direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: Oldelamer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098020107870202-

Artikel 5 Maatschappelijk

 

5. 1.       Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

b.    alsmede ter plaatse van de aanduiding “monument (rijks)”, voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde;

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen, voet- en fietspaden;

d.    tuinen, erven en binnenterreinen;

e.    op- en inritten;

f.     groenvoorzieningen;

g.    parkeervoorzieningen;

h.    waterlopen;

i.      waterhuishoudkundige voorzieningen;

j.      gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

k.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5. 2.       Bouwvoorschriften

5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. sub a genoemde gebou­wen gelden de volgende bepalingen:

a.    een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden ge­bouwd;

b.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedra­gen dan 7 respectievelijk 10 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn.

5. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van open­bare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a.    de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedra­gen;

b.    de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedra­gen.

5. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouw­hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

5. 3.       Wijzigingsbevoegdheid

5. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming “Maatschappelijk” wordt gewijzigd in de bestemming “Woongebied”, mits:

a.    de wijziging past binnen het Woonplan waarover met Gedepu­teerde Staten overeenstemming bestaat;

b.    de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoe­lige objecten niet hoger is dan de voorkeurs­grenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;

c.    wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoe­ring voor omliggende bedrijven en instellingen op­levert.

5. 3. 2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast in­dien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane ge­bruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaats­vindt van:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de sociale veiligheid;

d.    de milieusituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5. 3. 3. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 15.1.1. opgenomen procedure van toepassing.

 

Wijzigingsbevoegdheid

5. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming “Maatschappelijk” wordt gewijzigd in de bestemming “Woongebied”, mits:

a.    de wijziging past binnen het Woonplan waarover met Gedepu­teerde Staten overeenstemming bestaat;

b.    de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoe­lige objecten niet hoger is dan de voorkeurs­grenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;

c.    wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoe­ring voor omliggende bedrijven en instellingen op­levert.

5. 3. 2. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast in­dien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane ge­bruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaats­vindt van:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de sociale veiligheid;

d.    de milieusituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5. 3. 3. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 15.1.1. opgenomen procedure van toepassing.