Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, Recreatie-hippisch bungalowpark Kloosterweg 8 te Appelscha van de gemeente Ooststellingwerf;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0085.bpApschaKloweg8-ON01 met de bijbehorende regels;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
bestaande situatie:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
l. buitenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd terrein met een andere ondergrond dan gras dat is ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden en/of pony’s;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hippisch bungalowpark:
een bungalowpark met mogelijkheden voor hobbymatige stalling van paarden door de eigenaren/gebruikers van de recreatiewoningen;
o. landschappelijke waarde:
een aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en de niet-levende natuur;
p. loopmolen:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde geschikt voor het trainen van paarden;
q. loopstal:
een stal, van waaruit paarden een paddock, bestrating of weiland op kunnen lopen;
horeca:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
manege:
een bedrijf gericht op het recreatief paardrijden en lesgeven in paardrijden aan derden en/of die daarvoor paarden en/of pony’s houdt;
t. natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
paardenhouderij-productiegericht:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
w. permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;
x. recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen dat of die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond. Onder recreatiewoning wordt tevens een chalet begrepen;
y. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
z. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
b. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie-Hippisch bungalowpark
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie-hippisch bungalowpark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een hippisch bungalowpark met bijbehorende hippische voorzieningen in de vorm van een paardenbox, buitenbak en loopmolen;
recreatiewoningen;
bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
sport- en speelvelden;
groenvoorzieningen;
verkeers- en verblijfsdoeleinden;
en mede het behoud van landschappelijke en natuurlijke waarden.
Binnen de bestemming is het ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan de bedrijfswoning tevens in gebruik te nemen als recreatiewoning.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. op of in de gronden zijn toegestaan;
- een hippisch bungalowpark met bijbehorende hippische voorzie-ningen in de vorm van een paardenbox, buitenbak en loopmolen;
- recreatiewoningen;
- bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘be-drijfswoning’;
2. de bebouwde oppervlakte van de paardenboxen bedraagt ten hoogste 450 m², met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
3. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 19;
4. het aantal paardenboxen bedraagt ten hoogste 20, met dien verstande dat per recreatiewoning en bedrijfswoning één paard mag worden gestald;
5. de bebouwde oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 65 m², met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste respectievelijk 3 m en 5,5 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
6. per recreatiewoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m² per recreatiewoning;
7. de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw per recreatiewoning bedraagt respectievelijk ten hoogste 2,5 m en 5,5 m;
8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan welke tevens in gebruik mag worden genomen als recreatiewoning en waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,5 m en 8 m bedragen;
9. de bebouwde oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 150 m²;
10. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bijgebouw toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 2,5 m en 5,5 m bedraagt.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,5 m, hieronder niet begrepen mestopslag;
2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een buitenbak, een loopmolen bedragen niet meer dan 2 m.
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het landschapsbeeld;
- het woon- en leefmilieu;
nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de plaats en afmetingen van de in deze regels bedoelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, echter binnen de regels welke in deze regels ten aanzien van plaats en afmetingen zijn gesteld.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen waarbij geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het landschapsbeeld;
- het woon- en leefmilieu;
van het bepaalde in:
artikel 3.2:
voor de bouw van een mestopslag van maximaal 10 m3 en een maximale bouwhoogte van 1 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- het gebruik van gebouwen als seksinrichting en horecabedrijf;
- het gebruik van gebouwen ten behoeve van paardenhouderij- productiegericht en/of manege;
- het permanent bewonen van recreatiewoningen, met uitzondering van de bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- het gebruik van bijgebouwen als stallingsruimte voor paarden.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene aanduidingsregels
Aandachtsgebied 1 sbz
1. Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - aandachtsgebied 1 sbz’ zijn de gronden tevens bestemd ter voorkoming van significante effecten op de speciale beschermingszones.
2. In aanvulling op de gebruiksmogelijkheden van de bestemmingen gelden de volgende aanvullende regels:
a. voorzover op grond van een aanlegvergunning hydrologische ingrepen mogelijk zijn binnen een gebied gelegen op een afstand van hemelsbreed 1 km vanaf de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – aandachtsgebied 1 sbz’, dienen alvorens de vergunning te verlenen tevens een Natuurbeschermingswettoets en een habitattoets te zijn uitgevoerd;
b. voor de activiteiten die leiden tot een functiewijziging van gebouwen en/of gronden en die met toepassing van de ontheffingsbevoegdheid, dan wel wijzigingsbevoegdheid mogelijk zijn, geldt binnen een afstand van hemelsbreed 250 m vanaf de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – aandachtsgebied 1 sbz’, als toetsingsgrond dat de daardoor ontstane geluidsbelasting de waarde van 40 dB(A) voor de te beschermen kwalificerende waarden van de SBZ, niet te boven mag gaan;
c. voorzover op grond van een ontheffing, aanlegvergunning, dan wel wijzigingsbevoegdheid binnen een gebied gelegen op een afstand van hemelsbreed 250 m van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – aandachtgebied 1 sbz’, activiteiten plaatsvinden die leiden tot versnippering of areaalverkleining, dienen vooraf een Natuurbeschermingswettoets en een habitattoets te zijn uitgevoerd;
d. voorzover op grond van een ontheffing, aanlegvergunning, dan wel wijzigingsbevoegdheid binnen een gebied gelegen op een afstand van hemelsbreed 250 m van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – aandachtgebied 1 sbz’, activiteiten plaatsvinden die leiden tot uitbreiding van de huidige bezetting en intensiteit van het recreatief gebruik en die vanwege cumulatie kunnen leiden tot verstoring, dienen vooraf een Natuurbeschermingswettoets en een habitattoets te zijn uitgevoerd.
Artikel 6 Algemene ontheffingsregels
6.1 Bij de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid dient het bepaalde in artikel 5 in acht te worden genomen.
6.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de desbetreffende regels van het plan, met dien verstande dat:
a. van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogte, hoogte en bebouwde oppervlakte met ten hoogste 10% wordt afgeweken;
b. niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes (abri’s), transformatorstations, telefooncellen, fietsenstallingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken (doch geen verkooppunten voor motorbrandstoffen), in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere hoogte hebben dan 2,75 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 12 m².
6.3 De in lid 6.2 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Recreatie-hippisch bungalowpark Kloosterweg 8 te Appelscha'.
Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d.
, voorzitter
, griffier
