|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
||
Artikel 1 |
||
Artikel 2 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
||
Artikel 3 |
||
Artikel 4 |
||
Artikel 5 |
||
Artikel 6 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
||
Artikel 7 |
||
Artikel 8 |
||
Artikel 9 |
||
Artikel 10 |
||
Artikel 11 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
||
Artikel 12 |
||
Artikel 13 |
||
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE
REGELS
|
||||
Artikel 1
|
||||
|
|
|||
In deze regels wordt verstaan onder: |
||||
|
|
|||
1.1 |
Plan |
|||
Het bestemmingsplan “Bospark ’t
Wolfsven-Zuid” van de gemeente Geldrop-Mierlo.
|
||||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|||
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand
NL.IMRO.1771.BPWolfsvenZuid-OP01 met de
bijbehorende regels.
|
||||
1.3 |
Kaart |
|||
De geometrisch
bepaalde planobjecten al vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.1771.BPWolfsvenZuid-OP01.
|
||||
1.4 |
Aanduiding |
|||
Een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
|
||||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|||
De grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
|
||||
1.6 |
Aanbouw |
|||
Een aan een hoofdgebouw toegevoegde,
afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of
visueel opzicht (onder meer voor wat betreft
goothoogte, dakhelling en/of dakvorm),
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
|
||||
1.7 |
Bebouwing |
|||
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
||||
1.8 |
Bestemmingsgrens |
|||
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||||
1.9 |
Bestemmingsvlak |
|||
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||||
1.10 |
Bos |
|||
Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend,
zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en
activiteiten gericht op de duurzame
instandhouding en ontwikkeling van bestaande en
nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere
van de functies) natuur, houtproductie,
landschap, milieu (waaronder begrepen
waterhuishouding) en recreatie.
|
||||
1.11 |
Bosgroeiplaats |
|||
Groeiplaats van bomen en struiken.
|
||||
1.12 |
Bouwen |
|||
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||||
1.13 |
Bouwgrens |
|||
De grens van een bouwvlak.
|
||||
1.14 |
Bouwperceel |
|||
Een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
|
||||
1.15 |
Bouwperceelgrens |
|||
Een grens van een bouwperceel.
|
||||
1.16 |
Bouwvergunning |
|||
Een vergunning die noodzakelijk is om te
kunnen bouwen. Een bouwvergunning is in deze
gelijk aan een omgevingsvergunning voor het
bouwen.
|
||||
1.17 |
Bouwvlak |
|||
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
|
||||
1.18 |
Bestaand |
|||
Ten tijde van de inwerkingtreding van het
plan.
|
||||
1.19 |
Bijgebouw |
|||
Een op zichzelf staand, al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in
functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
|
||||
1.20 |
Bouwen |
|||
Het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk. |
||||
1.21 |
Bouwlaag |
|||
De begane grond of een verdieping van een
gebouw, dat door op gelijke hoogten liggende
vloeren of balklagen is begrensd. Als bouwlaag
wordt niet aangemerkt een kelder, een onderbouw,
een zolder en een ruimte onder de kap.
|
||||
1.22 |
Bouwmassa |
|||
Een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw,
danwel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen
inclusief aan- en uitbouwen.
|
||||
1.23 |
Bouwperceel |
|||
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
|
||||
1.24 |
Bouwwerk |
|||
Elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met
de grond verbonden is, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond.
|
||||
1.25 |
Burgemeester en wethouders |
|||
Het bevoegd gezag van een gemeente.
|
||||
1.26 |
Dagrecreatie |
|||
Recreatie, welke zich in principe afspeelt
tussen zonsopgang en zonsondergang, waaronder
begrepen wandelen, fietsen, vissen en extensieve
vormen van watersport zoals zwemmen, roeien en
kanoën.
|
||||
1.27 |
Daghorecabedrijf |
|||
Een horecabedrijf dat gericht is op het
hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en
etenswaren aan bezoekers van andere functies,
met name functies als centrumvoorzieningen en
dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons,
croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en
naar aard en openingstijden daarmee gelijk te
stellen horecabedrijven.
|
||||
1.28 |
Detailhandel |
|||
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen, niet
zijnde goederen gerelateerd aan seks of drugs,
aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
|
||||
1.29 |
Dienstverlening |
|||
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
|
||||
1.30 |
Discotheek / (bar)-dancing |
|||
Een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op
het verstrekken van dranken voor gebruik ter
plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen
met in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie
gedurende de nacht.
|
||||
1.31 |
Ecologische waarden |
|||
Waarden betreffende de natuurlijke
samenhang tussen organismen en het milieu.
|
||||
1.32 |
Escortbedrijf |
|||
De natuurlijke persoon, groep van personen
of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie
aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals
escortservices en bemiddelingsbureaus.
|
||||
1.33 |
Extensieve recreatie |
|||
Extensieve vormen van
dagrecreatie zoals wandelen, fietsen, vissen en
extensieve vormen van watersport zoals zwemmen,
roeien en kanoën. |
||||
1.34 |
Functie |
|||
Doeleinden ten behoeve
waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
|
||||
1.35 |
Gebouw |
|||
Elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
|
||||
1.36 |
Groeps- en familieaccommodatie |
|||
Een gebouw of complex van gebouwen dat naar
de aard en inrichting bedoeld is voor
recreatieve bewoning in het kader van de
weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarbij het
gebouw of complex van gebouwen geheel dan wel in
delen wordt verhuurd aan steeds wisselende
groepen of families in het kader van een
bedrijfsmatige exploitatie van het
recreatiepark.
|
||||
1.37 |
Hoofdfunctie |
|||
Een functie waarvoor het hoofdgebouw als
zodanig mag worden gebruikt.
|
||||
1.38 |
Hoofdgebouw |
|||
Een gebouw, dat op een bouwperceel door
zijn constructie of afmetingen danwel gelet op
de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan
te merken.
|
||||
1.39 |
Horecabedrijf |
|||
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op
het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet
ter plaatse bereide etenswaren en/of het
verstrekken van alcoholhoudende en
niet-alcoholhoudende dranken ten behoeve van
consumptie ter plaatse, al dan niet in
combinatie met het verstrekken van nachtverblijf
en/of van zaalverhuur, zoals een
(hotel-)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé,
pizzeria, snackbar, cafetaria, lunchroom,
ijssalon en café, met uitzondering van een
discotheek, dancing of bioscoop.
|
||||
1.40 |
Kampeermiddel |
|||
|
a |
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of
een caravan of een huifkar; |
||
|
b |
enig ander onderkomen of enig ander
voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en
ander voor zover deze onderkomens of voertuigen
of gewezen voertuigen geheel of ten dele
blijvend zijn bestemd of opgericht danwel worden
of kunnen worden gebruikt voor recreatief dag-
en/of nachtverblijf.
|
||
1.41 |
Kampeerterrein |
|||
Een terrein of plaats, geheel of
gedeeltelijk ingericht, en blijkens die
inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te
geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen ten behoeve van recreatief
nachtverblijf.
|
||||
1.42 |
Landschappelijke waarde |
|||
De aan een gebied toegekende waarde, die
wordt bepaald door aanwezigheid van de
onderlinge samenhang en beïnvloeding van de
niet-levende en levende natuur (met inbegrip van
de mens).
|
||||
1.43 |
Natuurwaarde |
|||
De aan een gebied toegekende waarde, die
wordt bepaald door het voorkomen van planten en
dieren die zichzelf onder invloed van klimaat,
geomorfologie, bodemkundige en
waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet
beïnvloed door menselijke aanwezigheid,
instandhouden.
|
||||
1.44 |
Parkeren |
|||
Het laten stilstaan van een voertuig anders
dan gedurende de tijd die nodig is voor en
gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of
uitstappen van passagiers of voor het
onmiddellijk laden of lossen van goederen.
|
||||
1.45 |
Parkeerplaats |
|||
Een al dan niet overkapte ruimte, niet
zijnde een garage, met een afmeting van minimaal
2,5 meter bij 5 meter, geschikt om te worden
gebruikt ten behoeve van de stalling van
motorvoertuigen.
|
||||
1.46 |
Prostitutie |
|||
Het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van
een ander tegen vergoeding.
|
||||
1.47 |
Raamprostitutie |
|||
Een seksinrichting met één of meer ramen
van waarachter de prostituee/prostitué tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen.
|
||||
1.48 |
Recreatief medegebruik |
|||
Een recreatief gebruik van gronden dat
ondergeschikt is aan de functie van de
bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is
toegestaan.
|
||||
1.49 |
Recreatieve bewoning |
|||
De bewoning die plaatsvindt in het kader
van de weekend- en/of verblijfsrecreatie en
waarbij de recreatiewoning wordt bewoond door
c.q. verhuurd aan steeds wisselende personen of
groepen in het kader van een bedrijfsmatige
exploitatie van het recreatiepark.
|
||||
1.50 |
Recreatiewoning |
|||
Een hoofdgebouw dat naar de aard en
inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning.
|
||||
1.51 |
Seksinrichting |
|||
Een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. onder
een seksinrichting worden in ieder geval
verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, een parenclub, een
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar.
|
||||
1.52 |
Stacaravan |
|||
Een caravan die
gedurende langere tijd op een kampeerterrein op
dezelfde plaats blijft staan en die door zijn
plaatsing direct of indirect met de grond is
verbonden, dan wel direct of indirect steun
vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk
is aan te merken.
|
||||
1.53 |
Stedenbouwkundig beeld |
|||
Het door de omvang, de vorm en de situering van
de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter
plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en
andere door de mens aangebrachte (kunstmatige)
elementen gevormde ruimte(n).
|
||||
1.54 |
Straatprostitutie |
|||
Het door handelingen, houding, woord, gebaar of
op andere wijze passanten tot seksuele
handelingen bewegen, uitnodigen dan wel
aanlokken.
|
||||
1.55 |
Uitbouw |
|||
De vergroting van een bestaande ruimte aan
een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in
visueel opzicht (onder meer wat betreft
(goot)hoogte, dakhelling of dakvorm),
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
|
||||
1.56 |
Weg |
|||
Alle (al dan niet binnen de bestemming “verkeers-
en verblijfsdoeleinden gelegen) voor het
openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen
of paden daaronder begrepen de daarin gelegen
bruggen en duikers, de tot de wegen of paden
behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de
wegen liggende en als zodanig aangeduide
parkeerterreinen.
|
||||
1.57 |
Werk |
|||
Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
|
||||
1.58 |
Woning |
|||
Een complex van ruimten, geschikt en
bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden, hieronder niet begrepen
kamergewijze bewoning.
|
Artikel 2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: |
|
de kortste afstand van het verticale vlak in de
zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het
op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
|
||
2.2 |
Bebouwd oppervlak van een bouwperceel: |
|
De oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bouwwerken tezamen.
|
||
2.3 |
Bebouwingspercentage: |
|
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van
het bouwperceel, voor zover dat is gelegen
binnen de bestemming, of binnen een in de
voorschriften nader aan te duiden gedeelte van
die bestemming.
|
||
2.4 |
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of
de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren.
|
||
2.5 |
Dakhelling: |
|
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.6 |
Goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant
goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te
stellen constructiedeel van een gebouw of
bouwwerk.
|
||
2.7 |
(Bouw)hoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde.
|
||
2.8 |
Inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane-grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
|
||
2.9 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen,
gevel- en kroonlijsten, erkers, overstekende
daken en goten van dakkapellen met een maximale
overschrijding van 1,5 meter en luifels en
balkons met een maximale overschrijding van 3
meter buiten beschouwing gelaten
|
||
2.10 |
Oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op
1 meter boven peil, danwel indien het bouwwerk
uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met
het grootste oppervlak.
|
||
2.11 |
Peil: |
|
1 |
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; |
|
2 |
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende maaiveld of het afgewerkte
bouwterrein. |
|
|
HOOFDSTUK |
2. |
||
|
|
|
|
Artikel 3. |
|||||
|
|||||
|
|
||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||||
|
|||||
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor: |
|||||
a. |
bos, bosgroeiplaats en bebossing; |
||||
b. |
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling
van natuur- en landschappelijke waarden; |
||||
c. |
groenvoorzieningen; |
||||
d. |
paden en wegen; |
||||
e. |
speelvoorzieningen |
||||
f. |
water en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
||||
g. |
nutsvoorzieningen; |
||||
|
|||||
met de daarbij behorende: |
|||||
h. |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
||||
|
|||||
|
|||||
3.2 |
Bouwregels |
||||
|
|
||||
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden mogen worden
bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde die
ten dienste staan van deze bestemming, waarbij
tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen. |
|||||
|
|||||
3.2.1 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
||||
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, geldt de volgende bepaling: |
|||||
a. |
de (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan |
||||
b. |
de (bouw)hoogte van
speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
6,5 meter; |
||||
c. |
de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4
meter. |
||||
|
|||||
|
|
||||
3.3 |
Nadere eisen |
||||
|
|||||
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van: |
|||||
a. |
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling
van natuur- en landschappelijke waarden; |
||||
b. |
een samenhangend stedenbouwkundig beeld; |
||||
c. |
de verkeersveiligheid; |
||||
d. |
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. |
||||
|
|||||
|
|||||
3.4 |
Aanlegvergunning |
||||
|
|||||
3.4.1 |
Het is verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
|
||||
|
a. |
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren
van de bodem; |
|||
|
b. |
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van
andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan
0,3 meter, waaronder ook begrepen de aanleg van
leidingen; |
|||
|
c. |
het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten
of anderszins herprofileren van
waterhuishoudkundige doeleinden, vennen, sloten
en greppels; |
|||
|
d. |
het vellen van bos; |
|||
|
|||||
3.4.2 |
Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden, die: |
||||
|
a. |
||||
|
b. |
||||
|
|
||||
3.4.3 |
De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts
worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel
en de ontwikkeling van de natuur-, en
landschappelijke waarden van de gronden. |
Artikel 4. |
||
|
||
|
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||
|
||||||
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor: |
||||||
a. |
recreatiewoningen met de daarbij behorende
bijgebouwen; |
|||||
b. |
bos, bosgroeiplaats en bebossing; |
|||||
c. |
groenvoorzieningen; |
|||||
d. |
paden en wegen; |
|||||
e. |
parkeervoorzieningen; |
|||||
f. |
speelvoorzieningen |
|||||
g. |
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen; |
|||||
h. |
nutsvoorzieningen; |
|||||
|
||||||
met de daarbij behorende: |
||||||
i. |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
|||||
|
||||||
|
||||||
4.2 |
Bouwregels |
|||||
|
|
|||||
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden
mogen worden bebouwd met bouwwerken die ten
dienste staan van deze bestemming, waarbij
tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen. |
||||||
|
||||||
4.2.1 |
Recreatiewoningen |
|||||
a. |
het aantal te bouwen recreatiewoningen mag
maximaal 185 bedragen; |
|||||
b. |
de oppervlakte van een bouwperceel
behorende bij een recreatiewoning dient minimaal
250m² te bedragen; |
|||||
c. |
per bouwperceel mag 1 recreatie woning
worden opgericht; |
|||||
d. |
de recreatiewoningen hebben een maximaal
oppervlak van 125m² en een maximale inhoud van
710m³ waarvan; |
|||||
|
1 |
maximaal 96 woningen een maximaal oppervlak
van 75m² en een maximale inhoud van 450m³ per
recreatie woning mogen hebben; |
||||
|
2 |
maximaal 46 woningen een maximaal oppervlak
van 80m² en een maximale inhoud van 510m³ per
recreatie woning mogen hebben; |
||||
|
3 |
maximaal 39 woningen een maximaal oppervlak
van 95m² en een maximale inhoud van 645m³ per
recreatie woning mogen hebben; |
||||
|
4 |
maximaal 4 woningen een maximaal oppervlak
van 125m² en een maximale inhoud van 710m³ per
recreatie woning mogen hebben; |
||||
e. |
de goothoogte van een recreatiewoning mag
niet meer dan 3,5 meter bedragen; |
|||||
f. |
de bouwhoogte van een recreatiewoning mag
niet meer dan 8 meter bedragen; |
|||||
g. |
de onderlinge afstand tussen de
recreatiewoningen genoemd onder artikel 4.2.1
lid d 1 en 2 mag niet minder dan 5 meter
bedragen; |
|||||
h. |
de onderlinge afstand tussen de
recreatiewoningen genoemd onder artikel 4.2.1
lid d 3 en 4 mag niet minder dan 10 meter
bedragen. |
|||||
|
||||||
4.2.2 |
Bijgebouwen bij recreatiewoningen |
|||||
Voor het bouwen van bijgebouwen bij
recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen: |
||||||
a. |
het aantal bijgebouwen per recreatiewoning
mag niet meer dan 1 bedragen; |
|||||
b. |
de bouwwijze vrijstaand of aangebouwd; |
|||||
c. |
de afstand tussen hoofdgebouw en vrijstaand
bijgebouw dient minimaal 3 meter te bedragen; |
|||||
d. |
de oppervlakte van een bijgebouw mag niet
meer dan 10 m² bedragen; |
|||||
e. |
de goothoogte van een bijgebouw mag niet
meer dan 3 meter bedragen; |
|||||
f. |
de (bouw)hoogte van een bijgebouw mag niet
meer dan 4 meter bedragen. |
|||||
|
||||||
4.2.3 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|||||
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: |
||||||
a. |
de (bouw)hoogte van erf- en
terreinafscheidingen bij de recreatiewoningen
mag niet meer bedragen dan 1 meter; |
|||||
b. |
de (bouw)hoogte van overige erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan |
|||||
c. |
de (bouw)hoogte van
speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
6,5 meter; |
|||||
d. |
de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4
meter. |
|||||
|
||||||
|
|
|||||
4.3 |
Nadere eisen |
|||||
|
||||||
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van
de bebouwing, ten behoeve van: |
||||||
a. |
het behoud, het herstel en/of de
ontwikkeling van natuur- en landschappelijke
waarden; |
|||||
b. |
een samenhangend stedenbouwkundig beeld; |
|||||
c. |
de verkeersveiligheid; |
|||||
d. |
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden. |
|||||
|
||||||
|
||||||
4.4 |
Ontheffing van de bouwregels |
|||||
|
|
|||||
4.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid
4.2.1 onder d en toestaan dat het aantal
recreatiewoningen met maximaal 2% wordt
vergroot. |
|||||
|
|
|||||
4.4.2 |
De in lid 4.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van: |
|||||
|
a. |
het samenhangend stedenbouwkundig beeld; |
||||
|
b. |
de verkeersveiligheid; |
||||
|
c. |
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden. |
||||
|
||||||
|
||||||
4.4 |
Aanlegvergunning |
|||||
|
||||||
4.4.1 |
Het is verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:. |
|||||
|
a. |
het vellen van bos. |
||||
|
||||||
4.4.2 |
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden, die: |
|||||
|
a. |
het normale onderhoud betreffen; |
||||
|
b. |
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van dit plan. |
||||
|
|
|||||
4.4.3 |
De in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts
worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de
ontwikkeling van de natuur-, en landschappelijke
waarden van de gronden. |
|||||
Artikel
5. |
||
|
||
|
|
5.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||
|
|
||
|
De voor ‘Waarde - Archeologie - 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. |
||
|
|||
|
|
||
5.2 |
Bouwregels |
||
|
a. |
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. |
|
|
b. |
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: |
|
|
|
1 |
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. |
|
|
2 |
De verplichting tot het doen van opgravingen. |
|
|
3 |
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. |
|
|||
|
|
||
5.3 |
Ontheffing van de bouwregels |
||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. |
|||
|
|
||
|
|
||
5.4 |
Aanlegvergunning |
||
|
|
||
5.4.1 |
Werken en werkzaamheden |
||
|
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: |
||
|
a. |
het uitvoeren van bodemingrepen en/of het bebouwen van projectgebieden met een oppervlakte die groter is dan 500m² en dieper gaan dan 0,3 m beneden maaiveld. |
|
|
|
||
5.4.2 |
Uitzonderingen |
||
|
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: |
||
|
a. |
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; |
|
|
b. |
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. |
|
|
|
||
5.4.3 |
Toelaatbaarheid |
||
|
a. |
De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. |
|
|
b. |
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. |
|
|
c. |
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd. |
Artikel
6. |
||
|
||
|
|
6.1 |
Bestemmingsomschrijving |
||
|
|
||
|
De voor ‘Waarde -
Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden van de
gronden. |
||
|
|||
|
|
||
6.2 |
Bouwregels |
||
|
a. |
Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze
gronden voorkomende bestemmingen dient de
aanvrager van een bouwvergunning een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarden van
de gronden die blijkens de aanvraag zullen
worden verstoord, naar oordeel van burgemeester
en wethouders in voldoende mate zijn
vastgesteld. |
|
|
b. |
Indien uit het in het
vorige lid genoemde rapport blijkt dat de
archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen
worden verstoord, kunnen burgemeester en
wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: |
|
|
|
1 |
De verplichting tot het
treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden
behouden. |
|
|
2 |
De verplichting tot het
doen van opgravingen. |
|
|
3 |
De verplichting de werken
of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester
en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties. |
|
|||
|
|
||
6.3 |
Ontheffing van de bouwregels |
||
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 6.2 a indien de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld. |
|||
|
|
||
|
|
||
6.4 |
Aanlegvergunning |
||
|
|||
6.4.1 |
Werken en
werkzaamheden |
||
|
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken
en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren: |
||
|
a. |
het uitvoeren van
bodemingrepen en/of het bebouwen van
projectgebieden met een oppervlakte die groter
is dan 2.500m² en dieper gaan dan 0,3 m beneden
maaiveld. |
|
|
|
||
6.4.2 |
Uitzonderingen |
||
|
Het in lid 6.4.1 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden welke: |
||
|
a. |
het normale onderhoud en/of
gebruik betreffen; |
|
|
b. |
reeds in uitvoering zijn,
dan wel krachtens een verleende vergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het
van kracht worden van dit plan. |
|
|
|
||
6.4.3 |
Toelaatbaarheid |
||
|
a. |
De in lid 6.4.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
behoud en de bescherming van de archeologische
waarden van de gronden. |
|
|
b. |
Alvorens over de aanvraag
wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te
overleggen waarin de archeologische waarde van
het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld. |
|
|
c. |
Een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van
burgemeester en wethouders de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld. Deze
informatie wordt dan als een rapport beschouwd. |
HOOFDSTUK 3
ALGEMENE REGELS
|
||||||||
|
|
|||||||
Artikel 7 |
||||||||
|
||||||||
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
||||||||
|
|
|||||||
|
|
|
||||||
|
Artikel 8. |
|||||||
|
|
|
||||||
|
8.1 |
Verboden gebruik |
||||||
|
|
|||||||
|
8.1.1 |
Gebruiksverbod |
||||||
|
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel
7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend: |
|||||||
|
a. |
het gebruiken van de gronden en bouwwerken of te
doen of laten gebruiken op een wijze of tot een
doel strijdig met de gegeven bestemming(en). |
||||||
|
b. |
|||||||
|
c. |
|||||||
|
d. |
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en
onderkomens ten behoeve van een seksinrichting
en/of escortbedrijf, raamprostitutie en
straatprostitutie. |
||||||
|
|
|
||||||
|
8.1.2 |
Ontheffing gebruiksverbod |
||||||
|
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing
van het bepaalde in lid 8.1.1 indien strikte
toepassing daarvan zou leiden tot een beperking
van het meest doelmatige gebruik, welke
beperking niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd. |
|||||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
|
Artikel 9. |
|||||||
|
|
|
||||||
|
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van de regels in dit plan
voor: |
|||||||
|
a. |
afwijken van de gegeven maten, afmetingen en
percentages tot niet meer dan 10% van die maten,
afmetingen en percentages, voor zover daarvoor
in deze regels geen bijzondere
ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen; |
||||||
|
b. |
de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het
beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate
wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; |
||||||
|
c. |
de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat
openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten
behoeve van het openbaar vervoer,
telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, gebouwtjes ten
behoeve van sanitaire voorzieningen, en naar
aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden
gebouwd, mits: |
||||||
|
|
- |
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 zal
bedragen; |
|||||
|
|
- |
de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 meter zal
bedragen; |
|||||
|
d. |
de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de
(bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de (bouw)hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot
tot niet meer dan 10 meter; |
||||||
|
e. |
de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de
(bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de (bouw)hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
vergroot: |
||||||
|
|
- |
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal 40 meter; |
|||||
|
|
- |
ten behoeve van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot maximaal 50 meter; |
|||||
|
f. |
het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de
(bouw)hoogte van gebouwen wordt verhoogd ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,
lichtkappen en technische ruimten, mits: |
||||||
|
|
- |
de maximale oppervlakte van de vergroting niet
meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal
bedragen; |
|||||
|
|
- |
de (bouw)hoogte niet meer dan 1,25 maal de
maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw
zal bedragen. |
|||||
|
|
|
||||||
|
|
|
||||||
|
Artikel 10. |
|||||||
|
|
|
||||||
|
10.1. |
Procedure ontheffingsbevoegdheid. |
||||||
|
|
|
||||||
|
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is,
met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de
uniforme openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 Awb van toepassing. |
|||||||
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|||||
|
Artikel 11. |
|||||||
|
|
|
||||||
|
11.1. |
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening |
||||||
|
|
|
||||||
|
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in
artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten
toepassing behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen: |
|||||||
|
a. |
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen; |
||||||
|
b. |
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; |
||||||
|
c. |
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten; |
||||||
|
d. |
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en
ondergrondse hoofdtransportleidingen; |
||||||
|
e. |
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden, en |
||||||
|
f. |
de ruimte tussen bouwwerken. |
||||||
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel 12 |
|||
|
|||
12.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
12.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
12.1.2 |
Ontheffing |
||
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.1.1
voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.
|
|||
|
|
||
12.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
12.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
12.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwer-kingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
12.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
12.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
12.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel 13 |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels
van het bestemmingsplan Bospark ’t Wolfsven-Zuid
van de gemeente Geldrop-Mierlo. |