Wijziging van de Omgevingsverordening Drenthe 2023
Provinciale Staten van Drenthe; gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van @ , kenmerk @;
BESLUITEN:
de Omgevingsverordening Drenthe 2023 te wijzigen.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.
Provinciale Staten voornoemd,
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier
Assen, @ (datum Statenvergadering)
Kenmerk @
Uitgegeven: @
Afschrift aan:
Subsidieloket
Wijziging Omgevingsverordening Drenthe 2023
Artikel I
De Omgevingsverordening Drenthe 2023 wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving van ruimte-voor-ruimte-regeling komt te luiden
regeling ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in landelijk gebied door het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing met een bedrijfsmatige of maatschappelijke functie, die geen functie meer heeft en waarvoor ter compensatie van de sloop een of meerdere woning(en) mag (mogen) worden gebouwd
2. In het begrip «Regionale werklocatievisie» wordt «werklocatievisie» vervangen door «bedrijventerreinenvisie».
3. In de begripsomschrijving van «Regionale bedrijventerreinenvisie» wordt «regionale werklocatie(s)» vervangen door «regionale bedrijventerreinen»
4. In het begrip «Lokale werklocatie» wordt «werklocatie» vervangen door «bedrijventerrein».
5. In het begrip «Regionale werklocatie» wordt «werklocatie» vervangen door «bedrijventerrein».
B
Na artikel 3.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.12a Geitenhouderij en gezondheid
1. Een omgevingsplan bevat een verbod om:
a. een geitenhouderij te vestigen;
b. de functie geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een geitenhouderij;
c. het aantal geiten dat op een bestaande geitenhouderij wordt gehouden te vergroten;
d. de oppervlakte van een dierenverblijf voor geiten te vergroten;
e. een dierenverblijf voor een geitenhouderij op te richten en een gebouw of gronden voor het houden van geiten in gebruik te nemen;
f. bouwwerken of gronden tijdelijk te gebruiken voor een geitenhouderij.
2. Indien een geitenhouderij is gesitueerd in een woonlint of nabij kwetsbare functies, kan een omgevingsplan voorzien in de verplaatsing van deze geitenhouderij indien aannemelijk is gemaakt dat met de verplaatsing sprake is van een verbetering van de gezondheidssituatie.
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing als voor die activiteit vóór inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning is verleend of een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend bij het bevoegd gezag, tenzij de aanvraag betrekking heeft op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
C
Artikel 3.15 komt te luiden:
Artikel 3.15 Ruimte voor ruimte regeling
1. Een omgevingsplan voor een gebied gelegen in Landelijk Gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied bedrijfsmatige of maatschappelijke bebouwing aanwezig is die de oorspronkelijke functie is verloren, mits:
a. de sloopnorm voor 1 compensatiewoning ten minste 750 m˛ en ten minste 2.000 m˛ voor maximaal 2 compensatiewoningen aan bedrijfsbebouwing bedraagt;
b. onverminderd het bepaalde in sub a bedraagt de sloopnorm voor 3 compensatiewoningen ten minste 3000 m˛ en ten minste 4000 m˛ voor 4 compensatiewoningen en ten minste 5000 m2 voor 5 compensatiewoningen.
c. In afwijking van het bepaalde in sub c bedraagt de sloopnorm 6 compensatiewoningen wanneer meer dan 6000 m˛ wordt gesloopt.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan een omgevingsplan voorzien in ten hoogste 4
woningen bij een sloopnorm van 2000 m˛, voor zover de totale oppervlakte van alle woningen tezamen niet meer bedraagt dan 500 m˛.
3. De ruimte-voor-ruimte regeling wordt vormgegeven met inachtneming van het volgende:
a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor bebouwing die op 1 januari
2014 al aanwezig was;
b. in het omgevingsplan mag de mogelijkheid worden geboden tot het samenvoegen van bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm;
c. Bij het realiseren van drie of meer woningen als bedoeld in lid 1 en 2 toont het omgevingsplan aan dat de aantallen en doelgroep passen binnen de gemeentelijke woonvisie, uitvoeringsprogramma’s en prestatie afspraken
d. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud en uiterlijk van de compensatiewoning worden vastgelegd; en
e. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in Natuurnetwerk Nederland of Beekdal en bergingsgebied, tenzij de oorspronkelijke bebouwing in die gebieden wordt verwijderd.
D
Na artikel 3.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.17a Grote vestigers
1. In afwijking van lid 1 van artikel 3.17 vestigt een bedrijf van 5 hectare of meer zich uitsluitend op Regionale bedrijventerreinen.
2. Een bedrijf als bedoeld in lid 1 kan zich uitsluitend vestigen op Regionale bedrijventerreinen, indien:
a. uit het omgevingsplan blijkt dat dit gebeurt op een wijze die passend is binnen in het landschap, mits verzekerd is dat een landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd van ten minste 10% van bouwvlak;
b. het omgevingsplan voorziet in een combinatie met andere functies die een meerwaarde hebben voor andere provinciale doelen en belangen;
c. er sprake is van clustering langs de rijkswegen A32, A28 en A37 voor zover het gaat om logistieke bedrijvigheid;
d. er sprake is van regionale economische binding of het omgevingsplan leidt tot een duurzame werkgelegenheidsimpuls.
3. Bij het aanwenden van hun bevoegdheden nemen Gedeputeerde Staten de handreiking ‘Grootschalige ruimtevragers Drenthe’ in acht met betrekking tot de toepassing van lid 2 van dit artikel.
E
Artikel 10.11 komt als volgt te luiden:
Artikel 10.11 Regionale Verdringingsreeks
1. In het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het IJsselmeer bij het beheer van de regionale wateren door waterschappen wat betreft de in artikel 3.14, eerste lid, sub c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bedoelde behoeften, voor de regionale wateren achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
a. het gebruik van industrieel proceswater;
b. de tijdelijke beregening van kapitaalintensieve gewassen.
2. In het geval van een onmiddellijk of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water vanuit het IJsselmeer bij het beheer van de regionale wateren door waterschappen wat betreft de in artikel 3.14, eerste lid, onder d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bedoelde behoeften, achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
a. peilhandhaving;
b. doorspoelen en onttrekken voor beregening van akkerbouw;
c. beregening van gras/maďs;
d. doorspoelen;
e. overige belangen.
F
Artikel 10.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na ‘met betrekking tot’ ingevoegd ‘ligging’.
Artikel II
Deze verordening treedt in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.