 2. Hiervan zijn de milieueffecten – verdeeld over twee tijdshorizons (2022 en 2030/2040) – globaal verkend en is nagegaan welke aanpassingen en welke aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen om het milieuresultaat te optimaliseren.
  • 3. Op grond van de resultaten is afgewogen op welke onderdelen aanpassing van de oorspronkelijke uitgangspunten en de ruimtelijke strategie wenselijk is. In de planMER hebben deze aanpassingen geleid tot het 'voorkeursalternatief' (VKA). Van dit VKA zijn de milieueffecten nader onderzocht en vergeleken met zowel de huidige situatie als de referentiesituatie (inclusief autonome ontwikkelingen, zie figuur S1). Uit dit onderzoek zijn op onderdelen nog aandachtspunten (extra maatregelen) naar voren gekomen om in vervolgprocedures nog beter rekening te kunnen houden.
  • 4. De maatregelen van het VKA zijn in de structuurvisie vertaald naar beleid.


afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0048.png"

4.4 S4 Ruimtelijke strategie en voorkeursalternatief

Na afweging van de resultaten van de milieuverkenning is gekozen voor een ruimtelijk concept dat op een aantal punten is aangepast. Om tot een zo duurzaam mogelijk resultaat te komen is daaraan een groot aantal aanvullende maatregelen toegevoegd. Het resultaat is de ruimtelijke strategie en VKA zoals weergegeven in de structuurvisiekaart (zie onderstaande figuur).

Figuur S.2 Structuurvisiekaart (ruimtelijke strategie en voorkeursalternatief)

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0049.png"
Om de ruimtelijk-economische structuurversterking mogelijk te maken zet het Masterplan – in de periode tot 2040 – in op transformatie van circa 2.000 ha bestaand agrarisch gebied naar nieuw te ontwikkelen werklandschappen, infrastructuur en natuur en landschap (zie tabel S1). In de periode tot 2022 (de looptijd van de structuurvisie) wordt circa 1.800 ha gerealiseerd, waarvan 1.150 ha voor werklandschap, 40 ha voor infrastructuur en 630 ha voor natuur en landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0050.png"

Tabel S1 Ontwikkelingen naar functie tot 2040

Werklandschappen 

De werklandschappen worden geconcentreerd en aansluitend aan bestaande bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden ontwikkeld. Op deze manier worden rijafstanden tussen werklandschappen beperkt, versnippering van het landschap voorkomen en zijn energetische koppelingen mogelijk tussen deelgebieden (klavers genoemd). Op hoofdlijnen bestaan de werklandschappen uit de volgende componenten:

  • In het hart van het Klavertje 4-gebied zijn de klavers (1 t/m 8) met de meest dynamische functies geprojecteerd ((agro)logistiek en bedrijven in fresh, food & flowers). Door de ligging aan de Greenportring zijn deze werklandschappen goed met elkaar, met de snelwegen en andere mobiliteitsdragers verbonden. Bijzonder is de ontwikkeling van Trade Port Noord (klaver 1 t/m 4 en 6 op het grondgebied van de gemeente Venlo) in de periode tot 2022. Dit gebied wordt als autonome ontwikkeling beschouwd in de structuurvisie en planMER, aangezien hiervoor al een bestemmingsplan met projectMER in voorbereiding is (zie figuur S1). De ontwikkeling van de overige hier bedoelde klavers staat gepland in de periode na 2022.
  • Aansluitend aan het dynamische hart van het Klavertje 4-gebied is ruimte voor vestiging van hoogwaardige productiebedrijven (waaronder agribusiness) en onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Het Floriade terrein, wordt doorontwikkeld tot Venlo GreenPark als centrum voor innovatie en het ontwikkelen en delen van kennis binnen Greenport Venlo. Klaver 11 en een deel van 10 bieden ruimte voor agribusinessbedrijven die een ondersteunende, toeleverende en verwerkende functie hebben voor de primaire agrarische productie.
  • De primaire agrarische productie vindt plaats in de periferie van de werklandschappen, aansluitend op het omliggende landschap. De bestaande projectvestigingsgebieden voor glastuinbouw (Californië en Siberië) worden uitgebreid (klavers 12 en 13). Door de ligging van Californië kan bovendien optimaal gebruik worden gemaakt van grondwaterstromen (hemelwater van Trade Port Noord gebruiken in Californië). Naast glastuinbouw wordt ruimte geboden aan nieuwvestiging van intensieve veehouderij – eventueel in combinatie met een biovergistingsinstallatie voor duurzame energieopwekking – in LOG Krabbenborg. Het overige landschap zal naast de geplande natuur- en landschapsontwikkeling ruimte blijven bieden aan de agrarische bedrijvigheid.


Mobiliteit 

Geconcentreerde ontwikkeling van de werklandschappen maakt een efficiënte verkeersstructuur mogelijk, gericht op het bundelen van verkeersstromen. De Greenportring speelt hierin een centrale rol. De ring verbindt de klavers met elkaar, met de snelwegen en met de verschillende modaliteiten in en in de directe nabijheid van het Klavertje 4-gebied (weg, rail, water en lucht). Ter afronding van de Greenportring wordt de Greenportlane aangelegd (aanleg gestart in 2011). Om in te kunnen spelen op eventuele knelpunten in de verkeersafwikkeling na 2022 wordt ruimte gereserveerd voor nieuwe infrastructuur. Concreet gaat het om optimalisatie van de ontsluiting van klaver 11, 12 en Californië en de aansluiting van de Greenportring op de A67. Ter bevordering van het fietsgebruik wordt de Greenportbikeway aangelegd: een snelle fietsverbinding van het gebied met de stations Venlo, Blerick en Horst-Sevenum.

Naast de focus op fysieke infra wordt ingezet op het stimuleren van duurzame vormen van vervoer, zoals de fiets, collectief vervoer en elektrische vervoersconcepten. Het te voeren park- en mobiliteitsmanagement zal een grote rol spelen in het bevorderen van duurzame vormen van vervoer.


Robuuste groenstructuur en buitengebied

Een groot deel van het huidige landschap wordt getransformeerd naar werklandschap of infrastructuur, geïnspireerd door de C2C-principes. Het creëren van een aantrekkelijke omgeving (groen én stedelijk) om in te werken en te recreëren staat hierbij centraal. Aanwezige kwaliteiten worden daarom versterkt en potenties van het gebied worden benut zodat hierdoor de oorspronkelijke uniciteit van de plek wordt teruggebracht. Bij ontwikkelingen in het landschap wordt het landschap als leidend ontwerpprincipe gehanteerd. Concreet betekent dit dat de ontwerpprincipes uit het Landschapsplan Klavertje 4 leidend zijn voor ontwikkelingen in het buitengebied en dat de ontwikkelingsmogelijkheden in delen van het buitengebied beperkt zijn.

Om tegenwicht te bieden aan de grootschalige verstedelijking is het noodzakelijk het groene casco een stevige impuls te geven. Dit niet alleen voor het verlies van aanwezige kwaliteiten, flora en fauna, maar ook als recreatief gebied voor bewoners van het Klavertje 4-gebied en omliggende kernen. Grotendeels vooruitlopend op ontwikkeling van de werklandschappen wordt daarom een robuuste groene structuur ontwikkeld (RGS). Deze bestaat uit twee staanders en twee sporten die de staanders met elkaar verbinden. Om te komen tot een robuust en goed functionerend groen raamwerk wordt ten minste 400 ha aan nieuwe natuur en nieuw landschap gerealiseerd. Voor een perfect functionerend raamwerk voorziet de structuurvisie in nog eens 230 ha.


Ontwerp in klavers

Het ontwerp van de werklandschappen in klavers geeft invulling aan de duurzame ambities. Deze configuratie leent zich goed voor de grote bedrijfscomplexen die de logistieke sector met zich meebrengt (hallen ter grootte van meerdere hectares). Het ontwerp in klavers maakt het – door de grootte van de klaverbladen – bovendien mogelijk dat het gebied zich kan aanpassen aan ontwikkelingen in de toekomst en het draagt bij aan:

  • een maximaal zelfvoorzienend werklandschap wat betreft energie, water en afval. De klaverstructuur biedt ruimte aan o.a. energie- en watervoorzieningen. Uitwisseling van afval- en grondstoffen tussen bedrijven is uitgangspunt;
  • het efficiënt afwikkelen van verkeer: elke klaver beschikt over één centrale aansluiting op de Greenportring;
  • het creëren van een aantrekkelijke werkomgeving (sense of place), door hoogwaardige vormgeving van gebouwen, buitenruimte, openbare ruimte en inpassing van de klaver (door groene manchetten) in het landschap.


Energie

Om te komen tot een maximaal zelfvoorzienend gebied is een Energieplan opgesteld met een strategie gericht op energiebesparing en het opwekken van duurzame energie. De structuurvisie faciliteert de ruimtelijke component van het Energieplan. Dit betekent dat er rekening is gehouden met de plaatsing van windturbines langs de spoorlijn Eindhoven-Venlo (zoekgebied) en ruimte wordt geboden aan vestiging van een bio-vergistingsinstallatie in bijvoorbeeld het LOG Krabbenborg.


Overige uitgangspunten inrichting

Aanvullende onderdelen die deel uitmaken van de ruimtelijke strategie/VKA voor de inrichting op gebieds- en klaverniveau en die van belang zijn in het kader van de planMER zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0051.png"

4.5 S5 Uitvoering van de structuurvisie

Deze structuurvisie kent een ontwikkelingsgerichte uitvoeringsstrategie. Hiertoe hebben de gemeenten en de provincie in 2009 een ontwikkelbedrijf (DCGV) opgericht met als taak de opgave uit het Masterplan en Strategisch Businessplan (waaronder de volledige gebiedsontwikkeling) te realiseren. Het ontwikkelbedrijf hanteert één overkoepelende business case voor het gehele Klavertje 4-gebied en heeft als uitgangspunt de benodigde gronden te verwerven. Door het hanteren van één business case is verevening tussen verdienlocaties en kostenlocaties gebiedsbreed mogelijk en ontstaan mogelijkheden voor voorfinanciering van voorzieningen.

Deze structuurvisie biedt mogelijkheden voor het vragen van bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en legt de basis voor kostenverhaal in het geval van bovenwijkse voorzieningen.

Door middel van een beëindigings- en verplaatsingsregeling wordt op vrijwillige basis perspectief geboden aan bedrijven die – als gevolg van de gebiedsontwikkeling – worden beperkt in hun bedrijfsvoering. De regeling geldt voor bedrijven die liggen in de Robuuste groenstructuur of toekomstige werklandschappen (uitgezonderd klaver 11) en gaat uit van het stimuleren van bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing door het inzetten van compensatiemogelijkheden.

4.6 S6 Beoordeling ruimtelijke strategie/VKA

Beoordeling milieueffecten Structuurvisie

De milieueffecten (inclusief de maatregelen uit het planMER) zijn in het planMER onderzocht en beoordeeld. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de beoordelingen (toetsing aan het geldende beleidskader).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0052.png"
Er is ook nagegaan en beoordeeld in welke mate het voorkeursalternatief voldoet aan de specifieke doelstellingen en ambities voor deze gebiedsontwikkeling. Hieruit blijkt dat ruimschoots aan de doelstellingen kan worden voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.SVI0005-VG01_0053.png"

4.7 S7 GezondheidsEffectScreening (GES)

Om de effecten van de ontwikkeling voor de gezondheid te onderzoeken en te laten beoordelen is een GezondheidsEffectScreening (GES) uitgevoerd. Daarbij is voor elke kern en elk bebouwingscluster de gezondheidssituatie op basis van de ontwikkelingen in de structuurvisie vergeleken met de huidige situatie. Conclusie is dat de voorgenomen ontwikkelingen geen effecten hebben op omliggende woonkernen. Wel zijn er effecten voor de binnen het Klavertje 4-gebied liggende woonclusters/ buurtschappen. Vooral voor het aspect geluid (industrie en verkeer) is lokaal een verslechterde gezondheidssituatie te verwachten in de worst case situatie. Dit is o.a. aanleiding om hier in de detaillering van de plannen terdege rekening mee te houden. Daarentegen is er voor het aspect luchtkwaliteit – in de breedste zin van het woord – in algemeenheid een verbetering te verwachten (met lokaal een kleine verslechtering).

4.8 S8 Evaluatie, vervolgprocedures en monitoring

De structuurvisie geeft niet direct mogelijkheden tot bouwtitels. Daarvoor moeten vervolgprocedures worden doorlopen, zoals bestemmingsplanprocedures en vergunningstrajecten. In de toekomst zal de ontwikkeling steeds concreter worden en zullen deelplannen worden doorontwikkeld. Daarom zal er ook steeds concreter onderzoek moeten plaatsvinden. In zowel de structuurvisie als de planMER is daar een voorzet voor gegeven.

Bijlage 11 Notitie advisering Commissie m.e.r.

Ten behoeve van de structuurvisie is een milieueffectrapport (MER) inclusief Passende beoordeling opgesteld. De Commissie voor de milieueffectrapportage, een bij wet ingestelde onafhankelijke adviseur bij m.e.r.-procedures, adviseert het bevoegd gezag over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten.

De Commissie stelt dat voor de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied op een groot aantal onderdelen de essentiële milieu informatie aanwezig is om het milieubelang in de besluitvorming volwaardig te kunnen meewegen. Ten aanzien van het onderwerp stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden adviseert de Commissie de aanwezige informatie aan te vullen voorafgaand aan de besluitvorming (klik hier voor het advies). De problematiek rondom stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden is een problematiek die landelijk zorgt voor stagnatie in concrete projecten of besluiten (met name bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen). Dit is door de Rijksoverheid ook erkent en als zodanig al in de Crisis en Herstelwet al opgenomen, waarin ze aangeeft middels een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) deze stagnatie moet worden beëindigd. De PAS moet zorgen dat er in en rond de Natura 2000-gebieden weer (juridisch) ruimte komt voor economische ontwikkeling, terwijl tegelijkertijd wordt zeker gesteld dat de natuurkwaliteit in die gebieden niet onherstelbaar wordt geschaad. Momenteel is het onduidelijk wanneer de PAS-wetgeving van kracht zal worden en hoe deze een praktische invulling/ uitvoering gaat kennen.

Het gaat de Commissie bij de aanvulling van de informatie om de borging van enerzijds de maatregelen om de uitstoot van stikstof te verminderen en anderzijds de nullijn: zolang de PAS niet van kracht is, is een toename van stikstof niet toegestaan. Dit geldt voor zowel de bedrijfsvoering van (nieuwe) bedrijven, als de bijbehorende toename van het gemotoriseerde verkeer. Om de ontwikkeling van het gebied echter niet te vertragen zijn de structuurvisie Klavertje 4-gebied met alle bijbehorende bijlagen ter besluitvorming aan de gemeenteraden voorgelegd. Vooruitlopend op de PAS wordt een overkoepelend mitigatieplan opgesteld voor het Klavertje 4-gebied. Hierin worden eventueel benodigde compenserende en mitigerende maatregelen – die nodig zijn om significante effecten wat betreft stifstofdepositie – geborgd.

Omdat de Structuurvisie een voor overheden zelfbindende visie betreft en het geen concreet besluit betreft op plan of projectniveau, is vergunningverlening binnen de Natuurbeschermingswet voor dit project niet mogelijk. De Passende Beoordeling kan derhalve gezien worden als een risicoverkenning behorende bij voorliggende Structuurvisie. Vergunningverlening binnen de Natuurbeschermingswet zal derhalve in opvolgende plannen en projecten moeten plaatsvinden middels het opstellen van een Passende Beoordeling (behorende bij een bestemmingsplan of vergunningaanvraag).