Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige dan wel afhankelijke woonruimte.
6.2 Afwijken gebruiksverbod
Het bevoeged gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder b en staan toe dat een (al dan niet vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning wenselijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
duidelijk is op welk adres de tijdelijke bewoning gaat plaatsvinden;
duidelijk is wie de zorgbehoevende(n) is of zijn op het onder 2 bedoelde adres;
er sprake is van een familierelatie tussen verzorger en zorgbehoevende(n);
er gebruik wordt gemaakt van één uitrit door zowel verzorger als zorgbehoevende(n);
de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoor- zieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m² of een maximale inhoud van 180 m³;
de afhankelijke woonruimte een tijdelijk karakter heeft en na beëindiging van de tijdelijke bewoning het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik wordt genomen.
Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger of de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren zodra de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon/personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
Het bevoegd gezag is bevoegd de omgevingsvergunning als bedoeld onder a in te trekken, indien:
de noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door degene(n) ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend.