33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht 2’ aangewezen
gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende
beschermd dorpsgezicht, inclusief de instandhouding, bescherming en herstel van
de cultuurhistorische waarden.
Te beschermen zijn de volgende karakteristieke
historische bestanddelen:
a
de historische
landschappelijke structuur, gevormd door wegen, verkaveling en waterlopen;
b
de situering,
verloop en profiel van de wegen;
c
de begrenzing van
kavels en invulling van kavels met merendeels vrijstaande panden;
d
karakteristieke en
monumentale bebouwing, bestaande uit met name woonhuizen en voormalige
boerderijen en de situering nabij de straat en de vorm met enkele bouwlaag en
kap evenwijdig aan de straat;
e
groenelementen,
bestaande uit laanbeplanting en karakteristieke grasbermen, losse bomen en
grotere groepen aan historische groenelementen alsmede historische
erfafscheidingen in de vorm van hagen.
33.2 Bouwregels
Op de in lid 33.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken
de volgende bepalingen:
a
De bestaande
bouwwijze mag niet worden veranderd.
b
Nieuwe gebouwen en
vervangende herbouw is niet toegestaan.
c
De bestaande
gevelindeling van hoofdgebouwen dient in stand te blijven.
d
De bestaande
goothoogte, bouwhoogte, voorgevelbreedte, bebouwde oppervlakte en dakhelling
van gebouwen mogen niet worden vergroot of verkleind.
e
De bestaande
dakbedekking mag niet worden gewijzigd.
33.3 Afwijking
van de bouwregels
Het bevoegd gezag
kan, gehoord de gemeentelijke
monumentencommissie, en voor zover het een rijksmonument betreft de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in
lid 33.2 sub b teneinde, in dezelfde maatvoering, de herbouw van een woning,
voor zover het niet betreft een gemeentelijk monument of rijksmonument, of van
een woning toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de
nabijheid gelegen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
2
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter en de
bouwkundige samenhang.
3
Er vindt geen
aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht, zoals bedoeld in lid 33.1.
4
Er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
5
Er wordt voldaan
aan de eisen van de Wet Geluidhinder.
b
het bepaalde in
lid 33.2 sub b, teneinde de nieuwbouw van een woning, voor zover het niet een
rijksmonument dan wel een gemeentelijk monument betreft, of van een bijgebouw
van een woning toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1
Het karakter en de
situering van de bestaande bebouwing mogen niet worden aangetast.
2
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de bouwkundige en ruimtelijke uitstraling
van een gemeentelijk of rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ en/of de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
3
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter en de
bouwkundige samenhang.
4
Er vindt geen
aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht, zoals bedoeld in lid 33.1.
5
De gezamenlijke
oppervlakte van bijgebouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan 80 m² per
woning.
6
Bij afbraak van
een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80
m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het
oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien
verstande dat het in sub 5 genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag
worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de
bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 150 m².
7
De goothoogte van
aanbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag van het hoofdgebouw en
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
8
De dakhelling
dient gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw.
c
het bepaalde in
lid 33.2 sub c teneinde de bestaande gevelindeling te veranderen, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
1
Voor zover het een
gemeentelijk monument of rijksmonument betreft mag geen onevenredige aantasting
plaatsvinden van de bouwkundige en ruimtelijke uitstraling van het pand.
2
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de
nabijheid gelegen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
3
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter en de
bouwkundige samenhang.
4
Er vindt geen
aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht, zoals bedoeld in lid 30.1.
5
Er wordt voldaan
aan de eisen van de Wet Geluidhinder.
d
het bepaalde in
lid 32.2, teneinde de nieuwbouw van gebouwen van openbaar nut toe te staan, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
1
Het karakter en de
situering van de bestaande bebouwing alsmede van de omgeving mogen niet
onevenredig worden aangetast.
2
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de
nabijheid gelegen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
3
Er vindt geen
aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht, zoals bedoeld in lid 33.1.
4
De inhoud per
gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m3.
5
De goothoogte mag
niet meer bedragen dan 3 m.
33.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
33.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a Het rooien,
vellen, beschadigen of verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting,
behalve in het kader van de verzorging van de bomen en andere opgaande
beplanting.
b Het aanleggen
en/of aanplanten van landschapselementen.
c Het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels.
d Het beplanten van
gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt.
e Het ontginnen,
verlagen, ophogen, afgraven of egaliseren van de
bodem.
f
Het uitvoeren van
heiwerken en of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,5
m.
g Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
h Het aanleggen of
verharden van bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief
medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen:
1 voor zover groter
dan 1.250 m², als het veepaden op huiskavels van weidebedrijven of eigen
bedrijfswegen, direct aansluitend op een agrarisch bouwvlak;
2 voor zover groter
dan 200 m² als het overige verhardingen betreft.
33.4.2 Uitzonderingen
Het in lid
33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
33.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 33.4.1
genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.