Bestemmingsplan Scherpenzeel

Inleiding


Hoofdstuk I

Inleidende bepalingen


Art.1 - Begripsbepalingen

Art.2 - Wijze van meten

Hoofdstuk II

Bestemmingsbepalingen


Art.3 - Agrarisch

Art.4 - Bedrijf

Art.5 - Detailhandel

Art.6 - Maatschappelijk

Art.6 - Recreatie-verblijfsrecreatie

Art.7 - Maatschappelijk-Begraafplaats

Art.9 - Verkeer

Art.10 - Woongebied

Hoofdstuk III

Algemene bepalingen


Art.11 - Anti-dubbeltelbepaling

Art.12 - Uitsluiting

Art.13 - Algemene gebruiksbepalingen

Art.14 - Algemene vrijstellingsbepalingen

Art.15 - Algemene procedurebepalingen

Hoofdstuk IV

Overgangs- en slotbepalingen


Art.16 - Strafbepaling

Art.17 - Overgangsbepalingen

Art.18 - Slotbepaling

Bijlagen

Hoofdstuk III   Algemene bepalingen

Artikel 14 Algemene vrijstellingsbepaling

14.1 Vrijstelling

14.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:

a de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden over­schreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
e het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m˛ bedraagt;

- de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

14.1.2 De in 14.1.1 bedoelde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a het straat- en bebouwingsbeeld;
b de woonsituatie;
c de milieusituatie;
d de verkeersveiligheid;
e de sociale en/of externe veiligheid;
f de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.1.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 15.1.2 opgenomen procedure van toepassing.