Inhoudsopgave

 

 

Regels

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1

Inleidende regels

 

Artikel 1

Begrippen

 

Artikel 2

Wijze van meten

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3

Bos

 

Artikel 4

Recreatie

 

Artikel 5

Waarde - Archeologie - 1

 

Artikel 6

Waarde - Archeologie - 2

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3

Algemene regels

 

Artikel 7

Anti-dubbeltelregel

 

Artikel 8

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

Artikel 9

Algemene ontheffingsregels

 

Artikel 10

Algemene procedureregels

 

Artikel 11

Overige regels

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4

Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12

Overgangsrecht

 

Artikel 13

Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1        INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1

Plan

Het bestemmingsplan “Bospark ’t Wolfsven-Zuid” van de gemeente Geldrop-Mierlo.

 

1.2

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1771.BPWolfsvenZuid-OP01 met de bijbehorende regels.

 

1.3

Kaart

De geometrisch bepaalde planobjecten al vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1771.BPWolfsvenZuid-OP01.

 

1.4

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6

Aanbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.7

Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.8

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.9

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.10

Bos

Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie. 

 

1.11

Bosgroeiplaats

Groeiplaats van bomen en struiken.

 

1.12

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.13

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.14

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.15

Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

 

1.16

Bouwvergunning

Een vergunning die noodzakelijk is om te kunnen bouwen. Een bouwvergunning is in deze gelijk aan een omgevingsvergunning voor het bouwen.

 

1.17

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.18

Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.19

Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.20

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.21

Bouwlaag

De begane grond of een verdieping van een gebouw, dat door op gelijke hoogten liggende vloeren of balklagen is begrensd. Als bouwlaag wordt niet aangemerkt een kelder, een onderbouw, een zolder en een ruimte onder de kap.

 

1.22

Bouwmassa

Een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, danwel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

 

1.23

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.24

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.25

Burgemeester en wethouders

Het bevoegd gezag van een gemeente.

 

1.26

Dagrecreatie

Recreatie, welke zich in principe afspeelt tussen zonsopgang en zonsondergang, waaronder begrepen wandelen, fietsen, vissen en extensieve vormen van watersport zoals zwemmen, roeien en kanoën.

 

1.27

Daghorecabedrijf

Een horecabedrijf dat gericht is op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

1.28

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, niet zijnde goederen gerelateerd aan seks of drugs, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.29

Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

 

1.30

Discotheek / (bar)-dancing

Een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen met in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie gedurende de nacht.

 

1.31

Ecologische waarden

Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en het milieu.

 

1.32

Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

1.33

Extensieve recreatie

Extensieve vormen van dagrecreatie zoals wandelen, fietsen, vissen en extensieve vormen van watersport zoals zwemmen, roeien en kanoën.

1.34

Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

1.35

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.36

Groeps- en familieaccommodatie

Een gebouw of complex van gebouwen dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarbij het gebouw of complex van gebouwen geheel dan wel in delen wordt verhuurd aan steeds wisselende groepen of families in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark.

 

1.37

Hoofdfunctie

Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

1.38

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen danwel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

1.39

Horecabedrijf

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken ten behoeve van consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé, pizzeria, snackbar, cafetaria, lunchroom, ijssalon en café, met uitzondering van een discotheek, dancing of bioscoop.

 

1.40

Kampeermiddel

 

a

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan of een huifkar;

 

b

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht danwel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

 

1.41

Kampeerterrein

Een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

 

1.42

Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

  

1.43

Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, instandhouden.

 

1.44

Parkeren

Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

 

1.45

Parkeerplaats

Een al dan niet overkapte ruimte, niet zijnde een garage, met een afmeting van minimaal 2,5 meter bij 5 meter, geschikt om te worden gebruikt ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen.

 

1.46

Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

1.47

Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

1.48

Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan.

 

1.49

Recreatieve bewoning

De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarbij de recreatiewoning wordt bewoond door c.q. verhuurd aan steeds wisselende personen of groepen in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark.

 

1.50

Recreatiewoning

Een hoofdgebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning.

 

1.51

Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.52

Stacaravan

Een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken.

 

1.53

Stedenbouwkundig beeld

Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

1.54

Straatprostitutie

Het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot seksuele handelingen bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

1.55

Uitbouw

De vergroting van een bestaande ruimte aan een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.56

Weg

Alle (al dan niet binnen de bestemming “verkeers- en verblijfsdoeleinden gelegen) voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

1.57

Werk

Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

1.58

Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, hieronder niet begrepen kamergewijze bewoning.

 

 Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2

 

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1

Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

2.2

Bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

2.3

Bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

2.4

Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

2.5

Dakhelling:

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6

Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk.

 

2.7

(Bouw)hoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

2.8

Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.9

Ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, erkers, overstekende daken en goten van dakkapellen met een maximale overschrijding van 1,5 meter en luifels en balkons met een maximale overschrijding van 3 meter buiten beschouwing gelaten

 

2.10

Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1 meter boven peil, danwel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak.

2.11

Peil:

1

voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

2

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

  Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

HOOFDSTUK

2.

BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

 

Artikel 3.

Bos

 

 

 

3.1

Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

bos, bosgroeiplaats en bebossing;

b.

het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;

c.

groenvoorzieningen;

d.

paden en wegen;

e.

speelvoorzieningen

f.

water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g.

nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

h.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

3.2

Bouwregels

 

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden mogen worden bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen.

 

3.2.1

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a.

de (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;

b.

de (bouw)hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;

c.

de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

 

 

3.3

Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.

het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;

b.

een samenhangend stedenbouwkundig beeld;

c.

de verkeersveiligheid;

d.

gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

 

3.4

Aanlegvergunning

 

3.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:       

 

a.

het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

 

b.

het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,3 meter, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;

 

c.

het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterhuishoudkundige doeleinden, vennen, sloten en greppels;

 

d.

het vellen van bos;

 

3.4.2

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

 

a.

het normale onderhoud betreffen;

 

b.

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

3.4.3

De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, en landschappelijke waarden van de gronden.

  Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4.

Recreatie

 

 

 

4.1

Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

recreatiewoningen met de daarbij behorende bijgebouwen;

b.

bos, bosgroeiplaats en bebossing;

c.

groenvoorzieningen;

d.

paden en wegen;

e.

parkeervoorzieningen;

f.

speelvoorzieningen

g.

water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h.

nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

i.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

4.2

Bouwregels

 

 

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden mogen worden bebouwd met bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen.

 

4.2.1

Recreatiewoningen

a.

het aantal te bouwen recreatiewoningen mag maximaal 185 bedragen;

b.

de oppervlakte van een bouwperceel behorende bij een recreatiewoning dient minimaal 250m² te bedragen;

c.

per bouwperceel mag 1 recreatie woning worden opgericht;

d.

de recreatiewoningen hebben een maximaal oppervlak van 125m² en een maximale inhoud van 710m³ waarvan;

 

1

maximaal 96 woningen een maximaal oppervlak van 75m² en een maximale inhoud van 450m³ per recreatie woning mogen hebben;

 

2

maximaal 46 woningen een maximaal oppervlak van 80m² en een maximale inhoud van 510m³ per recreatie woning mogen hebben;

 

3

maximaal 39 woningen een maximaal oppervlak van 95m² en een maximale inhoud van 645m³ per recreatie woning mogen hebben;

 

4

maximaal 4 woningen een maximaal oppervlak van 125m² en een maximale inhoud van 710m³ per recreatie woning mogen hebben;

e.

de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;

f.

de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 meter bedragen;

g.

de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen genoemd onder artikel 4.2.1 lid d 1 en 2 mag niet minder dan 5 meter bedragen;

h.

de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen genoemd onder artikel 4.2.1 lid d 3 en 4 mag niet minder dan 10 meter bedragen.

 

4.2.2

Bijgebouwen bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

a.

het aantal bijgebouwen per recreatiewoning mag niet meer dan 1 bedragen;

b.

de bouwwijze vrijstaand of aangebouwd;

c.

de afstand tussen hoofdgebouw en vrijstaand bijgebouw dient minimaal 3 meter te bedragen;

d.

de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer dan 10 m² bedragen;

e.

de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

f.

de (bouw)hoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen.

 

4.2.3

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a.

de (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen bij de recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 1 meter;

b.

de (bouw)hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;

c.

de (bouw)hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;

d.

de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

 

 

4.3

Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.

het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;

b.

een samenhangend stedenbouwkundig beeld;

c.

de verkeersveiligheid;

d.

gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

 

4.4

Ontheffing van de bouwregels

 

 

4.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en toestaan dat het aantal recreatiewoningen met maximaal 2% wordt vergroot.

 

 

4.4.2

De in lid 4.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

het samenhangend stedenbouwkundig beeld;

 

b.

de verkeersveiligheid;

 

c.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

4.4

Aanlegvergunning

 

4.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:.

 

a.

het vellen van bos.

 

4.4.2

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

 

a.

het normale onderhoud betreffen;

 

b.

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

4.4.3

De in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de ontwikkeling van de natuur-, en landschappelijke waarden van de gronden.

 

  Terug naar inhoudsopgave


Artikel 5.

Waarde-Archeologie - 1

 

 

 

5.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor ‘Waarde - Archeologie - 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

 

5.2

Bouwregels

 

a.

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

b.

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

 

 

1

De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

 

 

2

De verplichting tot het doen van opgravingen.

 

 

3

De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

5.3

Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

 

 

5.4

Aanlegvergunning

 

 

5.4.1

Werken en werkzaamheden

 

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.

het uitvoeren van bodemingrepen en/of het bebouwen van projectgebieden met een oppervlakte die groter is dan 500m² en dieper gaan dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

 

5.4.2

Uitzonderingen

 

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.

het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

b.

reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

5.4.3

Toelaatbaarheid

 

a.

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

b.

Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

c.

Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

  Terug naar inhoudsopgave


 

Artikel 6.

Waarde-Archeologie - 2

 

 

 

6.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor ‘Waarde - Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

 

6.2

Bouwregels

 

a.

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

b.

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

 

 

1

De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

 

 

2

De verplichting tot het doen van opgravingen.

 

 

3

De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

6.3

Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

 

 

6.4

Aanlegvergunning

 

6.4.1

Werken en werkzaamheden

 

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

a.

het uitvoeren van bodemingrepen en/of het bebouwen van projectgebieden met een oppervlakte die groter is dan 2.500m² en dieper gaan dan 0,3 m beneden maaiveld.

 

 

6.4.2

Uitzonderingen

 

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.

het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

 

b.

reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

6.4.3

Toelaatbaarheid

 

a.

De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

b.

Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

c.

Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 Terug naar inhoudsopgave

 


HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 7

Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

Artikel 8.

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

 

 

 

8.1

Verboden gebruik

 

 

 

8.1.1

Gebruiksverbod

 

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

het gebruiken van de gronden en bouwwerken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

b.

het gebruik van gronden en bebouwing voor permanent verblijf c.q. voor woondoeleinden (met uitzondering van de dienstwoningen).

 

c.

het gebruik van groeps- en familieaccommodaties, recreatiewoningen, stacaravans en/of kampeermiddelen als hoofdwoonverblijf.

 

d.

het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

 

 

 

 

8.1.2

Ontheffing gebruiksverbod

 

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 8.1.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9.

Algemene ontheffingsregels

 

 

 

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

 

a.

afwijken van de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen;

 

b.

de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

 

c.

de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

 

 

-

de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 zal bedragen;

 

 

-

de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen;

 

d.

de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;

 

e.

de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

 

 

-

ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 meter;

 

 

-

ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 meter;

 

f.

het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

 

 

-

de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

 

 

-

de (bouw)hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10.

Algemene procedureregels

 

 

 

 

10.1.

Procedure ontheffingsbevoegdheid.

 

 

 

 

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11.

Overige regels

 

 

 

 

11.1.

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

 

 

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

a.

de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

 

b.

de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

 

c.

de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

 

d.

het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

 

e.

de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

 

f.

de ruimte tussen bouwwerken.

 Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 12

Overgangsrecht

 

12.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

12.1.1

Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

 

a.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

b.

na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

 

12.1.2

Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.     

 

 

12.1.3

Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

12.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

12.2.1

Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwer-kingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

12.2.2

Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

12.2.3

Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

12.2.4

Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 13

Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bospark ’t Wolfsven-Zuid van de gemeente Geldrop-Mierlo.

 

  Terug naar inhoudsopgave