GEMEENTE AA EN HUNZE 03-01-05 /
13-10-05
BESTEMMINGSPLAN GIETERVEEN DORP 2005
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING
1. INLEIDING
1. 1. Aanleiding en doelstelling
1. 2. Het plangebied en de vigerende plannen
1. 3. Aard van het plan
1. 4. Leeswijzer
2. BELEIDSKADER
2. 1. Provinciaal beleid
2. 2. Gemeentelijk beleid
3. UITGANGSSITUATIE / PLANUITGANGSPUNTEN
3. 1. Ruimtelijk-functionele structuur
3. 2. Bevolking en wonen
3. 3. Economie (bedrijvigheid)
3. 4. Leefbaarheid (voorzieningenstructuur)
3. 5. Recreatie en toerisme
3. 6. Infrastructuur
3. 7. Groen- en waterstructuur
4. OMGEVINGSASPECTEN
4. 1. Ecologie (natuurtoets)
4. 2. Archeologie
4. 3. Waterparagraaf (watertoets)
4. 4. Milieuaspecten
4. 5. Externe veiligheid
5. PLANBESCHRIJVING
5. 1. Toelichting op het juridisch systeem
5. 2. Toelichting op de bestemmingen
5. 3. Dubbelbestemmingsbepalingen
6. UITVOERBAARHEID
6. 1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6. 2. Economische uitvoerbaarheid
7. INSPRAAK EN OVERLEG
7. 1. Inspraak
7. 2. Overleg
BIJLAGEN
Bijlage 1: Overzicht woningvoorraad
Gieterveen 2003
Bijlage 2: Verslag informatieavond
Bijlage 3: Inspraak- en Overlegreacties
1. Inleiding |
Aanleiding
De aanleiding voor het maken van het Bestemmingsplan Gieterveen vormt de noodzaak voor een herziening van de huidige (vigerende) plannen voor het dorp. Op dit moment zijn er voor Gieterveen en de directe omgeving vier bestemmingsplannen vigerend die allen sterk verouderd zijn en een verschillende systematiek hebben (zie ook de volgende pararaaf). Daarnaast is voor een deel van het dorp helemaal geen bestemmingsplan van toepassing. Hierdoor zijn de plannen niet optimaal inzichtelijk en lastig toepasbaar. Het gevaar dreigt dat de gevolgen voor de burger uiteenlopen afhankelijk van het bestemmingsplan dat voor een bepaald deel van het dorp geldt.
Door de plannen nu te actualiseren kan adequaat met ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening worden omgegaan. Een actueel bestemmingsplan biedt de burgers rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Daarnaast is het zo dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voorschrijft dat een bestemmingsplan eens in de tien jaar moet worden herzien.
Doelstelling
Door middel van het project Actualisering, Harmonisatie en Digitalisering van Bestemmingsplannen wil de gemeente Aa en Hunze een éénduidige en moderne plansystematiek ontwikkelen. Deze dient voor de burgers voldoende rechtsbescherming te bieden en moet flexibel genoeg zijn om adequaat op nieuwe ontwikkelingen in te kunnen spelen. Het doel van het bestemmingsplan is dan ook dit te bewerkstelligen.
Voorbereidingstraject
Als voorbereiding op het bestemmingsplan is de Dorpsvisie Gieterveen (september 2003) opgesteld. Tijdens het participatief proces van de visievorming is door de bewoners van het dorp aangegeven wat de dorpsspecifieke kwaliteiten zijn, waar knelpunten liggen en hoe nieuwe ontwikkelingen hierop kunnen inspelen. Het resultaat is een samenhangende en toekomstgerichte visie op de ontwikkeling van het dorp. De gemeente heeft vooraf de intentie uitgesproken de ruimtelijk relevante uitkomsten van het proces te vertalen in het nieuwe bestemmingsplan. Van de onderwerpen waarop dit betrekking heeft is vervolgens in de Uitgangspuntennotitie (2003) aangegeven hoe deze juridisch-planologisch vertaald worden in het bestemmingsplan. De Dorpsvisie Gieterveen vormt, samen met de Uitgangspuntennotitie, de onderlegger van het bestemmingsplan.
Het Bestemmingsplan Gieterveen dorp 2004 heeft betrekking op het gebied dat is aangegeven in figuur 1. Voor de begrenzing van het plangebied is aangehouden dat de grenzen logische, in het landschap herkenbare, lijnen moeten zijn.
Binnen de grenzen moet sprake zijn van een functionele samenhang van het gebied, waarbinnen ook de toekomstige ontwikkeling van het dorp, in ruimtelijke zin, mogelijk is.
Aan de zuid- en westzijde van het plangebied begrenst De Beek grotendeels het plangebied. Plaatselijk vormt de Boerendijk hier de grens. De noordelijke en oostelijke grens bestaan uit de overgang tussen de, bij de dorpsbebouwing horende, kavels of het verlengde daarvan en het landelijk gebied. De grens is getrokken langs logische lijnen in het landschap en sluit grotendeels aan op de begrenzing van het bestemmingsplan voor het buitengebied.
Figuur 1. De begrenzing van het plangebied
Tot het van kracht worden van het nieuwe bestemmingsplan voor Gieterveen zijn de onderstaande plannen vigerend voor het gebied. Voor een deel van Gieterveen, de bebouwing langs de Bonnerveen en de Broek, is geen bestemmingsplan aanwezig.
· Bestemmingsplan Gieterveen 1978;
· Uitbreidingsplan in Hoofdzaak (herziening) 1961;
· Bestemmingsplan Gieterveen – Invullocatie 1996;
· Bestemmingsplan Gieterveen seniorenwoningen 2002.
Het Bestemmingsplan Gieterveen dorp 2005 zal na raadsvaststelling en goedkeuring door Gedeputeerde Staten de hiervoor genoemde plannen vervangen en een nieuwe regeling voor het gebied bevatten waarvoor nu nog geen bestemmingsplan geldt.
Dit is het eerste plan dat voortkomt uit het proces van actualisatie, harmonisatie en digitalisering van bestemmingsplannen voor de kernen en het buitengebied van de gemeente Aa en Hunze.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. De bestaande functies in het dorp zijn conform het huidige gebruik bestemd. Op een aantal onderdelen bevat het plan echter ontwikkelingsmogelijkheden. Zo zijn er in een aantal bestemmingen vrijstellings- en de wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee de nodige flexibiliteit is aangebracht (zie ook hoofdstuk 5, de planbeschrijving). Deze flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid op actuele ontwikkelingen, en individuele wensen van de inwoners in te spelen. Een voorbeeld hiervan is de functieverruiming in de oorspronkelijke lintbebouwing. Hier kunnen, door toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid, lichte vormen van bedrijvigheid en dienstverlening ontstaan. Door deze regeling kan tegemoet worden gekomen aan de wens de leefbaarheid en de levendigheid van het dorp te waarborgen..
De plantoelichting van het Bestemmingsplan Gieterveen dorp 2005 is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2 bevat het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid waarbinnen het bestemmingsplan moet passen.
Op basis van dit beleid, de uitgangssituatie en een korte beschrijving van de gewenste situatie zijn in hoofdstuk 3 de uitgangspunten voor de verschillende functies binnen het dorp weergegeven. Het hoofdstuk is ingedeeld in de onderwerpen: ruimtelijke-functionele structuur, bevolking en wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, recreatie en toerisme, infrastructuur, en de groen- en waterstructuur.
De effecten van het bestemmingsplan op de omgevingsaspecten, zoals ecologie, archeologie, water, milieu en externe veiligheid komen in hoofdstuk 4 aan de orde.
Hoe het een en ander op de plankaart en in de bijbehorende voorschriften is vertaald, is in hoofdstuk 5 beschreven.
In hoofdstuk 6 is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
Hoofdstuk 7 tenslotte bevat een beknopt verslag van de Inspraak- en Overlegronde.
2. Beleidskader |
Het totale omgevingsbeleid voor de provincie Drenthe is verwoord in het Tweede Provinciaal Omgevingsplan Drenthe (POP II, 2004). Dit integrale plan omvat een samenhangende visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van de fysieke leefomgeving waarin alle sectorale beleidslijnen met elkaar in verband zijn gebracht. Toegespitst op de kernen wordt in POP II gesproken over een ruimtelijke kwaliteitsbenadering. Dit houdt in dat bij het vinden van oplossingen de begrippen toekomstwaarde, belevingswaarde en gebruikswaarde gehanteerd worden.
De kernen in de provincie zijn ingedeeld in categorieën op basis van de omvang, voorzieningenniveau, verzorgingsfunctie voor het omliggend gebied, spreiding en bereikbaarheid. Het doel van de kernenstructuur die hiermee wordt verkregen is het creëren en instandhouden van een evenwichtig en voldoende gespreid voorzieningenaanbod voor de Drentse samenleving.
Gieterveen is in dit kader aangemerkt als ‘kleine kern’. De kleine kernen hebben in hoofdzaak een woonfunctie voor de plaatselijke aanwezige bevolking en voor het omliggende op de kern georiënteerde buitengebied. Bevolkingsgroei wordt in het algemeen niet nagestreefd voor deze kernen. In totaal zijn er aan de kleine kernen binnen de gemeente Aa en Hunze in POP II 300 nieuwe woningen toegekend. Gieterveen is echter aangemerkt voor ontlasting van in groei beperkte kernen op de Hondsrug. Hierdoor zijn er, bij een goede onderbouwing, ruimere woningbouw mogelijkheden.
Voor de ontwikkeling van bedrijvigheid hebben de kleine kernen slechts in beperkte mate een functie voor incidentele kleinschalige lokale bedrijvigheid. Ook voorzieningen die in hoofdzaak een lokale functie hebben kunnen zich in de kleine kernen vestigen.
Een voorwaarde voor de ontwikkeling van nieuwe woongebieden en bedrijventerreinen is, dat deze goed inpasbaar zijn zonder belangrijke omgevingswaarden aan te tasten. In POP II zijn contouren rond het dorp getrokken waarbinnen zich de ontwikkeling van het dorp moeten voltrekken. Zo zijn aan de west- en zuidzijde van het dorp beperkingen opgelegd aan uitbreiding. Hier is het de bedoeling het dal van De Beek open te houden.
Huisvestingsbeleid
De gemeente Aa en Hunze heeft op basis van een verkennend onderzoek het Woonplan Aa en Hunze 2001-2010 opgesteld, waarin zij vanuit een eigen visie op wonen, aangeeft op welke wijze invulling moet worden gegeven aan het scenario van ‘Zorgvuldig Behoud en Selectieve Groei’ van de woningvoorraad op basis van de volgende uitgangspunten:
· selectieve groei van de gemeente, waarbij grootschalige woningbouwprojecten zoveel mogelijk gekoppeld worden aan de grotere kernen van de gemeente;
· nieuwbouwontwikkelingen zodanig vorm geven dat het specifieke karakter van de dorpen zo weinig mogelijk wordt aangetast;
· inzetten op nieuwbouwprojecten met een toegevoegde waarde, zoals bijvoorbeeld levensloopbestendige woningen;
· bouwen aan een evenwichtige samenstelling van de bevolking;
· stimuleren van het herbestemmen van gebouwen die hun functie hebben verloren;
· zorg dragen voor voldoende betaalbaar woningaanbod in een voldoende variëteit;
· voldoende aandacht aan de kwaliteit van de openbare ruimte schenken (groen- en wegenonderhoud).
Ruimtelijk betekent dit dat in Gieterveen alleen kleinschalige nieuwbouwprojecten tot ontwikkeling kunnen worden gebracht, met name voor doelgroepen als ouderen en jongeren (betaalbaar en aangepast). Een herbestemming van vrijkomende boerderijen en bedrijfsgebouwen voor woondoeleinden heeft de voorkeur boven planuitbreiding.
Op basis van het huidige POP, is er voor Gieterveen echter geen woningbouwcontingent meer beschikbaar tot 2009 (zie bijlage 1 voor een overzicht van de woningvoorraad). Dat betekent dat er tot die tijd geen woningen kunnen worden bijgebouwd. Hierin kan nog verandering komen omdat in POP II wordt gesproken van een toekenning van contingenten waarbij de gemeente de vrijheid heeft om deze op basis van een woonplan te verdelen.
Anticiperend op een toekomstige uitbreiding is midden jaren ’90 een locatiestudie ten aanzien van vijf locaties verricht. Hierbij is een voorkeur uitgesproken voor een uitbreiding aan de noordwestzijde van het dorp (zie paragraaf 3.2).
Economisch beleid
Het beleid is in het algemeen gericht op concentratie van grotere bedrijven op de bestaande bedrijventerreinen. Daarnaast wil de gemeente Aa en Hunze ruimte bieden voor kleinschalige bedrijvigheid. Met de Beleidsnota Kleinschalige Bedrijvigheid geeft de gemeente aan welke mogelijkheden er zijn voor vestiging en uitbreiding van bedrijven binnen of aan de rand van de dorpskernen.
Voor kleinschalige bedrijven wordt de voorkeur gegeven aan een herinvulling van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Omdat hiervoor te weinig mogelijkheden zijn, is in de beleidsnota een locatiestudie opgenomen naar nieuwe bedrijfslocaties in de gemeente om aan de vraag te kunnen voldoen. Op grond van een aantal ruimtelijke criteria is Gieterveen hierbij niet in beeld gekomen.
In de kern van Gieterveen is wel plaats voor incidenteel verspreide kleinschalige bedrijvigheid. Dit omdat bedrijvigheid in kleine kernen kan bijdragen aan de levendigheid en leefbaarheid.
Bij de ruimtelijke inpassing moeten voorwaarden vanuit de woonomgeving in acht worden genomen, zoals verkeersaantrekking, milieuaspecten en stedebouw. Het kan zowel traditionele ambachtelijke bedrijven betreffen als zeer moderne bedrijven die met hoogwaardige technologie werken.
De Nota Vrijstellingenbeleid sluit hier op aan door mogelijkheden te bieden voor de categorieën bedrijvigheid aan huis/wonen bij het bedrijf en bedrijfsuitbreiding.
Milieubeleid
Het bestemmingsplan speelt een belangrijke rol in de afstemming tussen milieu en ruimtelijke ordening. De wijze waarop nieuwe locaties voor woningbouw en/of bedrijven worden ontwikkeld, is van belang voor het effect daarvan op het milieu.
Het beleid is tot nu toe gericht op de uitvoering van de wettelijke taken op grond van het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening. De gemeente streeft er naar om toekomstig beleid voor Duurzaam bouwen en duurzame stedebouw te verankeren in het bestemmingsplan en hier concreet uitvoering aan te geven op basis van de richtlijnen in het Nationaal Pakket Duurzame Utiliteitsbouw en het Pakket Duurzame Stedebouw.
Monumentenzorg – archeologie
De laatste jaren wordt de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling steeds meer benadrukt. Op nationaal niveau wordt met de Nota Belvedère gestreefd naar het gebruik van cultuurhistorische waarden om vorm te geven aan nieuwe ontwikkelingen. Hiervoor is ook een specifieke subsidieregeling in het leven geroepen.
In aansluiting op het nationaal beleid heeft de gemeente Aa en Hunze zich tot doel gesteld nadrukkelijk rekening te houden met archeologische waarden in ruimtelijke plannen. Ook in dit bestemmingsplan voor Gieterveen is een regeling opgenomen waarmee de te verwachten archeologische waarden worden beschermd (zie ook paragraaf 4.2).
Wat betreft de monumentenzorg is in een startnotitie aangegeven dat monumentenzorg wordt gezien als een waardevol middel ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit met een gunstig effect voor wonen en economische activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme.
Toerisme en recreatie
Het Toeristisch Recreatief OntwikkelingsPlan 2001-2006 (TROP), geeft aan dat een gezond toeristisch klimaat een van de belangrijkste pijlers is om de economische vitaliteit van Aa en Hunze in de toekomst veilig te stellen. Dit geldt voor zowel de toeristische bedrijven, de middenstand als voor de andere (dag)recreatieve bedrijvigheid. De bestaande kwaliteiten van de gemeente worden beter benut door aan te sluiten bij de ontwikkelingen in het vrijetijdsgedrag van de doelgroepen.
In het beleidsplan is een actieplan met een uitvoeringsprogramma opgenomen om de toeristisch-recreatieve sector verder te ontwikkelen. Speerpunten hierin zijn een uitgebalanceerde duurzame ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector. Dit kan worden bereikt door het promoten van natuurgerichte recreatie, natuureducatie en voorlichting, het stimuleren van milieuvriendelijke bedrijfsvoering, het stimuleren van gebruik van een milieukeurmerk voor de toeristische sector (de milieubarometer) en het bieden van alternatieve, natuurvriendelijke vervoersmiddelen.
Daarnaast streeft de gemeente naar de ontwikkeling van toerisme en recreatie in samenhang met plattelandsontwikkeling.
Versterking van de leefbaarheid en de economische structuur, evenals behoud van cultureel erfgoed en streekeigen cultuur zijn belangrijk voor het plattelandstoerisme.
Voor het Hunzedal en Oostermoer is speciale aandacht in het TROP. Hier wordt een ‘vernieuwing van het landelijk gebied’ nagestreefd. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan natuurontwikkeling, landschapsversterking en een verbetering van de recreatieve infrastructuur. Ook wordt een kwaliteitsverbetering en uitbreiding van de verblijfsrecreatie in deze regio voorgestaan.
In het kader van dagrecreatie streeft de gemeente in dit gebied naar het ontwikkelen en optimaliseren van een routestructuur voor fietsen, wandelen en kleine vaarrecreatie. Voor verblijfsrecreatie wordt gestreefd naar meer diversificatie en kwaliteit, met name voor het hogere marktsegment.
3. Uitgangssituatie / Planuitgangspunten |
De (oorspronkelijke) structuur
Gieterveen kan gekarakteriseerd worden als een wegdorp van de
veenrandontginning. Het veenrandontginningslandschap ligt globaal op de rand
van de veenkoloniën en het stroomdal van de Hunze en kenmerkt zich door
rechtlijnige structuurbepalende lijnen en een loodrecht daarop staande
verkaveling. Het dorpssilhouet bestaat van oorsprong uit een langgerekte
smalle slingerende strook, waarvan de massa gevormd wordt door een
onregelmatige aaneenschakeling van boerderijen en woningen met
erfbeplanting (zie figuur 2). Kruisende landbouw- of erfontsluitingswegen
sluiten aan op de hoofdweg. Dominerend is de wegbegeleidende beplanting van
opgaande bomen in een overigens open landschap.
Figuur 2. Historische kaart van Gieterveen en omgeving (Kaart van J. Hiebendaal uit 1812)
Huidige ruimtelijk-functionele structuur
In Gieterveen behoren Bonnerveen, Broek en Veenakkers tot deze oorspronkelijke structuur. Langs deze wegen liggen de (voormalige) boerderijen, afgewisseld met woonbebouwing op de, over het algemeen, diepe, smalle kavels. De bebouwing varieert in omvang en verschijningsvorm en staat in een wisselende afstand tot de weg. Aan deze hoofdwegen liggen de van oorsprong in het dorp voorkomende voorzieningen (kerk, school, winkels, café en dergelijke).
In het zuidwesten van het dorp zijn deze functies enigszins geconcentreerd, waardoor er hier sprake is van kernvorming. In een aantal van de voormalige agrarische bedrijven in het lint zijn andere bedrijven of voorzieningen gevestigd, zoals een landbouwmechanisatiebedrijf, een garagebedrijf en/of een camping.
De groei van het dorp heeft op een drietal manieren plaatsgevonden. Eerst is de lintbebouwing verdicht door de open plekken te bebouwen. Vervolgens is richting het noorden aan de Veenakkers gebouwd, waardoor het lint hier als het ware is verlengd. De laatste fase heeft bestaan uit een aantal dorpsuitbreidingen ten noorden van de Broek en ten westen van de Veenakkers. De opzet van dit woongebied sluit aan bij de rechtlijnige verkaveling van het landschap. De huidige ruimtelijk-functionele structuur is in figuur 3 te zien.
Figuur 3. De ruimtelijk-functionele structuur van Gieterveen
Karakteristieke bebouwing/monumenten
De panden die typisch zijn voor de streek en waar vanuit architectonisch of cultuurhistorisch oogpunt een zekere waarde aan kan worden toegekend liggen in het oorspronkelijke lint. Specifiek gaat het om de panden die in het Monumenteninventarisatieproject van de provincie zijn opgenomen:
· Broek 2, kerk;
· Broek 5, pastorie;
· Broek 18, woning;
· Broek 62, boerderij;
· Bonnerveen 8, woning;
· Bonnerveen 12, woning, winkel, werkplaats;
· Bonnerveen 28, woning, winkel, werkplaats (buiten het plangebied).
De NH kerk aan (Broek 7) en korenmolen ‘De Eendracht’ (Broek 64) zijn aangewezen als rijksmonument en genieten bescherming op basis van de Monumentenwet 1988. In het bestemmingsplan hoeft de bescherming van deze panden dan ook niet geregeld te worden.
De molen
De Eendracht is een beeldbepalend onderdeel van het dorpsaanzicht van Gieterveen. Helaas is de molen is niet meer operationeel en de onderhoudsstaat is slecht. Onlangs is de Molenstichting echter eigenaar van de molen geworden, waarmee de restauratie – noodzakelijk om de molen van de ondergang te redden – een stap dichterbij is gekomen. Mogelijk kan de molen zelfs weer operationeel worden gemaakt.
De Molenstichting heeft te kennen gegeven dat een functieverruiming, bijvoorbeeld ten behoeve van de recreatie, hierbij wenselijk is. Voor het bijbehorende woonhuis behoord verblijfsrecreatie tot de mogelijkheden. In het bestemmingsplan is deze functieverruiming planologisch mogelijk gemaakt (zie ook paragraaf 5.2. onder Maatschappelijke doeleinden).
Bij operationele molens speelt het aspect van de vrije windvang die zoveel mogelijk gehandhaafd dient te worden, de zogeheten molenbiotoop. Door ervoor te zorgen dat er in de omgeving van de molen geen objecten aanwezig zijn die het functioneren van de molen belemmeren, kan dit bereikt worden.
Door de jaren heen hebben zich binnen de molenbiotoop van De Eendracht de nodige ontwikkelingen voorgedaan. De lintbebouwing van de Broek is geleidelijk verdicht. Alleen aan de zuidoost-, zuid- en zuidwestzijde is nog sprake van openheid en vrije windvang. Omdat het opnieuw operationeel worden van de molen tot de reële mogelijkheden behoord, is de molenbiotoop vastgelegd in het bestemmingsplan. Het uitgangspunt is hierbij het open gebied bij de molen ook in de toekomst vrij van bebouwing en opgaande beplanting te houden, zodat de molen na een eventuele restauratie weer kan functioneren.
Ter bescherming van de vrije windvang is de molenbiotoop vertaald in de bestemmingsplanvoorschriften. Dit houdt echter niet in dat de bestaande bebouwing en beplanting, die niet in overeenstemming is met de molenbiotoop, verwijderd moet worden. Alleen het plaatsen of planten van nieuwe elementen (met een hoogte die beperkend kan zijn voor de windvang van de molen) binnen de cirkel van de molenbiotoop moet worden voorkomen. In overleg met de Molenstichting is de molenbiotoop als volgt gedefinieerd:
binnen een straal van 110 meter, gemeten vanaf de molen geldt een maximale hoogte voor bebouwing en beplanting van 5,12 meter (dit is het onderste punt van de verticaal staande wiek). Binnen de straal van 110 tot 500 loopt de maximaal toegestane hoogte op met 1 meter per 50 meter vanaf de molen gezien. De formule voor de toelaatbare hoogte binnen een afstand van 110 tot 500 meter vanaf de molen ziet er als volgt uit:
toelaatbare hoogte = (x – 110) / 50 + 5,12
waarbij x de afstand tot de molen is, gemeten in meters.
De molenbiotoop is in het bestemmingsplan alleen van toepassing verklaard op het gebied zuidelijk van de Broek. Hiermee kan de windvang vanuit het zuiden en zuidwesten, als overheersende windrichting, blijvend worden benut.
In het Gieterveen van de toekomst zal de oorspronkelijke ruimtelijke, functionele en/of stedebouwkundige structuur nog steeds zichtbaar zijn. Deze structuur vormt dan ook een randvoorwaarde voor een verdere ontwikkeling van het dorp. Ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij deze structuur en het zo mogelijk te versterken. Ook voor dorpsuitbreidingen in de toekomst, waarvoor in het onderhavige plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, geldt dat de bestaande structuur een bepalende randvoorwaarde is (zie paragraaf 3.2.2).
Met name de karakteristieke kenmerken dienen bewaard en beschermd te worden. Dit geldt voor de onregelmatige bebouwingsstructuur van de linten (Bonnerveen, Broek en Veenakkers) en de karakteristieke en waardevolle bebouwingselementen die kenmerkend zijn voor de streek.
In het algemeen geldt dat voor de historische bebouwing, die de oorspronkelijke functie heeft verloren, een functieverruiming kan bijdragen aan het behoud. Concreet gaat het om de molen en het kerkgebouw aan Broek 2. Voor deze panden ligt een woonbestemming niet meteen voor de hand omdat de bouwconstructie zich hier niet voor leent. Voor voormalige agrarische bedrijven ligt dit anders. In veel gevallen zijn deze panden al in gebruik als woning, in sommige gevallen gecombineerd met een bedrijfsbestemming. Voor de molen en de kerk dient het bestemmingsplan dan ook een ruimere gebruiksmogelijkheid te bieden die de sociaal-culturele of recreatieve structuur van het dorp en de omgeving versterkt. Er moet voor deze panden dan ook gedacht worden aan een recreatieve, sociaal-culturele, maatschappelijke of een museale functie met eventueel een ondergeschikte vorm van detailhandel. Beide panden staan in de zone waarin vanuit ruimtelijk-functioneel oogpunt een functieverruiming mogelijk is (zie ook paragraaf 3.3).
Voorwaarde is echter wel dat de alternatieve functies passend zijn in de woonomgeving en qua milieubelasting niet hinderlijk zijn op de betreffende plek.
Samenvattend zijn de volgende planuitgangspunten uit het voorgaande te destilleren:
· de huidige ruimtelijk-functionele structuur van Gieterveen blijft behouden en vormt een randvoorwaarde bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
· karakteristieke panden krijgen een beschermende bestemming;
· in verband met de vrije windvang van molen ‘De Eendracht’ (de molenbiotoop), na een eventuele restauratie, dienen de zuidoost-, zuid- en zuidwestzijde van de molen vrij te blijven van bebouwing en opgaande beplanting, door de molenbiotoop te regelen in het bestemmingsplan;
· ten behoeve van het behoud van de molen en de kerk (Broek 2) krijgen deze panden in het bestemmingsplan een mogelijkheid voor de huisvesting van alternatieve functies, die passend zijn in de omgeving.
Bevolking
Op 1 juli 2003 telt Gieterveen 665 inwoners. Deze zijn als volgt verdeeld over de leeftijdscategorieën:
< 20: 157 personen;
20 – 35: 130 personen;
35 – 65: 280 personen;
> 65: 98 personen.
Zoals in heel Nederland is er ook in Gieterveen sprake van vergrijzing. Het percentage 65+ is hier 15%. In de algemene maatschappelijke trends zoals beschreven in de Dorpsvisie Gieterveen (2003) wordt de verwachting uitgesproken dat het aantal ouderen de komende jaren verder zal toenemen. Met de ouder wordende ‘babyboomgeneratie’ ontstaat er een grote groep draagkrachtige, mobiele senioren.
Dit heeft tot gevolg dat ouderen veeleisender worden ten aanzien van het woningaanbod, de zorgvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.
Naast de vergrijzing is de trend van een toenemend aantal tweeverdieners waar te nemen. Mede hierdoor worden hogere eisen aan de woonomgeving gesteld. Wonen, werken en recreëren moeten meer op elkaar afgestemd worden. Daarnaast is de nabijheid van (basis)onderwijsinstellingen een belangrijke wens.
Deze trends in de bevolkingsontwikkeling en -samenstelling zijn bepalend voor de behoefte aan verschillende typen woningen in het dorp. In onderstaande subparagraaf en in paragraaf 3.2.2. wordt hier verder op ingegaan.
Woonbebouwing
In 2003 staan er 317 woningen in het dorp. Dit houdt in dat er gemiddeld 2,1 personen in een woning wonen. Voor een plattelandsdorp is dat relatief laag. Dit duidt erop dat er naar verhouding veel twee- en éénpersoons huishoudens in het dorp wonen: kenmerkend voor een verouderende bevolking.
Naast seniorenwoningen moet er in de woningbouwplanning dan ook aandacht zijn voor woningen voor gezinnen. Door de aanwezigheid van gezinnen zal de bevolking verjongen waardoor de levendigheid van het dorp behouden of zelfs versterkt wordt.
De behoefte hieraan blijkt uit het feit dat in het kader van de Dorpsvisie Gieterveen door de inwoners van het dorp de wens voor woningen in het hogere marktsegment kenbaar is gemaakt.
In de afgelopen twaalf jaar is de toename van de woningvoorraad in Gieterveen als volgt verlopen:
1990-1994: 11 woningen;
1995-1999: 4 woningen;
2000-2002: 15 woningen.
In de periode 2002-2009 zijn er 12 woningen gepland in het dorp. 10 Seniorenwoningen aan het begin van de Broek zijn inmiddels gerealiseerd, evenals een twee-onder-één-kap woning aan Broek 41. In deze periode worden 4 woningen aan de woningvoorraad onttrokken door samenvoeging van woningen.
Qua type woningen kent Gieterveen hoofdzakelijk dorpse bebouwing, bestaande uit één bouwlaag met kap. In de recentere buurten komen naast vrijstaande, halfvrijstaande en rijwoningen voor. De voormalige boerderijen staan vooral in het lint. Deze bebouwing met vaak relatief grote schuren of bijgebouwen leent zich goed voor andere functies. De gemeente is van mening dat het voor de leefbaarheid van het dorp gunstig is dat het mogelijk wordt gemaakt alternatieve functies te vestigen in de bebouwing die hiervoor geschikt is. In het bestemmingsplan wordt dit dan ook mogelijk gemaakt voor de oorspronkelijke lintbebouwing.
Algemeen
In navolging van het provinciale beleid wordt bevolkingsgroei voor Gieterveen niet nagestreefd. Vanwege de doorzettende trend van een dalende gemiddelde woningbezetting is er voor het op peil houden van het aantal inwoners echter een groter aantal woningen nodig. Daarnaast is Gieterveen aangemerkt voor ontlasting van, in groei beperkte, kernen op de Hondsrug.
Voor de toekomst is het streven gericht op het op peil houden van de (leeftijdssamenstelling van de) bevolking. Het inpasbaar en marktgericht bouwen kan hieraan een bijdrage leveren. Ook nieuwbouw en het eventueel aanpassen van de bestaande woningvoorraad moet gericht zijn op voldoende aanbod van betaalbare en voor de doelgroepen ouderen en jongeren geschikte woningen.
Bij de dorpsuitbreidingen tot de jaren negentig, zijn in aansluiting op het provinciaal beleid jaarlijks ongeveer 4 woningen aan het dorp toegevoegd (40 woningen in 10 jaar) waarmee aan de woningbehoefte vanuit het dorp kon worden voldaan.
Vanaf 1990 is er sprake van een lager bouwtempo (zie voorgaande subparagraaf). Tot 2002 zijn er 30 woningen aan het dorp toegevoegd; gemiddeld nog geen 3 woningen per jaar.
In de periode 2000-2009 zijn er op basis van de POP-contingenten 30 woningen aan Gieterveen toegekend. Dit contingent is inmiddels verbruikt of ingepland, wat inhoud dat er tot 2009, bij ongewijzigd beleid, geen woningen meer gebouwd kunnen worden (zie ook bijlage 1).
Bestaande woningvoorraad
Voor de bestaande woningen in het dorp is het bestemmingsplan gericht op het behoud van de bebouwing. Dit geldt met name voor de karakteristieke bebouwing. Binnen de woonbuurten zal er tevens naar gestreefd worden de kwaliteit van de leefomgeving op peil te houden. Hoewel de invloed van de ruimtelijke ordening op de leefbaarheid beperkt is, zal het bestemmingsplan de nodige flexibiliteit in zich hebben om benodigde ingrepen in de woongebieden ten behoeve van de leefbaarheid mogelijk te maken. Hierbij kan gedacht worden aan planologische mogelijkheden voor aanpassingen aan woningen.
Bij de woningen kunnen, overeenkomstig het gemeentelijk beleid en de herziene Woningwet, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gerealiseerd worden.
Dorpsuitbreiding
In de Plaatskeuze-analyse Gieterveen is naast een verkenning van de verwachte woningbehoefte een vijftal potentiële woningbouwlocaties tegen elkaar afgewogen. De vijf onderzoekslocaties zijn onder andere beoordeeld aan de hand van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden, de opbouw van het dorp, ontsluitingsmogelijkheden, bodemgesteldheid, belemmeringen voor bestaande functies en ruimte voor verdere ontwikkeling.
De locatie aan de noordwestkant van het dorp is uiteindelijk als meest geschikte locatie uit de bus gekomen. Omdat destijds de ecologie nog niet zo’n belangrijk item was dan tegenwoordig is hier aanvullend onderzoek naar gedaan (zie paragraaf 4.1). Ook als de uitkomsten van het ecologisch onderzoek bij de afweging worden betrokken, moet de noordwest zijde van het dorp als meest gunstige uitbreidingsrichting worden beschouwd.
Voor de dorpsuitbreiding richting het noordwesten is eind jaren negentig een schetsontwerp vervaardigd. In dit ontwerp is uitgegaan van 40 woningen in een landschappelijke omgeving. Er zijn verschillende woningtypen (vrijstaand, twee-onder-één-kap en appartementen) geprojecteerd.
Omdat er voorlopig geen contingent meer beschikbaar is voor Gieterveen kan de gewenste dorpsuitbreiding nog niet bij recht in het bestemmingsplan worden geregeld. Daarnaast is het zo dat zich wijzigingen in de vraag naar woningtypen kunnen voordoen. Als gevolg hiervan kunnen de stedebouwkundige inzichten veranderen.
Het beleid aangaande de gemeentelijke woningmarkt wordt momenteel verder uitgewerkt in het Woonplan. Ten tijde van het actueel worden van de dorpsuitbreiding van Gieterveen zal afstemming met dit Woonplan gezocht worden.
Via een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid is het nu mogelijk gemaakt de bestemmingen ten noorden van het Vonderpad te wijzigen in de bestemming woondoeleinden.
Hiermee kan te zijner tijd, bij de bestemmingswijziging, op de actuele situatie worden ingespeeld. Tevens blijkt uit het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid de intentie van de gemeente op termijn woningbouw in Gieterveen te realiseren. In het Woonplan, dat de gemeente voornemens is op te stellen (vermoedelijke vaststelling zomer 2005), zal het aantal woningen en de fasering ervan worden meegenomen in de beleidsvorming op gemeentelijk niveau.
Voor de realisatie van de dorpsuitbreiding gelden in ieder geval de volgende randvoorwaarden die ontleend zijn aan het schetsontwerp dat eind jaren negentig voor de uitbreiding is vervaardigd:
· de uitbreiding zal bestaan uit maximaal 40 woningen in verschillende typen (prijsklasse, huur en koop, grootte en ontwerp);
· qua stedebouwkundige structuur zal aansluiting worden gezocht bij de structuur van het bestaande deel van het dorp;
· de kenmerkende landschapelementen (verkavelings- en waterstructuur) zullen zoveel mogelijk in het ontwerp worden verwerkt;
· de bestaande boscomplexjes in het gebied blijven zoveel mogelijk in tact;
· er wordt een goede overgang tussen de uitbreidingswijk en het landschap tot stand gebracht;
· de wijk wordt door een rondgaande weg ontsloten.
Planuitgangspunten
Uit het voorgaande zijn ten aanzien van bevolking en wonen de volgende planuitgangspunten af te leiden:
· Groei van de bevolking is geen doel op zich, de (kwaliteit van de) woningvoorraad moet echter wel blijven aansluiten bij de autonome groei van de bevolking;
· Woonruimte bieden aan met name de doelgroepen ouderen en jongeren. Daarnaast aandacht voor woonruimte voor gezinnen (woningen in het hogere marktsegment);
· Flexibele regeling voor de bestaande woningbouwvoorraad, waarbij de gemeentelijke bijgebouwenregeling geldt;
· Ten behoeve van de dorpsuitbreiding aan de noordwestzijde van het dorp een wijzigingsbevoegdheid opnemen met daaraan gekoppeld de randvoorwaarden zoals bovenstaand genoemd.
De bedrijvigheid ligt verspreid in het dorp. Met name langs het lint in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn bedrijven gevestigd. In figuur 4 is de ligging van deze bedrijven en de voorzieningen weergegeven. Ook is te zien in welk deel van het dorp (de lintbebouwing) naast de woonfunctie lichte vormen van bedrijvigheid en dienstverlening zijn toegestaan, zoals in paragraaf 3.1. beschreven.
Figuur 4. Bedrijven en voorzieningen in Gieterveen
Ten behoeve van de leefbaarheid en de levendigheid van het dorp is het van belang dat de bestaande bedrijvigheid behouden blijft en zich zo mogelijk uitbreidt. Voor de individuele bedrijven is het uitgangspunt dat het bestemmingsplan een zodanige regeling biedt dat deze bedrijven hiermee planologisch uit de voeten kunnen. Waar mogelijk zal enige uitbreidingsruimte kunnen worden geboden. Voorwaarde hierbij is dat de milieuhygiënische situatie ten opzichte van de omliggende woonbebouwing niet verslechtert. Voorkomen moet worden dat de zwaardere bedrijven zich in de richting van de woonbebouwing kunnen uitbreiden. Concreet gaat het in Gieterveen om een landbouwmechanisatiebedrijf en een garagebedrijf. Door deze bedrijven concreet te bestemmen is de milieusituatie van het betreffende bedrijf planologisch vastgelegd (zie ook paragraaf 4.4).
In paragraaf 3.1. is al gesproken over de mogelijkheid voor lichte vormen van bedrijvigheid en dienstverlening in de lintbebouwing. Omdat Gieterveen in het POP is aangemerkt als ‘kleine kern’ dient het om bedrijven/instellingen met een lokaal karakter te gaan.
In de Nota Vrijstellingenbeleid is ten aanzien van bedrijvigheid aan huis binnen de bebouwde kom aangegeven dat er voorwaarden gelden voor de ruimtelijke inpassing: woonomgeving, verkeersaantrekking, milieuaspecten en stedebouw. Concrete voorwaarden zijn:
· geen ingrijpende wijzigingen van bestaande uitstraling van het gebouw;
· geen milieuhinder voor de omgeving;
· geen onevenredige verkeerstoename en voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers en eigen behoefte op het eigen terrein. Bij parkeren op het erf dient de ruimtelijke kwaliteit van het erf gehouden te blijven, c.q. niet onevenredig te worden aangetast;
· activiteiten die passen binnen categorie 1 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering zijn in principe aanvaardbaar. In elk geval zal altijd de VNG-brochure betrokken worden bij de afweging.
In de Dorpsvisie Gieterveen is het dorp getypeerd als een gemeenschap met een sterke sociale cohesie. Het heeft een goed sociaal-cultureel klimaat met een bloeiend verenigingsleven met voldoende draagvlak voor een school, dorpshuis en sportvoorzieningen. Voor zover niet aanwezig in het dorp bevinden vrijwel alle sociaal-economische voorzieningen zich binnen een bereik van 20 km. Door de goede ontsluiting van het dorp zijn deze dan ook makkelijk te bereiken met de auto. De bereikbaarheid van deze voorzieningen met het openbaar vervoer kan als ‘minder goed’ worden bestempeld.
Over het voortbestaan van zowel de sociaal-maatschappelijke als de economische voorzieningen bestaat zorg, doordat de druk van de schaalvergroting ook in Gieterveen voelbaar is.
Het voorzieningenniveau is economisch gezien beperkt tot wat kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van recreatie horeca en detailhandel. In figuur 4 is de spreiding van de voorzieningen te zien.
Het beleid aangaande de voorzieningenstructuur richt zich op het zo lang mogelijk behouden, en zo mogelijk versterken, van het voorzieningenniveau. Ter ondersteuning van de leefbaarheid en de levendigheid van het dorp staat het bestemmingsplan daarom een functieverruiming van de lintbebouwing toe (zie o.a. paragraaf 3.1). Voor de bestaande voorzieningen biedt het bestemmingsplan een zodanige regeling dat er in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden worden geboden als dit ruimtelijk aanvaardbaar is.
In het kader van de opstelling van de Dorpsvisie Gieterveen is gesproken over het clusteren van voorzieningen (ter plaatse van het dorpshuis) ten behoeve van de efficiëntie. Het doel is om het hoofd te kunnen bieden aan de dreigende schaalvergroting. Ook de school zou dan bij het dorpshuis gerealiseerd kunnen worden. Nadeel van het clusteren van sociaal-maatschappelijke functies is dat een dergelijke operatie kostbaar is.
De haalbaarheid is dan ook nog niet zeker. Toch kan in het bestemmingsplan, door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor een deel van de sportvelden, alvast een mogelijkheid worden geboden een eventuele uitbreiding van het dorpshuisterrein te realiseren. Gezien de ligging nabij De Beek moeten hier hoge eisen aan de landschappelijke inpassing en de architectuur gesteld worden.
Het terrein van de school op de hoek Broek - Meertensweg, kan bij de eventuele verplaatsing van de school een nieuwe invulling krijgen met woningbouw. Voor dit gebied is in het bestemmingsplan daarom eveneens een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen. Door op dit gebied een wijzigingsbevoegdheid te leggen ontstaat er ruimte een alternatieve invulling te creëren, waarbij de bebouwing bijvoorbeeld verder achter op het terrein komt te liggen. Het openbaar groen, dat met de mogelijke invulling van het gebied komt te vervallen, kan in de omgeving van de ijsbaan gecompenseerd worden.
De locatie kan, gezien de oppervlakte, in de bouw van maximaal 8 woningen voorzien. Evenals bij de noordelijke uitbreiding geldt ook hier dat in het op handen zijnde Woonplan een nadere afweging aangaande de behoefte aan bepaalde typen woningen wordt gemaakt. In het Woonplan zal tevens een relatie tussen deze inbreidingslocatie en de noordelijke dorpsuitbreidingslocatie worden gelegd.
Ten aanzien van de mogelijke invullocatie geldt een aantal inrichtingseisen:
§ in het gebied kunnen maximaal 8 woningen gerealiseerd worden;
§ de eventuele woningen in dit gebied dienen op de Broek en/of Meertensweg georiënteerd te zijn;
§ indien een woning op de hoek wordt geprojecteerd dient deze een tweezijdige oriëntatie te krijgen;
§ woningen die op de Broek zijn georiënteerd kunnen evenals de overige panden in het lint een kleinschalige bedrijfs- of dienstverlenende functie naast het wonen krijgen;
§ de bebouwing dient qua maatvoering en ontwerp aan te sluiten bij de aanwezig woonbebouwing.
Vanwege de ligging van Gieterveen nabij toeristische trekpleisters van formaat (de Hondsrug en de Drentse bossen en heidevelden) is het dorp en de omgeving vanuit recreatief-toeristisch oogpunt als aantrekkelijk aan te merken. Het cultureel erfgoed, de natuurlijke waarden, en het cultuurlandschap worden zowel door de bewoners als de recreanten en toeristen zeer gewaardeerd. Ook aan het dorp Gieterveen kan een zekere recreatief-toeristische waarde worden toegekend. Naast de drie aanwezige campings draagt de ligging van het dorp aan verschillende recreatieve fietsroutes hier aan bij.
Ook kan het vogelpark, dat steeds meer (internationale) belangstellenden trekt, inmiddels als een attractiepunt van formaat worden aangemerkt.
Het aanwezige horecabedrijf in het dorp is een ondersteunende voorziening voor de recreatie- en toerismesector.
Uit het gemeentelijk beleid en uit de Dorpsvisie Gieterveen blijkt dat er veel waarde aan de recreatief-toeristische kwaliteiten wordt gehecht en dat deze waar mogelijk verder uitgebouwd dienen te worden. Zo is voor Gieterveen de wens uitgesproken dat er nieuwe mogelijkheden voor kwalitatief hoogwaardige verblijfsrecreatie in en om de kern worden gecreëerd. Vrijkomende cultuurhistorische gebouwen bieden hiervoor wellicht een mogelijkheid. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan: voor de kerk (Broek 2) en de molen met bijbehorende bebouwing (Broek 62 en 64) een mogelijkheid opnemen om hierin functies te ontwikkelen die bijdragen aan de recreatief-toeristische kwaliteit van het dorp en de omgeving.
Tenslotte is er vanuit landschappelijk oogpunt naar voren gebracht dat de relatie van Gieterveen met het buitengebied kan worden versterkt.
De uitloopmogelijkheid vanuit het dorp de toegankelijkheid van de aanwezige groenvoorzieningen moeten daartoe worden verbeterd, door de aanleg van fiets- en voetpaden. Een aantal routes is aangegeven in de Dorpsvisie Gieterveen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat deze routes gerealiseerd kunnen worden.
Veenakkers, Broek en Bonnerveen vormen de belangrijkste doorgaande ontsluitingswegen in Gieterveen (figuur 5). De uitvoering van deze wegen in klinkers met de aankleding van bomen aan weerszijden, draagt bij aan het kleinschalige dorpskarakter, en is in de Dorpsvisie Gieterveen als kwaliteit is aangemerkt.
Voor gemotoriseerd verkeer is Gieterveen, door de nabijheid van de N33, goed ontsloten. Voor langzaam verkeer ligt dit anders. Met name aan wandelmogelijkheden rond het dorp is behoefte (zie ook onder de paragraaf Recreatie en toerisme).
Met betrekking tot de verkeersveiligheid en verkeershinder zijn de situatie rond de school en het parkeren van vrachtwagens in het dorp aandachtspunten.
Figuur 5. De infrastructuur van Gieterveen
Ten aanzien van het wegenpatroon wordt de komende jaren geen ingrijpende wijziging verwacht. Hooguit zullen ten behoeve van de verkeersveiligheid kleinschalige ingrepen aan het wegprofiel noodzakelijk zijn. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dan ook de wegen en paden een conserverende bestemming te geven waarbij er ruimte wordt geboden voor geringe aanpassingen aan het profiel. Voor de in de vorige subparagraaf beschreven karakteristieke linten moet aanpassing van het profiel echter zoveel mogelijk worden voorkomen.
De wens voor wandelroutes in en rond het dorp dient zoveel mogelijk tot uitvoer te kunnen worden gebracht op basis van het bestemmingsplan. Binnen de verschillende bestemmingen moet het mogelijk zijn paden te realiseren.
Wat de problematiek van de verkeersveiligheid betreft kan nog worden opgemerkt dat dit een zaak is die niet door middel van een bestemmingsplan kan worden opgelost zolang er geen ruimtelijke relevantie of ruimtelijke oplossingen zijn.
Gieterveen kan getypeerd worden als een groen, landelijke dorp. De laanbeplanting aan weerzijden van de linten en de open plekken in de lintbebouwing, waardoor doorzichten naar het open landschap aanwezig zijn, dragen hieraan bij. Daarnaast liggen er in de recentere buurten verschillende openbare groenelementen die hier het ruimtelijk beeld bepalen en een belangrijke bijdragen leveren aan de leefbaarheid van het dorp. Op een tweetal van deze groene plekken zijn speeltoestellen geplaatst: op het brinkje aan het Vonderpad en bij de school. Ten noorden van het Vonderpad ligt een groot trapveld.
Aan de zuid en zuidwestzijde van het dorp bepaalt De Beek de landelijke uitstraling van Gieterveen. Slechts een klein deel van De Beek valt binnen de bestemmingsplangrenzen. De groenstructuur van het dorp is in figuur 6 te zien.
Beschermwaardig houtopstand
In Aa en Hunze zijn bomen met een monumentale status aanwezig. Dit zijn bomen die op een landelijke of provinciale lijst staan op grond van hun dendrologische, ecologische, cultuurhistorische waarde en/of op basis van grootte en ouderdom. Een gemeentelijke lijst van beschermwaardig houtopstand wordt voorbereid. Deze lijst zal bestaan uit landelijke en provinciale monumentale bomen en gemeentelijke beschermwaardige bomen. Op basis van de volgende criteria is tot deze status gekomen:
Algemene criteria:
· De houtopstand is ten minste 50 jaar oud en is door zijn leeftijd en verschijningsvorm beeldbepalend en onvervangbaar voor het karakter van de omgeving. Aan bomen met een hoge dendrologische, ecologische of cultuurhistorische waarde kan op grond van deze specifieke waarde de status beschermwaardig houtopstand worden toegekend vóór het bereiken van de 50-jarige leeftijd;
· De houtopstand moet in redelijke conditie verkeren of door gerichte maatregelen weer in een redelijke conditie te brengen zijn. De levensverwachting moet ten minste 10 jaar zijn.
Specifieke criteria:
· Dendrologische waarde: de boom is van grote waarde door zijn soort en/of variëteit. De boomsoort komt sporadisch voor;
· Ecologische waarde: de boom is van grote waarde vanwege het belang van het plaatselijk ecosysteem, bijvoorbeeld doordat er zeldzame planten (epifyten) op groeien of diersoorten, zoals vleermuizen, in leven;
· Cultuurhistorische waarde: de boom of boomgroep vertegenwoordigt een historische waarde. Te denken valt aan een Wilhelminaboom, Bevrijdingsboom of Markeboom. Ook bomen met een bijzondere snoeivorm zoals bijvoorbeeld een etagelinde is historisch waardevol.
Op basis van bovenstaande criteria zijn in Gieterveen op een viertal plaatsen bomen en boomgroepen als karakteristiek en beschermwaardig aangemerkt:
· vier eiken en twaalf beuken ten zuiden van de begraafplaats;
· elf leilindes voor de kerk en de pastorie (Broek 5 en 7);
· een rode beuk ten oosten van Broek 40;
· een beuk en een linde ten oosten van Broek 39.
Figuur 6. De groenstructuur van Gieterveen
Voor het openbaar groen en het oppervlaktewater dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet, is het bestemmingsplan gericht op behoud:
· het heeft een hoge belevingswaarde;
· het is van belang voor de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het dorp;
· het water heeft een belangrijke waterhuishoudkundige functie.
De belangrijke groenelementen en De Beek krijgen dan ook een op de functie toegespitste bestemming.
Voor bomen die als beschermwaardig zijn aangemerkt heeft het bestemmingsplan tot doel de houtopstanden en hun groeiplaats een maximale bescherming te geven. Binnen een bepaalde afstand tot de kroonprojectie van de boom dient het bestemmingsplan te voorkomen dat er activiteiten plaatsvinden die de boom schade kunnen toebrengen.
4. Omgevingsaspecten |
In verband met de Flora- en faunawet en de Europese Vogel- en Habi-tatrichtlijn, is het nodig ruimtelijke plannen en ingrepen te toetsen aan deze wet- en regelgeving. In dit kader is het eerder uitgevoerde locatiekeuze-onderzoek (zie paragraaf 3.2.2.) aangevuld met een vergelijkend ecologisch onderzoek[1]) en een beoordeling van natuurwaarden ten behoeve van de woningbouw ten noorden van het dorp[2]). Uit het eerste onderzoek blijkt dat twee potentiële woningbouwlocaties (ten oosten van de Veenakkers en ten noorden van het Vonderpark) vanuit ecologisch oogpunt tezamen als meest gunstig scoren. Omdat de locatie ten noorden van het Vonderpark ook in de eerdere locatiestudie als optimale dorpsuitbreiding is aangemerkt, is deze locatie nader onderzocht op de consequenties voor de aanwezige natuurwaarden. Daarnaast is de toekomstige ingreep getoetst aan de Flora- en faunawet.
Natuur- en landschapsbeleid
De conclusie van het onderzoek luidt: de realisatie van de woonwijk zal niet tot gevolg hebben dat de Ecologische Hoofdstructuur, Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden of Beschermde natuurmonumenten in de omgeving van het plangebied significante effecten ondervinden.
Aangetroffen en te verwachten soorten
Tijdens het veldonderzoek is de aanwezigheid van diverse algemeen voorkomende zoogdieren en broedvogels vastgesteld. Alleen de Waterspitsmuis (mogelijk aanwezig) is minder algemeen. Alle vogelsoorten en vrijwel alle zoogdieren, met uitzondering van de bruine en zwarte rat en huismus, genieten bescherming op basis van de Flora- en faunawet. Hoewel de terreinbezoeken niet in de meest gunstige inventarisatieperiode hebben plaatsgevonden, kan op basis van de terreingesteldheid en beschikbare verspreidingsgegevens met voldoende zekerheid gesteld worden dat het leefgebied van soorten met een strikte beschermingsstatus (Habitatrichtlijn) niet wordt aangetast. Gezien de omvang van de ruimtelijke ingreep en de gehanteerde criteria van de provincie Drenthe wordt wel aanbevolen om in het voorjaar aanvullend veldonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van amfibieën en broedvogels.
Compenserende en mitigerende maatregelen
Het bouwrijp maken van het plangebied (in het bijzonder het rooien van de bosschages) moet buiten het broedseizoen voor vogels (15 maart – 15 juli) plaatsvinden.
Als aanvullende mitigerende maatregel voor aanwezige zoogdieren kan het plangebied buiten de voortplantingsperiode (maart – september) bouwrijp worden gemaakt. In ieder geval wordt aangeraden om de oevers en waterkwaliteit van de sloot niet negatief te beïnvloeden. Voor een aantal zoogdieren blijft het aanvragen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Indien de duiker in de kwelsloot buiten de periode oktober – februari geplaatst wordt is ontheffing voor schade aan enkele exemplaren van de bruine kikker noodzakelijk.
Het is niet noodzakelijk om gerichte compenserende maatregelen te nemen. Desgewenst kunnen de oevers van de kwelsloot (plaatselijk) minder steil gemaakt worden zodat amfibieën, kleine zoogdieren en libellen en vlinders een gunstiger leefgebied krijgen.
Een lijst met soorten waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden in het kader van aritkel 75, lid vier van de Flora- en faunawet, is aan het rapport toegevoegd.
Gieterveen maakt deel uit van het veenrandontginningsgebied met een gemiddelde gaafheid. Op de Inventarisatiekaart Archeologische Waarden (IKAW) is voor een groot deel van de gronden in en rond Gieterveen aangegeven dat er een middelhoge tot lage trefkans op bodemvondsten is. Een lage trefkans betekent overigens niet dat het gebied ‘leeg’ is. Bepaalde typen vindplaatsen kunnen juist in deze gebieden voorkomen. In gebieden met een lage trefkans dient nagegaan te worden of er (potentieel) belangrijke vondsten bekend zijn.
Een deel van het historisch lint van Gieterveen is op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) aangeduid als gebied met een hoge archeologische waarde (zie figuur 7). Deze aanduiding is gebaseerd op de ouderdom van dit bewoningsgebied.
Of er archeologische waarden aanwezig zijn staat nog niet vast. In dit gebied is door middel van een dubbelbestemmingsbepaling en de daaraan verbonden voorschriften en aanlegvergunningstelsel bereikt dat er eerst een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) wordt uitgevoerd. Op basis daarvan wordt een belangenafweging gemaakt tussen de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden en de uit te voeren werkzaamheden waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Voor het overige plangebied is een IVO uitgevoerd. De rapportage[3]) hiervan leidt tot de conclusie dat er weliswaar nog plaatselijk gave bodems aanwezig zijn, maar met de uitgevoerde boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Er is geen reden om verdere beperkingen op te leggen ten aanzien van bodemverstorende werkzaamheden.
In het gebied dat als uitbreidingslocatie is aangegeven is de bodem eveneens voor een groot deel verstoord.
Met uitzondering van het oostelijk bosgedeelte, geldt dat de bodem goed tot zeer goed is. Daarmee is de kans op onverstoorde grondsporen reëel (zie figuur 8). Voor dit gebied geldt dat bij de uitvoering van bodemverstorende werkzaamheden archeologische begeleiding dient plaats te vinden.
Het meest westelijke deel van het uitbreidingsgebied is per abuis niet meegenomen in het onderzoek. Ten einde te voorkomen dat hier onverstoorde archeologische sporen verloren gaan, zal ook hier archeologische begeleiding worden toegepast. In figuur 9 zijn de gebieden, waar de archeologische begeleiding geldt, weergegeven.
Figuur 7. Gebied met hoge archeologische waarde volgens de AMK
Figuur 8. Situatietekening met de boorlocaties in het uitbreidingsgebied [4]).
Figuur 9. Gebieden waar archeologische begeleiding dient plaats te vinden.
Sinds het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, Anders omgaan met Water (2001), is er meer aandacht voor de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding. Om deze effecten tijdig te signaleren is de Watertoets[5]) inmiddels een verplicht onderdeel van ruimtelijke planvorming geworden. Dit moet leiden tot een waterparagraaf[6]) in ruimtelijke plannen waaruit blijkt wat het effect van het plan op de waterhuishouding is.
Met het Waterbeheer 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer, zoals bijvoorbeeld bodemdaling en zeespiegelstijging. Als leidende principes voor een duurzaam waterbeheer is een tweetal tritsen geïntroduceerd:
· vasthouden, bergen en afvoeren;
· schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
Bij ‘schoonhouden, scheiden en zuiveren’ gaat het erom dat het water zo veel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. In het algemeen geldt dat vanuit het watersysteem, waarvan het betreffende gebied deel uitmaakt, wordt geredeneerd.
Ook Waterschap Hunze en Aa’s gaat in de Notitie Stedelijk Waterbeheer (2003) uit van de watersysteembenadering. Bebouwde gebieden liggen in de aanwezige natuurlijke regionale watersystemen en vanuit dit systeem dient invulling te worden gegeven aan inrichting, beheer en onderhoud van het water in steden en dorpen. Het watersysteem dient zodanig te worden ingericht dat wateroverlast voorkomen wordt. Dit kan ondermeer bereikt worden door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren in combinatie met infiltratie in de bodem.
Conform de ‘spelregels’ van de watertoets is ook over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder: Waterschap Hunze en Aa’s. Het advies van het waterschap is in deze waterparagraaf verwerkt.
Watersysteem
Aan de hand van de waterkansenkaart is geconstateerd dat de bodem ter plaatse van Gieterveen op een hoogte van 3,25 tot 4,00 meter boven NAP ligt. Het plangebied en de omgeving maken deel uit van het watersysteem dat via De Beek afwatert op de Hunze (Oostermoerse Vaart).
Ook door het plangebied lopen een aantal watergangen die van lokaal belang zijn en die door het waterschap zijn aangemerkt als schouwsloot.
De infiltratiefactor in en rond het dorp is hierdoor ongeveer nul. Dit houdt in dat er (in nieuwe situaties) niet automatisch van moet worden uitgegaan dat het overtollig hemelwater geïnfiltreerd kan worden in de bodem.
Voor een dorpsuitbreiding aan de noordzijde van het dorp kan op basis van de waterhuishouding met het concept ‘duurzaam bouwen’ worden gewerkt (zie ook paragraaf 4.4).
Bestaande situatie
Voor het bestaande deel van het dorp biedt het bestemmingsplan geen functiewijzigingen die van invloed zijn op het functioneren van de waterhuishouding. In het dorp zijn geen problemen met de waterhuishouding aanwezig. In het onlangs vernieuwde rioleringssysteem zijn extra bergingsvoorzieningen getroffen, waardoor er een grotere hoeveelheid gebiedseigen water langer ter plekke kan worden vastgehouden.
Toekomstige Dorpsuitbreiding
Voor een dorpsuitbreiding aan de noordzijde van het dorp kan op basis van de waterhuishouding met het concept ‘duurzaam bouwen’ worden gewerkt (zie ook paragraaf 4.4). Door water langer in het gebied vast te houden worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Bij de inrichting van het gebied dient hiermee rekening te worden gehouden. Watergangen en waterpartijen worden benut om het regenwater binnen het plangebied te kunnen bergen, de afvoer zal niet groter zijn dan de maatgevende afvoernorm die door het waterschap Hunze en Aa’s wordt gehanteerd. Bij het bouwrijp maken geldt als criterium voor de ontwatering dat deze geen nadelige invloed op de waterhuishouding in de directe omgeving tot gevolg mag hebben. In het plangebied zijn geen mogelijkheden het hemelwater middels infiltratie vast te houden in het plangebied.
Het eventueel ophogen van het perceel mag niet leiden tot wateroverlast voor de omliggende percelen die in de toekomst worden bebouwd. Mocht men toch willen ophogen, dan zijn voorzieningen in de vorm van greppels noodzakelijk om het water binnen de perceelsgrens op te vangen.
In het te realiseren woongebied dient een rioolstelsel te worden aangelegd dat bijdraagt aan een duurzaam waterbeheer (zie ook paragraaf 4.4).
Duurzaam waterbeheer
Met betrekking tot duurzaam waterbeheer wordt verder rekening gehouden met de te gebruiken materialen in de nog te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Uitgangspunt hierbij is het gebruik van duurzame, niet uitlogende bouwmaterialen om schoon regenwater in het plangebied te conserveren.
Zoals gebruikelijk in kleine kernen is er ook in Gieterveen sprake van een menging van functies. Naast de woonfunctie komen bedrijfsactiviteiten voor. Dit is historisch zo gegroeid en bepaalt mede de karakteristiek van de dorpskern. Het bestemmingsplan staat dan ook toe dat er in de lintbebouwing bedrijvigheid in een lichte milieucategorie kan worden ontwikkeld.
Voor de categorie-indeling wordt gebruik gemaakt van de lijst in het rapport van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Bedrijven en milieuzonering”. Daar wordt een relatie gelegd tussen bedrijfssoorten en (mogelijke) milieubelasting. Dit rapport bevat onder meer een lijst met bedrijfssoorten die zijn onderzocht op een elftal aspecten van milieubelasting, namelijk geur-, stof-, geluid- en trillingshinder, lucht-, water- en bodemverontreiniging, gevaar, ongedierte, visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Er worden in de basislijst 6 milieucategorieën onderscheiden, oplopend van 1 tot 6: onder categorie 1 (het ene uiterste) vallen bedrijven die toelaatbaar zijn tussen woningen en onder categorie 6 (het andere uiterste) zijn bedrijven opgenomen die pas toelaatbaar zijn op een afstand van 1000 of 1500 meter. In samenhang met de aard van de bedrijvigheid, neemt dus de gewenste afstand tot woonbebouwing toe. De milieuhinder als gevolg van de bedrijven zal zoveel mogelijk worden beperkt. De aangrenzende functies zijn daarbij maatgevend voor de toelaatbare hinder. Naast het bestemmingsplan geldt de Wet milieubeheer.
Binnen het plangebied is een drietal bedrijfslocaties aanwezig (twee landbouwmechanisatiebedrijven en een garagebedrijf) die geschaard kan worden onder categorie 3 activiteit. Bedrijven in deze milieucategorie zijn moeilijker inpasbaar binnen een gebied met een overwegende woonfunctie. De onderlinge situering tussen deze bedrijven en de aangrenzende woningen vergt extra aandacht. De categorie 3-activiteit wordt uitsluitend ter plaatse van de bestaande bedrijvigheid toegestaan met daarbij de voorwaarde dat zowel aan de uitbreiding van een bedrijf of aan de uitbreiding van een woning op een aangrenzend perceel aanvullende eisen kunnen worden gesteld om ongewenste situaties te voorkomen.
Op grond van de Wet geluidhinder (artikel 74) zijn alle wegen zoneplichtig met uitzondering van:
- wegen die vallen onder het regime van een 30 km/uur-zone.
- wegen waarvan is aangetoond dat de geluidsbelasting op een afstand van 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedragen en die als zodanig zijn aangeduid op een geluidsniveaukaart.
Het dorp is in zijn geheel aangewezen als een 30 km/uur-zone. Ook in de toekomstige dorpsuitbreidingen zal dit gaan gelden.
De meeste wegen in het dorp hebben dan ook geen geluidzone; de uitzondering zoals hiervoor weergegeven is hier van toepassing. Alleen op de Veenakkers is een 50 km/uur-regime van toepassing. Hier is in principe sprake van een geluidcontour.
Het bestemmingsplan biedt echter geen mogelijkheid de woningen langs deze weg richting de geluidbron (de weg) uit te breiden. Er zal dan ook geen sprake zijn van een toename van het aantal geluidgehinderden.
Voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het dorp en de toekomstige dorpsuitbreiding zal zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het standaardpakket van eisen van het Ministerie van VROM, neergelegd in het Nationaal Pakket Woningbouw (1996). Eens per jaar worden de aanvullingen en wijzigingen hierop uitgebracht en aan het pakket toegevoegd. De duurzaamheidsaspecten kunnen worden onderverdeeld in enerzijds zaken met betrekking tot het ruimtelijk en technisch ontwerp plus uitvoering en anderzijds op aspecten met betrekking tot de bouwwijze van gebouwen en de (leef)omgeving van de bebouwing.
In aansluiting op de door het rijk genoemde aandachtspunten kan over de verwerking van het duurzaam bouwen[7]) in het ruimtelijk en civieltechnisch ontwerp van dit plan het volgende worden gezegd:
· Algemeen/milieu. Bij de herinrichting van de locatie zal rekening worden gehouden met de aanwezige milieu- en natuurwaarden (aanwezige beplanting) in het plangebied en in de omgeving;
· Verkeer. De binnen het bestemmingsplan vallende wegen worden, na voltooiing van de bouw, ingericht als verblijfsgebied. Dit houdt in dat hier een 30 km/uur-regime gaat gelden;
· Energie. In het bouwplan is er zoveel mogelijk naar gestreefd een gunstige bezonning voor actieve en passieve instraling mogelijk te maken;
· Water. Door toepassing van een 'verbeterd gescheiden rioolstelsel' of een 'volledig gescheiden rioolstelsel' zal het regenwater van de wegen naar de aan te leggen waterpartijen kunnen worden afgevoerd. Ook het hemelwater van de kavels, de daken en de overige verhardingsvlakken zal worden vastgehouden en ter plaatse worden geïnfiltreerd in de bodem, voor zover dat mogelijk is (zie ook paragraaf 4.3).
· Infrastructuur. Uit een oogpunt van eindigheid van natuurlijke grondstoffen, wordt in de profilering van wegen en paden gezocht naar beperking van de verhardingsoppervlakken, op plaatsen die zich hiervoor lenen.
Binnen de grenzen van het plangebied ligt een hoofdgasleiding. Omdat met de ligging van deze leiding rekening moet worden gehouden is deze leiding op de plankaart voorzien van een aanduiding.
Op deze wijze wordt voorkomen dat er zich ter plaatse van de leiding ontwikkelingen voordoen die conflicteren met de aanwezigheid van de leiding. Verder liggen er in het plangebied geen kabels en leidingen die een beschermende bestemming behoeven. Zie ook onder de paragraaf Externe veiligheid.
De gronden van de uitbreidingslocatie van Gieterveen hebben tot nu toe een agrarische of een openbaar groen functie vervuld. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat er geen vervuiling van de bodem en het (grond)water is, waardoor de woningbouw zou kunnen worden belemmerd. Onderzoek overeenkomstig de bouwverordening zal één en ander moeten bevestigen.
Het onderwerp externe veiligheid (waarvoor sinds kort aandacht moet zijn in bestemmingsplannen) heeft kort gezegd betrekking op de risico’s van opslag en transport van (gevaarlijke, ontplofbare) stoffen of producten. In het Ontwerpbesluit vaststelling kwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen zijn grenswaarden aangegeven die zijn gebaseerd op het plaatsgebonden risico van een inrichting ten behoeve van opslag en/of transport van dergelijke stoffen of producten. Dit ontwerpbesluit is blijkens een circulaire van het ministerie van VROM van 18 april 2002 reeds van toepassing.
In het besluit is aangegeven dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) een grenswaarde moet worden aangehouden van 10-6 per jaar (voor het plaatsgebonden risico). In bestaande situaties mag de risicowaarde tussen de 10-5 en 10-6 worden aangehouden. Dit is het ‘standstill’ beginsel.
Daarnaast bestaat het groepsrisico. Het groepsrisico houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen tegelijkertijd het slachtoffer van een incident zou kunnen worden. Bij het groepsrisico wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. De normstelling voor het groepsrisico heeft niet de status van een grenswaarde, maar van een oriënterende waarde. Dit betekent dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om een overschrijding van de oriënterende waarde te accepteren.
Ten aanzien van de kans op calamiteiten (explosies, branden, ontsnapping gevaarlijke stoffen) kan gesteld worden dat er in Gieterveen een normaal dorpsgericht risico aanwezig is. Er is geen sprake van stapeling van risico’s, mede gezien het ontbreken van grootschalige bedrijven met gevaarlijke stoffen. Door het plangebied lopen geen aangewezen routes gevaarlijke stoffen.
Risico op branduitbreiding is klein vanwege de overheersende bebouwing die bestaat uit grotendeels vrijstaande en moderne aaneen gebouwde woningen.
Voor de fysieke veiligheid geldt dat het huidige dekkingsplan voorziet in een adequate dekking van ambulances vanuit Drenthe en Groningen.
De dekking van het gebied door de brandweer en de beschikbaarheid van middelen zoals bluswater en bereikbaarheid (zowel voor normale als voor calamiteiten- situaties) is voldoende. De brandweeropkomst ligt binnen de norm van zowel de brandweerpost Gieten als Gasselternijveen en bedraagt in de normale situatie tussen de 7 en 12 minuten. Bluswater wordt hoofdzakelijk betrokken uit de drinkwaterleiding via ondergrondse brandkranen. Binnen de bebouwde kom is deze voldoende, zeker gezien de aard van de bebouwing (vrijstaande en moderne rijtjes – woningen). Buiten de bebouwde kom zijn de afstanden tussen de kranen groter en zal de opbouw van waterwinning meer tijd vergen. Voor grote hoeveelheden bluswater moet worden teruggevallen op De Beek en groot watertransport over meer dan 500 meter. De situatie is daarmee voldoende gezekerd.
Gezien de aard van de huidige aanwezige bebouwing, de hierboven geschetste veiligheidsvoorzieningen en de infrastructuur is plaatsing van risicovolle bedrijven (zoals procesindustrie en/of grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen) niet toegestaan.
5. Planbeschrijving |
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het bijbehorende Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, voorschriften en een toelichting. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangegeven. De bijbehorende bestemmingsbepalingen zijn in de voorschriften opgenomen. Hierin is juridisch vastgelegd wat op de betreffende gronden is toegestaan. In de toelichting tenslotte is gemotiveerd hoe en waarom de bestemmingen op deze wijze zijn geformuleerd en op de plankaart zijn aangebracht.
Binnen een aantal bestemmingen zijn vrijstellingen opgenomen. Dit is een regeling op basis van artikel 15 WRO die Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid geeft van de geldende bestemming af te wijken. De afwijkingen moeten echter aan een aantal criteria voldoen: de toetsingscriteria. Deze zijn bij de geformuleerde vrijstellingen opgenomen. Hiermee is de nodige flexibiliteit ingebracht in het bestemmingsplan, waardoor niet voor elke kleine aanpassing binnen het plangebied een nieuwe procedure hoeft te worden gevolgd.
- Algemeen -
Karakteristieke panden
Eén van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is het behouden van de karakteristieke panden. Binnen meerdere bestemmingen zijn panden aangeduid als karakteristiek. Deze panden hebben op de plankaart een strak bouwvlak rond het hoofdgebouw gekregen, zodat voorkomen wordt dat de karakteristieke kenmerken verloren gaan. Met behulp van welstand kunnen eventuele aanpassingen aan de panden in goede banen worden geleid. In het bestemmingsplan kan slechts de hoofdvorm van de panden worden vastgelegd. Over architectuur en kleurstelling doet de welstandsnota uitspraken. Eventuele bouwplannen zullen aan zowel het bestemmingsplan als aan de welstandsnota worden getoetst.
Kamperen
De Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) bevat een vrijstelling waarmee het mogelijk is 10 tot 15 kampeermiddelen te realiseren, tenzij het bestemmingsplan zich daartegen verzet. Omdat het niet wenselijk wordt geacht dat er her en der in het dorp ‘minicampings’ ontstaan is in vrijwel alle bestemmingen het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen als strijdig gebruik aangemerkt. Hierbij gaat het om het commercieel aanbieden van (een) kampeerplek(ken). De bestaande campings in het dorp vormen hier uiteraard een uitzondering op.
- Woondoeleinden 1, 2 en 3 (artikel 3, 4 en 5) -
Conserverend én ontwikkelingsgericht
Door middel van de bestemmingen Woondoeleinden 1 en 2 (artikel 3 en 4), komt het conserverende karakter van het bestemmingsplan tot uitdrukking. Het verschil tussen deze twee bestemmingen zit hem in de toegestane bouwhoogte. Woondoeleinden 1 is van toepassing op de woningen die bestaan uit één bouwlaag met kap. Hier is een goothoogte van 4 en een bouwhoogte van 6 meter toegestaan. De woningen waarop Woondoeleinden 2 rust zijn hoger of staan op een plaats waar een grotere hoogte vanuit stedebouwkundig oogpunt kan worden toegestaan. Binnen deze bestemming is de goot- en bouwhoogte respectievelijk 7 en 10 meter.
De bestemming Woondoeleinden 3 (artikel 5) geldt als ontwikkelingsgericht, zij het op beperkte schaal, voor de woonbebouwing gelegen in het oorspronkelijke lint. Hier is de mogelijkheid gecreëerd lichte vormen van bedrijvigheid en dienstverlening te realiseren. In de aan de bestemming toegevoegde vrijstellingsbevoegdheid is opgenomen dat hier bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2, dienstverlenende bedrijven en detailhandel kunnen worden toegestaan. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de oorspronkelijke functies die in het lint voorkomen. Daarnaast is de bebouwing in het lint over het algemeen wat forser waardoor het zich goed leent voor een bedrijfsfunctie.
Hoofdgebouwen binnen bouwvlakken
Voor de beide woonbestemmingen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak, zoals aangegeven op de plankaart, gesitueerd moet zijn. Bijgebouwen, garages en dergelijke mogen zich ook buiten dit bouwvlak bevinden. Voor het leggen van de bouwvlakken is voor het hele dorp een eenduidige systematiek gehanteerd. Het bouwvlak is zoveel mogelijk op de voorgevel van de woningen vastgelegd, waarmee voorkomen wordt dat de woningen bij eventuele herbouw te ver worden teruggerooid. Vanuit stedebouwkundig oogpunt is dat niet wenselijk. Er is uitgegaan van een bouwvlakdiepte van 15 meter vanaf de voorgevel. Aan de zijkanten van de woning moet minimaal 3 meter aanwezig zijn tot aan de kavelgrens. Waar deze 3 meter nog ruimschoots aanwezig is, is het bouwvlak aan de zijkanten op een afstand van 3 meter van de zijgevel gelegd. Daar waar de woningen dichter op de zijdelingse kavelgrens staan is in ieder geval een afstand van 3 meter tot de kavelgrens aangehouden.
Voor de woningen in rijen (al dan niet aan elkaar gebouwd) bestaat het bouwvlak uit een strook waarbinnen meerdere woningen kunnen vallen. Binnen zo'n strook mogen maximaal twee woningen aan elkaar zijn gebouwd tenzij op de plankaart is aangegeven dat er rijenwoningen zijn toegestaan binnen de betreffende strook. Zijn er grotere ruimten tussen de woningen dan is de bouwstrook onderbroken, zodat voorkomen wordt dat er woningen in de tussenruimten gebouwd kunnen worden. Deze situatie doet zich vooral in de linten voor.
De bijgebouwenregeling
De bijgebouwenregeling van de gemeente, die recentelijk is vervaardigd, heeft model gestaan voor de regeling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in dit bestemmingsplan. Deze mogen ook buiten het bouwvlak voorkomen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, voor zover gelegen achter naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw. Voor de toegestane hoogtes en dakhellingen zijn in de bouwvoorschriften regels opgenomen.
Bouwvoorschriften
De toegestane maatvoering, van zowel de hoofdgebouwen als de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, is in de bouwvoorschriften geregeld. Ook hiervoor geldt dat aansluiting is gezocht bij de bijgebouwenregeling. Van deze bepalingen kan het college vrijstelling verlenen. Hiervoor gelden echter toetsingscriteria die aan de betreffende vrijstellingsmogelijkheid zijn toegevoegd.
De dorpsuitbreiding
Voor de toekomstige uitbreiding van het dorp is in het bestemmingsplan (op grond van artikel 27 lid b) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bestemmingen Groenvoorzieningen, Park/bebossing en Cultuurgrond kunnen hiermee worden gewijzigd in de bestemming Woondoeleinden 1 en de bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en wegen. De wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid om woningbouw aan de noordzijde van het dorp te realiseren (maximaal 40 woningen). In het uitwerkingsplan dat ten behoeve van de wijziging van de huidige bestemmingen gemaakt moet worden, krijgt de uitbreidingswijk een nadere detaillering. Voor de ontwikkeling van de dorpsuitbreiding zijn de randvoorwaarden uit de toelichting toegevoegd.
- Woongebouwen (artikel 6) -
Het nieuwe complex seniorenwoningen aan Bonnerveen 3 en en het woongebouw Bonnerveen 9 t/m 23 zijn onder de bestemming Woongebouwen gebracht. Er is hier voor een aparte bestemming gekozen omdat zowel de omschrijving van de bestemming als de bebouwingsbepalingen te sterk afwijken van de overige bebouwing in Gieterveen. De bouwgrens is vrij strak rond de bestaande bebouwing gelegd zodat uitbreiding niet of nauwelijks mogelijk is. Voor de garageboxen en de berging zijn specifieke aanduidingen op de plankaart opgenomen omdat deze qua maat afwijken van de bijgebouwen die in de bestemming mogelijk worden gemaakt.
- Maatschappelijke doeleinden (artikel 7) -
De maatschappelijke voorzieningen in het dorp, zoals de kerken, de school en het dorpshuis en de molen, hebben de bestemming Maatschappelijke doeleinden gekregen. Voor zover er dienstwoningen aanwezig zijn bij de voorzieningen zijn deze door middel van een aanduiding aangegeven op de plankaart.
Zoals in paragraaf 3.4 beschreven kunnen er in de sociaal-maatschappelijke voorzieningen een drietal wijzigingen optreden waarvoor het bestemmingsplan alvast de planologische mogelijkheid biedt.
Ten eerste biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid in het kerkje op de hoek Bonnerveen – Broek en in de molen met de bijbehorende bebouwing andere functies uit te oefenen. Door deze gebouwen een nieuwe functie te kunnen geven wordt een voorwaarde voor het behoud van deze gebouwen geboden. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan er, naast de sociaal-maatschappelijke en culturele functies, in deze panden horeca worden toegestaan. Zoals in de begripsomschrijving (artikel 2) is verwoord, valt de logiesverstrekking ook onder het begrip horeca. Hiermee kan bijvoorbeeld een bed&breakfast gerealiseerd worden in de bebouwing bij de molen.
Zware vormen van horeca, zoals een bar-/dancing of een discotheek zijn echter uitgesloten. Deze functies worden als niet passend bij een dorp als Gieterveen beschouwd.
Ten tweede is het mogelijk gemaakt ter plekke van het dorpshuis een multifunctioneel centrum te realiseren waarbij tevens de school naar deze locatie wordt verplaatst. Hiervoor is het noodzakelijk een deel van de sportvelden te gebruiken. Op de westzijde van de sportvelden is daarom een wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijke doeleinden gelegd.
De derde wijziging heeft vervolgens betrekking op de huidige locatie van de school aan de Broek. Als de school, door samenvoeging met het dorpshuis z’n huidige functie verliest, kunnen Burgemeester en Wethouders (op grond van artikel 27 lid a) besluiten de bestemming Maatschappelijke doeleinden te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden. Op de plankaart is een gebied aangeduid waarop deze wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft.
- Bedrijfsdoeleinden (artikel 8) -
De aard van de toegestane bedrijvigheid is vastgelegd door middel van een koppeling met de Basiszoneringslijst van de VNG. In deze VNG-lijst, die als bijlage aan de voorschriften is toegevoegd, is (per bedrijfsvorm) informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of –inrichting. Het basisprincipe is dat categorie 1- en 2-bedrijven als passend worden beschouwd in een woonomgeving.
Daarnaast is het bij vrijstelling mogelijk gemaakt bedrijven te vestigen die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met categorie 1- en 2-bedrijven.
Voor de bedrijven uit categorie 3 of hoger is op de plankaart een specifieke aanduiding opgenomen waarmee alleen het huidige bedrijfstype op de betreffende locatie aanwezig mag zijn. Het gaat om het landbouwmechanisatiebedrijf aan de Veenakkers en het garagebedrijf aan de Broek.
Door op deze bedrijven een specifieke aanduiding te leggen wordt voorkomen dat er na bedrijfsbeëindiging opnieuw een categorie 3 bedrijf op de locatie kan worden gevestigd. De woonfunctie in de directe omgeving van de bedrijfslocaties wordt hiermee in milieuhygiënisch opzicht beschermd.
- Detailhandelsdoeleinden (artikel 9) -
De gebouwen waarvan de hoofdfunctie uit detailhandel bestaat zijn onder de bestemming Detailhandelsdoeleinden gebracht. In het onderhavige plangebied betreft dit de supermarkt aan Broek 14 en de doe-het-zelf zaak aan Veenakkers 15. De bedrijfswoning is door middel van een aanduiding op de plankaart vastgelegd.
- Horecadoeleinden (artikel 10) -
Onder deze bestemming is het horecabedrijf op de hoek Broek – Bonnerveen geregeld. Voor de bijbehorende bedrijfswoning is een aanduiding op de plankaart opgenomen.
De bebouwing van het horecabedrijf is binnen het bouwvlak vastgelegd. Binnen het bouwvlak zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen. De vrijstelling om gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen wordt uitsluitend verleend als het gaat om een ondergeschikte uitbreiding van het bestaande horecabedrijf.
Zwaardere vormen van horeca, zoals een bar-/dancing en een discotheek zijn als strijdig gebruik aangemerkt. Gezien de situering van horecavestiging tussen woonbebouwing wordt dit niet wenselijk geacht.
- (Agrarische) cultuurgrond (artikel 11) -
De agrarische percelen, grotendeels achter de woonbebouwing van het lint gelegen, zijn dienovereenkomstig bestemd als (Agrarische) cultuurgrond. Binnen deze bestemming kan het agrarisch gebruik worden voortgezet. Vanwege de keuze de plangrens langs logische lijnen in het landschap te trekken vallen deze agrarische percelen binnen het plangebied.
Door binnen deze bestemming geen bebouwing toe te staan wordt gewaarborgd dat de open ruimte langs De Beek behouden blijft. Wel is het mogelijk gemaakt binnen deze bestemming recreatieve fiets- en voetpaden te realiseren. De wens voor uitbreiding van het recreatief padennet kan hiermee, voor zover binnen de plangrenzen gelegen, worden vervuld.
- Verblijfsrecreatieve doeleinden (artikel 12) -
De drie campings in het plangebied zijn onder de bestemming Recreatieve doeleinden geregeld. Voor de dienstwoningen zijn geen specifieke aanduidingen op de plankaart opgenomen. Wel is aangegeven dat gebouwen, dus ook dienstwoningen, binnen het bouwvlak, gesitueerd moeten zijn.
Per bouwvlak kan slechts één dienstwoning voorkomen. Voor de twee campings die aan De Beek liggen, of slechts door een agrarisch perceel van De Beek gescheiden zijn, geldt dat op het kampeerterrein geen stacaravans of (demontabele) recreatiewoningen/tenthuisjes zijn toegestaan. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het uitgangspunt de omgeving van De Beek zoveel mogelijk open te houden.
- Sportdoeleinden (artikel 13) -
De ijsbaan en de sportvelden zijn in de bestemming Sportdoeleinden geregeld. Voor de bebouwing ten behoeve van de functie is voor de beide bestemmingsvlakken een bebouwingspercentage van 5% opgenomen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden in zeer beperkte mate bebouwing op de terreinen toe te voegen. Op een deel van de sportvelden is een wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijke doeleinden opgenomen (zie onder artikel 6).
- Begraafplaats (artikel 14) -
De begraafplaats achter de kerk (Broek 5) heeft de bestemming Begraafplaats gekregen. Deze functie is zo specifiek dat hiervoor een aparte bestemming is opgenomen.
- Groenvoorzieningen (artikel 15) -
Het openbare groen in en rond het dorp, dat een duidelijke ruimtelijk functie heeft en bijdraagt aan de woonomgeving, is onder de bestemming Groenvoorzieningen gebracht. Het gaat hierbij vooral om de open groene plekken in en rond het dorp. Ook de paden, speelvoorzieningen, sloten en dergelijke kunnen binnen de bestemming voorkomen. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.
- Park/bebossing (artikel 16) -
De groenvoorzieningen rond het dorp die een specifiek parkachtig karakter hebben zijn onder de bestemming Park/bebossing geregeld. Het gaat om recreatief bos en de groenvoorzieningen die niet direct bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving. Ook binnen deze bestemming mogen geen gebouwen voorkomen.
- Vogelpark (artikel 17) -
Voor het vogelpark achter de bebouwing aan de Veenakkers en Broek is een specifieke bestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Deze bestemming is afgestemd op het huidig gebruik. Voor de bedrijfswoning en de bijbehorende bedrijfsgebouwen is een bouwvlak opgenomen op de plankaart. Voor de volières en andere gebouwen ten behoeve van het park zijn geen bouwvlakken opgenomen. Door een bebouwingspercentage voor het hele terrein op te nemen wordt echter voorkomen dat het hele terrein wordt volgebouwd met gebouwen. Tevens biedt deze regeling de ondernemer de flexibiliteit de inrichting van het terrein te wijzigen.
Voor aanpassingen aan het terrein (grondbewerkingen en het verwijderen van houtopstanden) is wel een aanlegvergunning vereist.
- Verkeers- en verblijfsdoeleinden (artikel 18) -
Omdat de wegen in het dorp tevens een verblijfsfunctie hebben zijn de woonstraten van de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden voorzien. Onder deze bestemming vallen de straten, voetpaden, parkeerhavens en het kleinschalig openbaar groen. Het betreft hier openbare ruimte die slechts een verkeersfunctie voor de directe (woon)omgeving heeft. Daarnaast hebben deze gronden een (verblijfs)functie voor de omliggende (woon)bebouwing. Voorzover herinrichtingsmaatregelen ter verfraaiing van de woonomgeving en verbetering van de verkeersveiligheid gewenst zijn, biedt deze bestemming hiervoor voldoende ruimte.
- Water (artikel 19) -
Alleen De Beek is onder de bestemming Water gebracht. Dit water is van cultuurhistorische betekenis en eveneens van belang voor de waterhuishouding.
Door er een specifieke waterbestemming op te leggen wordt voorkomen dat deze waterloop zomaar kan worden gewijzigd of wordt omgelegd. Binnen de bestemming zijn ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geregeld. Hieronder kunnen onder andere bruggen, duikers en sluizen worden verstaan. De overige waterlopen in het plangebied die van ondergeschikt belang zijn, zijn in de betreffende bestemming opgenomen.
De aspecten waar de dubbelbestemmingen betrekking op hebben vallen binnen meerdere basisbestemmingen en zijn daarom als een aparte, aanvullende dubbelbestemming opgenomen. Het gaat hierbij om leidingen van nutsbedrijven, een gebied met archeologische waarde, beschermwaardig houtopstand en de molenbiotoop. Per aspect is in het navolgende een korte beschrijving van de bestemming opgenomen.
- Leidingen (artikel 20)
In het noordoostelijk deel van het plangebied ligt een leiding van de Gasunie. Het gaat hier om een hoofdgasleiding met een 12II diameter. Ter bescherming van de leiding is de dubbelbestemming Leidingen over de basisbestemmingen gelegd. Door de Gasunie is aangegeven dat er voor de leiding, voorzover deze binnen de bestemming Woondoeleinden valt, een bebouwingsvrije zone van 14 meter aan weerszijden van leiding aangegeven moet worden. In het agrarisch gebied kan worden volstaan met een zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Op de plankaart is deze maatvoering aangehouden.
Door middel van het aan de bestemming gekoppelde aanlegvergunningenstelsel wordt voorkomen dat er werkzaamheden worden uitgevoerd (die schadelijk kunnen zijn voor de leiding), zonder dat hiervoor een vergunning is verkregen.
- Archeologisch waardevol gebied (artikel 21) -
Op advies van de provincie (zie paragraaf 4.2) is op het gebied, dat op de Archeologische Monumentenkaart als gebied met een archeologische waarde is aangemerkt, een aanlegvergunningenstelsel gelegd. Op de plankaart is dit gebied aangegeven. Zonder vergunning is het niet mogelijk werkzaamheden uit te voeren die de grond beroeren, met uitzondering van de gebruikelijke bewerkingen ten behoeve van tuinonderhoud.
In de voorwaarden van de aanlegvergunning is tevens opgenomen dat een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) moet aantonen of de vergunning verleend kan worden. Tevens dient de provinciaal archeoloog geraadpleegd te worden voordat de vergunning kan worden verschaft. Deze regeling biedt een garantie dat de archeologische waarden niet worden aangetast zonder dat de deskundigen hiervan op de hoogte worden gesteld.
- Beschermwaardig houtopstand (artikel 22) -
Zoals in paragraaf 3.7. beschreven wordt de boombeplanting, die karakteristiek en kenmerkend is voor Gieterveen, beschermd door middel van het bestemmingsplan. Hiervoor is de dubbelbestemming Beschermwaardig houtopstand opgenomen. Op de plankaart is aangegeven op welke bomen deze bestemming betrekking heeft. De bestemming ligt óver de basisbestemmingen. Als in deze basisbestemmingen activiteiten zijn toegestaan die de bescherming van de bomen schaadt, gaat de dubbel bestemming dit tegen. Verder is er een aanlegvergunningenstelsel aan de bestemming toegevoegd. Voor grondbewerkingen dient vooraf een vergunning van Burgemeester en wethouders te zijn verkregen.
- Molenbiotoop (artikel 23) -
Vooruitlopend op het weer operationeel worden van de molen, is ten behoeve van de windvang de molenbiotoop door middel van een dubbelbestemming geregeld. Deze bestemming legt beperkingen op aan de hoogte van bebouwing en beplanting, zuidelijk van de Broek, om te voorkomen dat de windvang van de molen, vanuit zuidelijke en zuidwestelijke richting, (verder) wordt belemmerd. De bestaande bebouwing en beplanting blijft hierbij echter buiten schot. Alleen nieuw op te richten elementen dienen aan de voorwaarden van de molenbiotoop te voldoen.
De toelaatbare hoogte in een straal van 500 meter rond de molen (alleen zuidelijk van de Broek) is gekoppeld aan de hoogte van het laagste punt van de verticale wiek. Deze ligt op 5,12 meter. In de eerste 110 meter vanaf de molen is 5,12 meter dan ook de maximaal toelaatbare hoogte. In de straal van 110 tot 500 meter loopt de toelaatbare hoogte met 1 meter per 50 meter afstandstoename vanaf de molen op (zie ook paragraaf 3.1.3.).
De maximaal toegestane bebouwingshoogte in het bestemmingsplan is 10 meter. Volgens de formule Toelaatbare hoogte = (x – 110) / 50 + 5,12 geldt er tot 355 meter vanaf de molen een beperking voor de hoogte van nieuwe bebouwing en beplanting. Op de plankaart is de dubbelbestemming Molenbiotoop dan ook binnen een straal van 355 meter vanaf de molen, aan de zuidzijde van de Broek, gelegd.
6. Uitvoerbaarheid |
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan[8]). In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is het gemeentebestuur van Aa en Hunze van mening, dat burgers en belangenorganisaties betrokken dienen te worden bij de planvorming. Dit is in eerste instantie gebeurd in de vorm het participatief proces van de Dorpsvisie Gieterveen. Samen met de dorpsbewoners is deze visie, die een belangrijke input voor het bestemmingsplan is geweest, ontwikkeld.
Tijdens het voorbereidingsproces van het bestemmingsplan is het conceptplan op een informatieavond gepresenteerd aan het dorp en was er gelegenheid vragen te stellen. Het verslag van deze avond is als bijlage 2 aan deze plantoelichting toegevoegd.
Daarnaast heeft een ieder, conform de inspraakverordening, de gelegenheid gekregen op het bestemmingsplan te reageren. Het verslag van deze inspraakronde is in hoofdstuk 7 beschreven en de resultaten zijn inmiddels in het bestemmingsplan verwerkt.
Ook is het plan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de ingekomen reacties is een gemeentelijk standpunt bepaald. Naar aanleiding hiervan is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast. Een en ander is in hoofdstuk 7 verwoord.
Het plan zal vervolgens nogmaals ter inzage worden gelegd. Bij de raad kunnen dan zienswijzen worden ingebracht. De volgende stap is dat de raad het plan, al dan niet gewijzigd, vaststelt en wordt het ter goedkeuring aan de provincie aangeboden. Naar aanleiding hiervan kunnen zonodig bedenkingen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.
Het bestemmingsplan heeft grotendeels betrekking op bestaand bebouwd gebied. Ten aanzien hiervan heeft het plan geen financiële gevolgen.
Voor de dorpsuitbreiding ligt dit anders. Een sluitende weergave van de economische uitvoerbaarheid van dit project is door middel van een cijfermatige opzet in dit stadium van het plan nog moeilijk te geven. Voor de bouw van de woningen is het uitgangspunt in ieder geval dat de ontwikkeling voor de gemeente kostendekkend zal zijn. Voor de grondprijzen is marktconformiteit het uitgangspunt.
7. Inspraak en overleg |
Het voorontwerp bestemmingsplan Gieterveen dorp 2005 heeft in de zomer van 2004 gedurende een periode van vier weken ter inzage gelegen ten behoeve van de inspraak op grond van artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Tevens is het plan op 15 maart 2004 tijdens een informatieavond toegelicht. Het verslag van deze avond is als bijlage 2 opgenomen.
Van de mogelijkheid om in te spreken op het bestemmingsplan is door de volgende personen en instanties gebruik gemaakt:
1. Dhr. Werker;
2. Activiteitenvereniging;
3. Initiatiefgroep multifunctionele accommodatie Gieterveen;
4. Brands bouwontwikkeling B.V.
5. Bewoners Vonderpad/Meertensweg.
Een samenvatting van de ingediende opmerkingen en de gemeentelijke reactie hierop is in het verslag van de inspraak- en overlegronden (bijlage 3) te lezen. Ook kopieën van de brieven zijn in deze bijlage opgenomen. Voorzover de opmerkingen tot aanpassing van het bestemmingsplan hebben geleid, zijn deze doorgevoerd.
Daarnaast is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het Overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) aan een aantal (overheids)instanties gezonden. De volgende instanties hebben gereageerd:
1. Gastransport Services;
2. VROM-inspectie;
3. Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen van de provincie Drenthe;
4. Waterschap Hunze en Aa’s.
Het waterschap heeft aangegeven geen op of aanmerkingen op het plan te hebben. De overige overlegreacties zijn samengevat en vervolgens van een gemeentelijke reactie voorzien (zie bijlage 3). Kopieën van de binnengekomen brieven zijn eveneens in deze bijlage opgenomen. De aanpassingen die voortvloeien uit de overlegreacties zijn inmiddels doorgevoerd in het bestemmingsplan.
===
Verslag informatieavond |
Verslag inspraak- en informatieavond m.b.t. voorontwerpbestemmingsplan Gieterveen dorp 2005.
Datum: 15 maart ‘04
Locatie: Dorpshuis Ous Hoes te Gieterveen
Namens het college van Burgemeester en Wethouders zijn aanwezig:
Dhr. B. Kruit wethouder VROM / voorzitter
Dhr. P. van der Veen Afd. VROM
Dhr. H.J. Wever Afd. VROM
Mevr. A. Schuiling Buro Vijn B.V.
Mevr. M. Kroese Buro Vijn B.V.
Blijkens de aan dit verslag gehechte presentielijst zijn er 53 belangstellenden aanwezig geweest.
Verslag van de inspraakreacties:
Voorzitter B. Kruit opent de inspraakavond en heet een ieder van harte welkom.
Hij zegt verheugd te zijn dat er zoveel belangstelling is voor het voorontwerpbestemmingsplan dat mede op basis van de dorpsvisie van Gieterveen tot stand is gekomen.
De aanleiding van het plan ligt in de noodzaak om de vigerende bestemmingsplannen voor Gieterveen te herzien omdat deze sterk verouderd zijn.
Verder geeft hij aan dat het bestemmingsplan als voorbeeld dient voor de ontwikkelen van een éénduidige en moderne plansystematiek in het kader van het gemeentebrede project voor Actualisering, Harmonisatie en Digitalisering van bestemmingsplannen. Dit brengt met zich mee dat Gieterveen het eerste plan zal zijn in de gemeente Aa en Hunze dat op interactieve wijze tot stand is gebracht en op een later moment digitaal te raadplegen valt door de bevolking. Vervolgens licht hij de status van de inspraakavond toe en nodigt iedereen uit te spreken als daartoe aanleiding is.
Hij geeft aan dat in de presentatie van mevr. A. Schuiling een nadere toelichting zal worden gegeven op de inhoud van het plan en de nog te volgen formele procedure die leidt tot vaststelling van het plan.
Mevr. A. Schuiling geeft in haar presentatie aan welke uitgangspunten aan het plan ten grondslag hebben gelegen.
Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de functioneel-ruimtelijke structuur, de bevolkingsopbouw, de bedrijvigheid en de omgevingsaspecten (ecologie/archeologie en waterhuishouding).
Op basis van het dorpsomgevingsplan, het gemeentelijk en provinciaal beleid zijn de ruimtelijk relevante gegevens vertaald in het voorliggende voorontwerp bestemmingsplan.
In de presentatie licht mevr. A. Schuiling verder toe hoe de uitgangspunten zijn verwerkt in het voorontwerp.
De meest belangrijke worden concreet benoemd:
Dorpsuitbreiding
Gekozen is voor een uitbreiding van woningbouw aan de noodwestzijde door in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor woondoeleinden te leggen op de huidige bestemming cultuurgrond.
Wonen
Wat de bestemming wonen betreft is ervoor gekozen om in het plan twee varianten neer te leggen waarbij de één conserverend is en de ander ontwikkelingsgericht (mogelijk maken van aan huis gebonden bedrijvigheid in het lint)
Verder is gevolg gegeven aan de wens van het dorp om karakteristieke panden te beschermen door deze in het plan te voorzien van een strak bouwvlak rond het hoofdgebouw.
Bedrijvigheid
Bestaande bedrijven van de 3e categorie (Basiszoneringslijst VNG) zijn specifiek in de bestemming voor bedrijfsdoeleinden benoemd (garagebedrijf en landbouwmechanisatiebedrijf) om andere uit deze categorie uit te sluiten. Het is de bedoeling om bedrijven van deze categorie gaandeweg te weren uit de bebouwde kom als blijkt dat een pand niet meer overeenkomstig deze bestemming wordt gebruikt.
Omdat het dorp heeft aangegeven dat zij omwille van de levendigheid lichtere vormen van bedrijvigheid juist wel in het lint wil behouden, is ervoor gekozen om daarvoor een tweede variant voor woondoeleinden op te nemen.
Deze op ontwikkelingsgerichte variant maakt het mogelijk om in panden in het lint, die doorgaans toch al ruimer van opzet zijn, aan huis gebonden bedrijvigheid (categorie 1 en 2) te laten plaatsvinden .
Maatschappelijke voorzieningen
Het dorpshuis en de school hebben de bestemming maatschappelijke doeleinden gekregen. Deze bestemming is tevens gelegd op de molen en beide kerken om meer mogelijkheden te geven voor een andere invulling daarvan met het oog op het toekomstig behoud.
Om een eventuele verplaatsing van de school naar het dorpshuis mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid gelegd op een deel van de sportvelden voor nieuwe ontwikkelingen ten dienste van maatschappelijke doeleinden en op de locatie van de school voor nieuwe ontwikkelingen ten dienste van woningbouw.
Beschermwaardige bomen
In het plan is een zgn. dubbelbestemming voor beschermwaardige bomen opgenomen. Deze bestemming ligt over een basis bestemming heen, zoals bijvoorbeeld die voor woondoeleinden. Als in de basisbestemming activiteiten zijn toegestaan die de bescherming van de bomen schaadt, dan gaat de dubbelbestemming dat tegen.
Hieraan is in de bestemmingsplanvoorschriften verder nog een aanlegvergunningstelsel gekoppeld zodat voor grondwerken vooraf vergunning moet worden gevraagd bij het college van burgemeester en wethouders
Naar afloop van de toelichting worden de aanwezigen in de gelegenheid gesteld om eerst de plankaarten nog even te besturen voordat overgegaan wordt tot het stellen van vragen en het maken van opmerken.
Dhr. H. Stegeman vraagt waarom de begrenzing van het plan niet overeenkomstig de grens van de bebouwde kom is zoals in de bewegwijzering is aangegeven en mevr. H. Hoving vraagt hierop aansluitend waarom niet meer van het lint in het plan is opgenomen.
Mevr. A. Schuiling geeft aan de een bestemmingsplangrens niet gelijk hoeft te zijn aan een dorpsgrens.
Voor de begrenzing van het voorliggende plan is gekeken naar welk gebied als een ruimtelijk functioneel geheel kan worden gezien gelet op de structuur en de economische functies en maatschappelijke voorzieningen in het dorp.
Dhr. H. Stegeman lijkt het desondanks logischer om de bestemmingsplangrens gelijk te trekken met de bebouwde kom.
Dhr. R. Koopman vraagt waarom een paar percelen cultuurgrond aan de Hereweg Noord wel in het plan zijn meegenomen.
Mevr. A. Schuiling geeft aan dat dit is meegenomen om aan te sluiten bij de grenzen van het oude bestemmingsplan.
Dhr. J. Haandrikman mist een aantal paarsgekleurde percelen (bestemming bedrijfsdoeleinden). Hij vraagt of deze percelen nog wel verkocht mogen worden met bestemming voor bedrijfsdoeleinden.
Mevr. A. Schuiling geeft aan dat de bestemming voor bedrijfsdoeleinden, na een inventarisatie, alleen is opgenomen voor bedrijven met van een milieucategorie 3. Het beleid is erop gericht om in de toekomst alleen bedrijven van categorie 1 en 2 in de kom te houden in verband met de milieuwetgeving.
Deze vorm van bedrijvigheid is nu gekoppeld aan de bestemming woondoeleinden 2 die lichte bedrijvigheid aan huis mogelijk maakt. Dit is ook de reden waarom niet alle percelen waar een bedrijf wordt uitgeoefend bestemd zijn voor bedrijfsdoeleinden (de nieuwe bestemming woondoeleinden 2 voorziet hier nu in).
Hiermee is ook de vraag van dhr. Roel Dijkhuizen beantwoord die aangeeft dat ook op zijn perceel geen bestemming voor bedrijfsdoeleinden in gelegd.
Hij vraagt de gemeente nog eens goed te kijken of de bestemming woondoeleinden 2 ruim genoeg is voor de uitoefening van zijn bedrijf.
Dhr. B. Blaauw laat weten dat de werkgroep die betrokken is geweest bij het opstellen van de dorpsvisie enigszins teleurgesteld is vanwege het feit dat er in het plan alleen is voorzien in een uitbreiding van woningbouw aan de noordzijde en niet aan de Beek bijvoorbeeld.
Dhr. P. van der Veen geeft aan dat hij deze teleurstelling niet helemaal kan plaatsen aangezien het voorontwerp op 23 februari jl. is besproken met de werkgroep en de meningen daarover overwegend positief waren.
In de dorpsvisie zijn drie locaties aangegeven voor woningbouw. Daarvan is de locatie aan de noordzijde de enig haalbare.
De locatie aan de Beek is niet geschikt omdat de provincie dat niet toestaat en er overwegende bezwaren zijn van ecologische en stedenbouwkundige aard.
Op de locatie waar zich nu de school bevindt kan alleen gebouwd worden als deze wordt verplaatst naar het dorpshuis en daarvoor is in het voorliggende plan nu wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Dhr. L. van Rietschoten vraagt hoeveel woningen er in Gieterveen gebouwd mogen worden.
Het antwoord van dhr. B. Kruit is dat er tot 2009 niet meer gebouwd mag worden vanwege het gebrek aan contingenten.
Dhr. J. Postema geeft aan dat hij in het plan niets terugziet van het kanoproject. Tevens vraagt hij of er ook mogelijkheden zijn voor recreatie op het vogelpark.
Mevr. A. Schuiling geeft aan dat binnen de bestemming ‘Vogelpark’ speel- en dagrecreatieve voorzieningen mogelijk zijn. Dit geldt echter alleen voor bouwwerken die geen gebouw zijn.
Dhr. J. Postema vraagt of verblijfsrecreatie op zijn park ook mogelijk gemaakt kan worden.
Dhr. H.J. Wichering vraagt of het mogelijk gemaakt kan worden dat in het kerkje aan Broek 2 ook wonen wordt toegestaan. In het voorontwerp is daar de bestemming voor maatschappelijke doeleinden opgelegd. Hierop wordt door mevr. A. Schuiling geantwoord dat wonen binnen deze bestemming alleen mogelijk is als het gaat om een dienstwoning die ook op de kaart is aangegeven. Dit is voor het betreffende kerkje niet het geval.
Toegezegd wordt dat de mogelijkheid van wonen op deze bestemming nog zal worden bekeken.
Dhr. G. Schuiling vraagt of zijn steenhouwerij aan Boek 3 met het nieuwe bestemmingsplan nog als bedrijfje verkocht mag worden.
Mevr. A. Schuiling geeft aan dat het hier gaat om een lichte vorm van bedrijvigheid van categorie 1 of 2 en dat deze in het nieuwe bestemmingsplan binnen de bestemming ‘Woondoeleinden 2’ gewoon mogelijk blijft.
Dhr. T. Mulder vraagt of het mogelijk is om woningbouw aan de noordzijde te realiseren vanwege de problemen die daar kunnen ontstaan voor riolering.
Dhr. B. Kruit geeft aan dat hier naar gekeken is en dat het geen problemen zal opleveren.
Verder wijst dhr. T. Mulder op het feit het van belang is dat het groen achter de school behouden blijft.
Mevr. A. Schuiling geeft aan dat daarmee rekening is gehouden door een deel als groen te blijven bestemmen ook als daar eventueel woningbouw zou plaatsvinden door gebruik van de wijzigingsbevoegdheid.
Dhr. R. Koopman laat hierop weten dat de hoeveelheid groen zoals die nu is ingetekend op de kaart onvoldoende is. Hij wijst op de totstandkoming van het huidige bestemmingsplan. Destijds heeft het dorp zich middels een petitie sterk gemaakt voor behoud van al het groen achter de school.
Dhr. A. Werker wijst op de bestemming voor recreatieve doeleinden die op een deel van zijn percelen is gelegd voor de uitoefening van zijn bedrijf ‘De Boekse Hoeve’ aan Broek 40.
Hij geeft aan dat hij het achterliggend perceel doorgaans anders inricht voor kamperen dan nu op de kaart is aangegeven.
Concreet vraagt hij of de bestemming nog iets vergroot kan worden richting de Beek.
Dhr. T. Mulder wijst erop dat er een stukje voor groenvoorzieningen is bestemd aan Nije-Broek terwijl dat nu feitelijk braak ligt.
Dhr. H.J. Wever geeft hierop aan dat het betreffende stukje wel degelijk als groenvoorziening is bestemd en dat op dit moment met de ontwikkelaar van woningbouw op die locatie gesprekken worden gevoerd over de groeninrichting.
Mevr. A. van der Linden vraagt wat de term beschermd gebied inhoud in relatie tot het initiatief van dhr. Deuring om op de locatie achter de sportvelden een camping op te richten.
Dhr. P. van der Veen antwoordt hierop dat de term beschermd gebied wordt gebruikt als het gaat om gebieden die naar aanleiding van ecologisch onderzoek als waardevol zijn aangemerkt voor beschermde dieren- en plantensoorten. Inventariserend onderzoek heeft aangetoond dat het aannemelijk is dat hiervan sprake is in het gebied aan en rond de Beek.
Dhr. Wever vult aan dat de locatie achter de sportvelden in een verouderd bestemmingsplan voor het buitengebied als voorkeurgebied is genoemd voor de ontwikkeling van recreatieve voorzieningen.
Dit brengt met zich mee dat het plan daarvoor in principe mogelijkheden biedt ook al wordt daar op dit moment uit landschappelijke en stedenbouwkundige overwegingen anders over gedacht.
De voorzitter bedankt een ieder voor de reacties op het plan en sluit de inspraakavond.
Pv/vrom/25-03-04
[1]) EcoGroen Advies BV, Locatiekeuze-onderzoek Gieterveen, Zwolle (februari 2004).
[2]) EcoGroen Advies BV, Quickscan ecologisch onderzoek Gieterveen, Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden ten behoeve van de woningbouw Vonderpad, Zwolle (februari 2004).
[3]) De Steekproef, Archeologisch Onderzoeks- en adviesbureau, Gieterveen: Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, Zuidhorn (januari 2004).
[4]) De genummerde punten geven de uitgezette boringen weer. De dichte cirkels stellen de uitgevoerde boringen voor, de open cirkels zijn overgeslagen boringen. Het grijs gearceerde gedeelte van het perceel is het beboste deel van het terrein. Hier is de bodemkwaliteit goed.
[5]) De watertoets is een procesinstrument dat tot doel heeft de belanghebbenden op het gebied van water, al in het beginstadium bij ruimtelijke planvorming te betrekken.
[6]) Sinds 1 november 2003 verplicht in ruimtelijke plannen (opgenomen in het, per 13 augustus 2003, gewijzigde Besluit op de ruimtelijke ordening).
[7]) Duurzaam bouwen is erop gericht dat bij het bouwen, gebruik, sloop of verbouwing zo weinig mogelijk milieuproblemen ontstaan, zowel hier als elders, zowel voor nu als voor de toekomst. Tevens is duurzaam bouwen gericht op het toevoegen van kwaliteit als gezondheid, leefbaarheid en diversiteit voor huidige en toekomstige generaties.
[8]) Artikel 9 lid 2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening.