Voorschriften

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

 

                                                                                              252.00.02.32.00.vrs                                                                           



Inhoudsopgave

Algemene bepalingen                                                                    3

Artikel 1       Begripsbepalingen                                                       3

Artikel 2       Wijze van meten                                                           9

Artikel 3       Anti-cumulatiebepaling                                                10

Artikel 4       Aanvullende werking bouwverordening                         11

Bestemmingsbepalingen                                                              13

Artikel 5       Woondoeleinden                                                        13

Artikel 6       Maatschappelijke doeleinden                                       16

Artikel 7       Detailhandel                                                               18

Artikel 8       Horecadoeleinden                                                       20

Artikel 9       Bergingen                                                                  22

Artikel 10      Verkeersdoeleinden                                                    23

Artikel 11      Verkeers- en verblijfsdoeleinden                                  24

Artikel 12      Groenvoorzieningen                                                    25

Artikel 13      Bos                                                                           26

Artikel 14      Water                                                                         28

Artikel 15      Waterstaatsdoeleinden                                                29

Zonevoorschriften                                                                        31

Artikel 16      Zone ten behoeve van de hoofdrioolpersleiding           31

Artikel 17      Zone ten behoeve van de archeologische waarden       33

Artikel 18      Beschermd dorpsgezicht                                            35

Artikel 19      Vrijwaringszone                                                          37

Algemene voorschriften en overgangsbepalingen                        39

Artikel 20      Algemene gebruiksbepaling                                        39

Artikel 21      Algemene vrijstellingen                                               40

Artikel 22      Algemene wijzigingsbevoegdheid                                41

Artikel 23      Procedurevoorschriften                                               42

Artikel 24      Overgangsbepalingen voor bouwwerken                      43

Artikel 25      Overgangsbepalingen voor het gebruik                        44

Artikel 26      Strafbare feiten                                                          45

Artikel 27      Titel                                                                           46

Bijlage                                                                                            

 


Algemene bepalingen

Artikel 1               Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

a.         aan- of uitbouwen:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

 

b.         aan huis verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning, waarbij het gebouw behoort, op admini­stratief, juridisch, medisch, therapeu­tisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend en waarbij ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt, met een maximum van 45 ;

 

c.         achtererf:
het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook;

 

d.         bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.         bedrijf aan huis:
het beroepsmatig door een bewoner van de woning waarbij het gebouw behoort verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden en waarbij ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt, met een maximum van 45 ;

 

f.          bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

g.         bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of in uitvoering is, of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

 

h.         bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

 

i.           bestemmingsvlak:
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

j.           bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand dan wel aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;

k.          bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

l.           bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden;

 

m.        bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw;

n.         bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

o.         bouwstrook:
het deel van het bouwperceel dat is gelegen tussen de voorgevelrooilijn en de indelingslijnen die direct achter of naast de voorgevelrooilijn ligt;

 

p.         bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven, aaneengesloten gebied, omgeven door bouwgrenzen; 

 

q.         bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

r.          dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

s.         gebouw:
elk bouwwerk, dat (een) voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte(n) vormt;

t.          hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

u.         horecabedrijf:

          een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt;

 

v.         indelingslijn:
een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen delen van de bestemmingsvlakken, waarvoor een verschil in maatvoering en/of gebruik geldt;

w.         maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

x.         meergezinswoning:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

y.         nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

 

z.          normaal onderhoud:
werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen, dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

aa.       onderbouw:
een voor mensen toegankelijke ruimte, gelegen onder de begane grondvloer van een gebouw;

bb.      ondergeschikte horeca:

          een onderdeel van een bedrijf of instelling, geen horecabedrijf zijnde, in welk onderdeel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers en/of werknemers van dat bedrijf of die instelling;

 

cc.       plan:
het bestemmingsplan De Noord van de gemeente Urk, vervat in één plankaart, bestaande uit twee kaartbladen nader aanduid met het tekeningnummer 252.00.02.32.00 met de bijbehorende verklaring en deze voorschriften;

 

dd.      peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de

                        hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-                 de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

-                 voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-                 de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

ee.       praktijk- en/of kantoorruimte:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een beroep aan huis;

ff.        prostitutie/prostituee:
het zich beschikbaar stellen/degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding;

 

gg.      raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;

hh.       seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

ii.          verkoopvloeroppervlakte:

          de voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

 

jj.          voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

 

kk.        voorgevelrooilijn:
een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die deel uitmaakt van de begrenzing van een bouwstrook;

 

ll.          vrijstelling:
een vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

mm.    wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

nn.      woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

oo.      zijerf:
het deel of de delen van het bouwperceel dat is of die zijn gelegen tussen de zijgevel(s) van het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelgrens.

 

Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken.

Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

 


Artikel 2               Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de voorschriften van het plan wordt als volgt gemeten:

 

1.         de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.         de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.         de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.         de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

5.         het bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bestemmingsvlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bestemmingsvlak of van een bebouwingsvlak indien dat in de voorschriften wordt aangegeven.

Wat betreft (bedrijfs)woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van lid 1 niet meegerekend voor de:

-                 inhoud of oppervlakte
bijgebouwen;

-                 hoogte
ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, masten, lichtkoepels, windvanen en daksierelementen;

 

 

 

Artikel 3               Anti-cumulatiebepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 4               Aanvullende werking bouwverordening

 

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, voor zover aangegeven in deze voorschriften, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.         de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;

b.         de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c.         de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

d.         de ruimte tussen bouwwerken.

 

 


Bestemmingsbepalingen

Artikel 5               Woondoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘woondoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven en paden.

 

Onder wonen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf toegestaan.

 

Meergezinswoningen zijn uitsluitend toegestaan op gronden die nader op de plankaart met ‘m’ zijn aangeduid.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

a.         Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

1.         hoofdgebouwen worden gebouwd binnen de bouwstrook, met dien verstande, dat waar de gronden nader op de plankaart met ‘m’ zijn aangeduid, hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2.         indien op de plankaart een voorgevelrooilijn staat aangegeven, worden hoofdgebouwen gebouwd in de voorgevelrooilijn;

3.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart;

4.         uitsluitend waar de gronden nader op de plankaart met ‘m’ zijn aangeduid, mogen woningen gestapeld worden gebouwd.

 

b.         Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1.         aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op die onderdelen van het bestemmingsvlak, waar een aanduiding van goot- en bouwhoogten en een bebouwingspercentage is aangegeven;

2.         het bebouwingspercentage per onderdeel van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf niet meer mag bedragen dan 50 m²;

3.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart;

4.         de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd;

5.         in afwijking van het bepaalde onder 1 is vóór de voorgevelrooilijn van een woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:

-                 geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;

-                 geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;

-                 geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de breedte van de gevel van de woning, waartoe hij behoort;

-                 niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen bouwperceels-grens minder dan 3 m bedraagt;

 

c.         Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:

1.         de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woning niet meer dan 1 m mag bedragen;

2.         de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de woning niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

3.         Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

a.         de plaats van bijgebouwen;

b.         de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

 

4.         Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

 

vrijstelling verlenen van het bepaalde in

a.         lid 2.b, onder 2, voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 100 m², mits het bebouwingspercentage per onderdeel van het bouwperceel niet meer bedraagt dan is aangegeven op de plankaart;

b.         lid 2.b, onder 5, vierde gedachtestreepje, voor het bouwen van een erker, waarbij de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt, mits de afstand niet minder dan 1m wordt.

 

 

 


Artikel 6               Maatschappelijke doeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘maatschappelijke doeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen.

 

Per maatschappelijke voorziening is maximaal één dienstwoning per bouwvlak toegestaan, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart met ‘dienstwoning toegestaan’ zijn aangeduid.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

a.         Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden gelden de volgende bepalingen:

1.         hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart, met dien verstande, dat deze niet gelden voor een kerktoren; de bouwhoogte van een kerktoren bedraagt ten hoogste 40 m;

3.         de inhoud van een dienstwoning bedraagt niet meer dan
600 .

 

b.         Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden gelden de volgende bepalingen:

1.          bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op die onderdelen van het bestemmingsvlak, waar een aanduiding van goot- en bouwhoogten en een bebouwingspercentage is aangegeven;

2.         het bebouwingspercentage per onderdeel van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart;

3.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart.

 

c.         Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

3.         Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.a, onder 2 voor het overschrijden van de indelingslijnen, onder voorwaarde dat de oppervlakte van de totale overschrijding van alle indelingslijnen tezamen niet meer bedraagt dan 10% van het oppervlak van de bouwstrook, waarbij de overschrijding plaatsvindt.

 


Artikel 7               Detailhandel

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         detailhandelsbedrijven;

b.         aan detailhandel ondergeschikte horeca in categorie 1 zoals opgenomen in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage ´Staat van Horeca-activiteiten´ en dienstverlenende bedrijven;

c.         ambachtelijke verzorgende bedrijven;

d.         wonen op de verdieping,

met de daarbij behorende bouwwerken, verhardingen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en water.

 

De verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsvestiging mag niet meer bedragen dan 300 , met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’ de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 600 .

 

Per vestiging is aan detailhandel ondergeschikte horeca toegestaan tot niet meer dan 20% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 30 .

 

2.         Bebouwingsbepalingen

a.         Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

1.         hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart.

 

b.         Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1.         bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op die onderdelen van het bestemmingsvlak, waar een aanduiding van goot- en bouwhoogten en een bebouwingspercentage is aangegeven;

2.         het bebouwingspercentage per onderdeel van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart;

3.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart.

 

c.         Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

3.         Vrijstelling

a.         Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 voor een verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsvestiging van niet meer dan 600 , mits geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen zal optreden en de evenwichtige verzorgingsstructuur van het winkelgebied hierdoor niet duurzaam wordt ontwricht.

 

b.         Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid,

vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.a, onder 2 voor het overschrijden van de indelingslijnen, onder voorwaarde dat de oppervlakte van de totale overschrijding van alle indelingslijnen tezamen niet meer bedraagt dan 10% van het oppervlak van de bouwstrook, waarbij de overschrijding plaatsvindt.

 


Artikel 8               Horecadoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘horecadoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         horecabedrijven in categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage ´Staat van Horeca-activiteiten´, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangegeven met ‘horecacategorie 2’;

b.         horecabedrijven in de categorieën 1, 2 en 3, zoals opgenomen in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage ´Staat van Horeca-activiteiten´, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangegeven met ‘horecacategorie 3’;

c.         wonen op de verdieping, met dien verstande, dat, voor zover de gronden op de plankaart met ‘wonen niet toegestaan’ zijn aangegeven, geen woningen zijn toegestaan;

d.         hotel, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart met ‘hotel toegestaan’ zijn aangeduid,

met de daarbij behorende bouwwerken, verhardingen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en water.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

a.         Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van horeca gelden de volgende bepalingen:

1.         hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart.

 

b.         Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van horeca gelden de volgende bepalingen:

1.         bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op die onderdelen van het bestemmingsvlak, waar een aanduiding van goot- en bouwhoogten en een bebouwingspercentage is aangegeven;

2.         het bebouwingspercentage per onderdeel van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart;

3.         de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart.

 

c.         Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

3.         Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid,

vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.a, onder 2 voor het overschrijden van de indelingslijnen, onder voorwaarde dat de oppervlakte van de totale overschrijding van alle indelingslijnen tezamen niet meer bedraagt dan 10% van het oppervlak van de bouwstrook, waarbij de overschrijding plaatsvindt.

 

4.         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid,

het plan wijzigen en toestaan dat op de gronden die op de plankaart met ‘wonen niet toegestaan’ zijn aangegeven, dienstwoningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.         het aantal dienstwoningen mag niet meer dan 2 bedragen;

b.         de oppervlakte per dienstwoning bedraagt niet meer dan
150 ;

c.         voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;

d.         de bedrijfstechnische dan wel de bedrijfseconomische noodzaak voor de dienstwoning(en) dient aangetoond te worden.   

 


Artikel 9               Bergingen

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘bergingen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         opslag, met dien verstande dat bedrijfsmatige opslag alsmede de opslag van vuurwerk niet is toegestaan;

b.         het stallen van motorvoertuigen en andere vervoermiddelen.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van bergingen worden gebouwd met een bouwhoogte die niet meer bedraagt dan op de plankaart is aangegeven.

 

 


Artikel 10            Verkeersdoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘verkeersdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         wegen;

b.         in- en uitvoegstroken;

c.         water, voet- en fietspaden;

d.         groenvoorzieningen;

e.         water.

 

Onder wegen is maximaal het bestaande aantal rijstroken toegestaan.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersdoeleinden worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 10 m.


Artikel 11            Verkeers- en verblijfsdoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         woonstraten;

b.         paden;

c.         parkeervoorzieningen;

d.         groenvoorzieningen;

e.         speelvoorzieningen;

f.          water;

g.         nutsvoorzieningen.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 6 m.

 

 

 


Artikel 12            Groenvoorzieningen

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         groenvoorzieningen;

b.         speelvoorzieningen;

c.         voet- en fietspaden;

d.         waterlopen en –partijen.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 6 m.


Artikel 13            Bos

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor “bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         de instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;

b.         de instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;

c.         het behoud van de aanwezige zandwegen.

 

2.         Bouwvoorschriften

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 3 m.

 

3.         Aanlegvergunning

a.         Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op en in de in lid 1 bedoelde gronden, de volgende andere werken uit te voeren:

1.         het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

2.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

3.         het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;

4.         het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;

5.         diepploegen, zijnde het extra diep –ca. 0,4 m of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;

6.         werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.

 

b.         Een aanlegvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het ander werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke de aan de in lid 1 bedoelde gronden gegeven bestemming beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

c.         Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:

1.         andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

2.         andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.


Artikel 14            Water

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         watergangen, waterpartijen;

b.         oevers en taluds;

c.         waterhuishouding.

 

2.         Bebouwingsbepalingen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 3 m.

 

 


Artikel 15            Waterstaatsdoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor ‘waterstaatsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         waterkering en daarbij behorende voorzieningen;

b.         fiets- en voetpaden, bermen en sloten;

c.         instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarden.

 

2.         Bouwvoorschriften

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 3 m.

 

3.         Aanlegvergunning

a.         Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op en in de in lid 1 bedoelde gronden, de volgende andere werken uit te voeren:

1.         het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

2.         het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

3.         het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.

 

b.         Een aanlegvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het ander werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke de aan de in lid 1 bedoelde gronden gegeven bestemming beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

c.         Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:

1.         andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

2.         andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.


Zonevoorschriften

Artikel 16            Zone ten behoeve van de hoofdrioolpersleiding

 

1.         De gronden gelegen binnen 3 m ter weerszijden van de op de plankaart aangegeven hoofdrioolpersleiding zijn tevens bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.

2.         Op de in lid 1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouwtje een maximale bebouwde oppervlakte van 25 . 

3.         Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing, overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.

4.         Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

a.         het vergraven en egaliseren van gronden;

b.         het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

c.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

d.         het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

e.         het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.

5.         Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 4 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het ander werk dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies, welke de aan de in lid 1 bedoelde gronden gegeven bestemming beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.         Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 4 is vereist voor:

a.         andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

b.         andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een, vóór dat tijdstip, geldende dan wel aangevraagde vergunning.


Artikel 17            Zone ten behoeve van de archeologische waarden

 

1.         De gronden gelegen binnen de op de plankaart voor ‘zone ten behoeve van de archeologische waarden’ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

2.         Het is verboden, op of in de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.         het vergraven en egaliseren van gronden;

b.         het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

c.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

d.         het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

e.         het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

f.          het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;

g.         werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.

3.         Een aanlegvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

4.         Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 2 is vereist voor:

-                 werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

-                 werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

5.         Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen, in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd, door op één of meer locaties de ‘zone ten behoeve van de archeologische waarden’ als bedoeld in lid 1 te verwijderen, indien:

a.         uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.         het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden;

6.         Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen, in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door één of meer locaties te bestemmen voor ‘zone ten behoeve van de archeologische waarden’, als bedoeld in lid 1, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 


Artikel 18            Beschermd dorpsgezicht

 

1.         De gronden, gelegen binnen de op de plankaart als ‘beschermd dorpsgezicht’ aangegeven gronden, zijn tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van het dorpsgezicht.

          Bij besluit van 30 juni 2007 zijn deze gronden door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen als beschermd dorpsgezicht ex artikel 35 van de Monumentenwet.

2.         Het is verboden, op of in de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.         het vergraven en egaliseren van gronden;

b.         het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

c.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

d.         het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;

e.         het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

f.          het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;

g.         werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;

h.         het slopen of verwijderen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.         Een aanlegvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden, welke de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in lid 1 beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

4.         Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 2 is vereist voor:

-                 werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

-                 werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.


Artikel 19            Vrijwaringszone

 

1.         De gronden, gelegen binnen de op de plankaart als ‘vrijwaringszone’ aangegeven gronden, zijn tevens bestemd voor een vrijwaringszone.

2.         Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen geen gebouwen worden gebouwd. 

3.         Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor wat betreft het oprichten van gebouwen overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrijwaringszone.

 


Algemene voorschriften en overgangsbepalingen

Artikel 20            Algemene gebruiksbepaling

 

1.         Het is verboden de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of te laten gebruiken, op een wijze of tot een doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

2.         Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan een gebruik voor een seksinrichting.

3.         Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.


Artikel 21            Algemene vrijstellingen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het plan ten behoeve van:

a.         het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van algemeen nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van niet meer dan 25 en een goothoogte van niet meer dan 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de wegbeheerder gehoord wordt;

b.         het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen, voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart;

c.         het overschrijden van de op de plankaart en in de voorschriften aangegeven maten, minimale en maximale afmetingen van bebouwing en terreinen met maximaal 10%;

d.         het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van palen en masten, met een hoogte van niet meer dan
12 m;

e.         het oprichten van masten ten behoeve van telecommunicatie met een hoogte van niet meer dan 40 m, uitsluitend voor zover het betreft gronden met de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden’ en de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’.

 


Artikel 22            Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

a.         Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart.

 

b.         Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders de bestemming van de in het plan begrepen gronden wijzigen in de bestemmingen ‘woondoeleinden’, ‘verkeersdoeleinden’, ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’, ‘groenvoorzieningen’ en ‘water’, voor zover de gronden gelegen zijn in de op de plankaart aangegeven gebieden waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder, Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, aan wettelijke eisen met betrekking tot externe veiligheid alsmede luchtkwaliteit, er een watertoets is verricht en met inachtneming van onderstaande tabel:

 

maximum goothoogte

in m

 

maximum bouwhoogte

in m

maximum aantal woningen

overig

wijzigingsgebied I

6

10

20

grondgebonden woningen

wijzigingsgebied II

 

 

9

 

 

 

20

9

 

 

 

20

15

 

 

 

75

grondgebonden woningen, maximaal 3 bouwlagen

 

meergezinswoningen,  uitsluitend gesitueerd aan de Westermeerdijk maximaal 5 bouwlagen

 

 


Artikel 23            Procedurevoorschriften

 

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot wijziging van het plan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de volgende procedure van toepassing:

1.         Het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor eenieder ter inzage;

2.         Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen, alsmede door publicatie in de Staatscourant;

3.         De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden, om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;

4.         Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed;

5.         Burgemeester en wethouders doen Gedeputeerde Staten hun besluit tot wijziging zo spoedig mogelijk toekomen, zulks onder toezending, in voorkomend geval, van de daartegen ingekomen zienswijzen;

6.         Goedkeuring van Gedeputeerde Staten is niet van toepassing, indien Gedeputeerde Staten op grond van artikel 11, zevende lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij goedkeuring van het plan anders hebben bepaald en tegen het ontwerp tot wijziging geen zienswijzen zijn ingediend.

 


Artikel 24            Overgangsbepalingen voor bouwwerken

 

1.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat, dan wel nadien wordt gebouwd of kan worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en dat afwijkt van dit plan mag, behoudens onteigening, gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd, mits het bouwwerk niet wordt vergroot, in de aard van het bouwwerk geen verandering wordt aangebracht, tenzij deze in overeenstemming of meer in overeenstemming met het plan wordt gebracht en geen andere afwijkingen van het plan ontstaan.

2.         Een bouwwerk dat afwijkt van dit plan mag, behoudens onteigening, na teniet gaan door een calamiteit, geheel worden vernieuwd, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 3 jaar na de calamiteit en het bouwwerk, indien mogelijk, zodanig wordt gesitueerd dat de vóór de calamiteit bestaande afwijkingen ten aanzien van de bebouwingsgrens aan de wegzijde worden opgeheven.

3.         De bouwvergunning kan slechts worden geweigerd in verband met onteigening, indien de gemeenteraad voor de dag, waarop de aanvraag is ontvangen, een onteigeningsbesluit heeft genomen.

4.         Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor wat betreft de vergroting van de inhoud van de afwijkende gebouwen van 10% van de oorspronkelijke inhoud op het in lid 1 genoemde tijdstip en met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde, mits deze vergroting niet reeds eerder krachtens een overgangsbepaling heeft plaatsgevonden.


Artikel 25            Overgangsbepalingen voor het gebruik

 

1.         Een gebruik van de onbebouwde grond en/of de opstallen, dat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestond en dat afwijkt van de bestemming en/of voorschriften, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits het gewijzigde gebruik niet in meerdere mate gaat afwijken van het plan.

2.         Indien het gebruik als bedoeld in lid 1 gedurende een ononderbroken tijdvak van drie jaar gestaakt is geweest, is het verboden om dit gebruik te hervatten.

3.         Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.


Artikel 26            Strafbare feiten

 

Overtreding van de verboden vervat in artikel 13 lid 3, 15 lid 3, 16 lid 4, 17 lid 2, artikel 18 lid 2 en artikel 20 lid 1 is een strafbaar feit, als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 


Artikel 27            Titel

 

Dit plan kan worden aangehaald als ‘Bestemmingsplan De Noord’.

 

 

 

Vastgesteld door de Raad der gemeente Urk, d.d. 26  juni  2008.

 

 

 

 

 

 

 

 

De Griffier:                                                                              De Voorzitter:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                                                                                             12 juni 2008


Bijlage


Staat van Horeca-activiteiten

 

Categorie 1

Hoofdzakelijk: bereiding etenswaren voor consumptie te plaatse

-                 Restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice

-                 Bistro

-                 Crêperie

-                 Lunchroom

-                 Koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom

-                 IJssalon

-                 Broodjeszaak

-                 Croissanterie

 

Categorie 2

Hoofdzakelijk: bereiding ven etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse

-                 Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice

-                 Cafetaria

-                 Snack bar

-                 Grillroom

-                 Shoarma

-                 Fast-food-restaurant

-                 Automatiek

-                 Snelbuffet

-                 Traiteur

 

Categorie 3

Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken

-                 Café

-                 Bar

-                 Bierhuis

-                 Biljartcentrum

-                 Proeflokaal

-                 Zaalverhuur

 

Categorie 4

Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen

-                 Discotheek

-                 Bar-dancing

-                 Nachtclub