NL.IMRO.1771.WPEendenpoel16-VP01 vastgesteld 

1 Bestemmingsregels

Artikel 1 Agrarisch - Bouwvlak

Artikel 1 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16) 
Artikel 4 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Agrarisch - Bouwvlak
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Agrarisch - Bouwvlak' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
b één bedrijfswoning;
c productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte
per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan
100 m²;
d recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt waarbij de totale
gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen
dan 5 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van
500 m².
e trekkershutten tot een maximum van 30 m²;
f plattelandskamers tot een maximum van 50 m² per kamer tot een maximum
van 300 m²;
g kleinschalig kamperen, waarbij het aantal kampeermiddelen per agrarisch
bedrijf niet meer mag bedragen dan 15;
h statische opslag, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch
bedrijf niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
j aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
k paden en wegen en parkeervoorzieningen;
l water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
m landschappelijke inpassing van het ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf
ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
n groenvoorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één
agrarisch bedrijf toegestaan;
b Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande
dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder
mag bedragen dan 15 m.
c Gebouwen worden gebouwd in de zijdelingse perceelsgrenzen of op een
afstand van ten minste 5 m van de zijdelingse perceelgrenzen.
 
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
 
4.2.3 Bedrijfswoningen (hoofdgebouwen)
Voor het bouwen van bedrijfswoningen (hoofdgebouwen) gelden de volgende
bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen
dan één;
b De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
c De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
d De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
 
4.2.4 Aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden
de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn
van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
b De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
e De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan 20 m.
f Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte
van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte
worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande
bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde
oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het
maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak
mag niet meer bedragen dan 150 m².
 
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevellijn niet
meer mag bedragen dan 1 m.
b De bouwhoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
c De goothoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
d De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 7 m.
e De inhoud van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 2.500 m3.
f De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
g Mestsilo’s en sleufsilo’s mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden
gebouwd.
h De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan 3 m.
i De oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m².
 
4.2.6 Ondergronds bouwen
a Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd
mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend
mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken
worden gebouwd.
b De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan
3,5 m.
 
4.3 Afwijking van de bouwregels
 
4.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a Lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder
dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld
en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.
b Lid 4.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder
dan 5 m van de zijdelingse perceelsgrenzen, mits hierdoor het stedenbouwkundig
beeld niet wordt aangetast.
c Lid 4.2.2 onder b en lid 4.2.5 onder b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
en silo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien
dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
d Lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van
meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband
met een doelmatige inrichting van het perceel.
e Lid 4.2.5 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een
bouwhoogte van 3 m, mits deze niet zijn gesitueerd voor de voorgevellijn
van de bedrijfswoning en hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid
niet worden aangetast.
f Lid 4.2.5 voor de bouw van onoverdekte zwembaden waarbij geldt dat:
1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen
dan 5 m;
2 de oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 10%
van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van
150 m².
3 het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de woning
mag worden gesitueerd;
4 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
5 de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast;
6 de bouwhoogte van een zwembad niet meer bedraagt dan 0,5 m;
7 het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast.
g Lid 4.2.6 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties
dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied
aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
 
4.3.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het plaatsen van stacaravans en
woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders onder de
volgende voorwaarden:
a Huisvesting van seizoensarbeiders is uitsluitend ten behoeve van het eigen
bedrijf toegestaan.
b Woonunits en/of stacaravans zijn toegestaan gedurende maximaal 6
maanden per kalenderjaar. Na afloop dienen de woonunits en/of stacaravans
te worden verwijderd.
c De woonunits en/of stacaravans dienen te worden gebruikt voor de huisvesting
van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming
van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk
grote arbeidsbehoefte.
d De woonunits en/of stacaravans dienen te worden geplaatst binnen het
bestaande bestemmingsvlak.
e Per bestemmingsvlak zijn maximaal 5 woonunits toegestaan.
f De oppervlakte van een woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.
g De bouwhoogte van een woonunit mag maximaal 3 m bedragen.
h Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
i Er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
j Er dient te worden voldaan aan de geldende regelgeving.
k De oppervlakte aan bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders,
inclusief de huisvesting in bestaande bedrijfsgebouwen zoals vermeld
in lid´4.5.1, mag niet meer bedragen dan 150 m².
 
4.3.3 Bouwwerken ten behoeve van kampeermiddelen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in artikel 4.2 voor het bouwen van bouwwerken ten
behoeve van kampeermiddelen tot een oppervlakte van maximaal 20 m² en
een bouwhoogte van maximaal 3 m.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a Het inrichten van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van
seizoensarbeiders.
b Het aantasten van voorzieningen, welke in het kader van een landschap-
pelijke inapssing zijn gerealiseerd, hetgeen een voorwaarde was voor het
toestaan van het verruimde bouwvlak.
 
4.4.2 Kleinschalig kamperen
a Het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen
dan 15.
 
4.4.3 Aan-huis-gebonden beroepen
a Binnen de bestemming ‘Agrarisch – Bouwvlak’ is de uitoefening van aanhuis-
verbonden beroepen toegestaan. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
1 Lichte bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan als nevengeschikte activiteit
bij de woonfunctie. Dit houdt in dat de omvang niet meer mag
bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing
tot een maximum van 60 m².
2 Aan-huis-verbonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan als ondergeschikte
activiteit bij de woonfunctie. Dit houdt in dat de omvang niet
meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing tot een maximum van 50 m².
3 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
4 De activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner.
5 Detailhandel is niet toegestaan.
  
4.5 Afwijking van de gebruiksregels
 
4.5.1 Huisvesting seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 4.4.1 onder a voor het huisvesten van seizoensarbeiders
in bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende bepalingen gelden:
a De omvang van de activiteit, inclusief de huisvesting in stacaravans en
woonunits zoals opgenomen in lid 4.3.2, mag niet meer bedragen dan
150 m².
b Gebruik van de bedrijfsbebouwing voor de huisvesting van seizoensarbeiders
is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
c De bedrijfsbebouwing dient te worden gebruikt voor de huisvesting van
personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van
het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
d Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.
 
4.5.2 Verbrede landbouw en nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten,
waarbij de volgende bepalingen gelden:
a De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar
blijft.
b Nevenactiviteiten dienen te zijn gerelateerd aan de agrarische functie op
het perceel.
c Voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies
bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen
tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 150 m².
2 recreatieve doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlakte
van 150 m².
d Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de verbrede landbouw/nevenactiviteiten
zoals genoemd in sub b onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte
niet meer mag bedragen dan 50 m².
e Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is
niet toegestaan.
f De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
g De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks-
en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij
de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
h De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking
opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden
van omliggende (agrarische) bedrijven.
  
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.6.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Bouwvlak'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
een of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen 'Agrarisch',
'Agrarisch met Waarden - 1', 'Agrarisch met Waarden- 2', 'Agrarisch
met waarden – 3' ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak
van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig
met de wijzigingsbevoegdheid binnen de aangrenzende bestemming(en).
b De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
c De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing
van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
 
4.6.2 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning
betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar
de bestemming Agrarisch, Agrarisch met Waarden - 1, Agrarisch met
Waarden - 2, Agrarisch met Waarden - 3 waarbij deze worden bestemd
overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd.
c Hervestiging van een agrarisch bedrijf is niet mogelijk en/of wenselijk.
d De oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige
bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², waarbij cultuurhistorisch
waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven, tenzij toepassing
wordt gegeven aan de regeling in lid h.
e De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking
opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende
(agrarische) bedrijven.
f De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een
milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
g De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
H Bij bestemmingsvlakken gelegen buiten de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’
geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing, ofwel
10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden
toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van
900 m3 ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen
mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen
tot een maximum van 100 m².
 
4.6.3 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
een bestemming ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de vorm van
dag-/verblijfsrecreatie indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische
bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht
te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen
gehandhaafd dienen te blijven.
b In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien het bestemmingsvlak
ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte
aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met
10% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot
een maximum van 750 m².
c Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs
niet langer mogelijk is.
d Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van
50 m².
e De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
f De vestiging van recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige publieks-
en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
g De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige
beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden
van omliggende (agrarische) bedrijven.
h Voor ontwikkelingen grenzend aan de bestemming ‘Agrarisch met waarden
– 3’ of ‘Agrarisch met waarden – 4’ dient de provinciale commissie
recreatie en toerisme om advies gevraagd te worden.
i Voor omliggende woningen dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat
gegarandeerd te blijven.
 
4.6.5 Wijziging ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
een bestemming ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a De opslag dient zich te beperken tot statische opslag in bestaande gebouwen
waarbij buitenopslag niet is toegestaan.
b Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs
niet langer mogelijk is.
c De gezamenlijke oppervlakte voor opslag per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie
mag niet meer bedragen dan 1.000 m², waarbij opslag in kassen niet is toegestaan.
d Opslag is niet toegestaan op locaties grenzend aan de bestemmingen
‘Agrarisch met Waarden – 4’, ‘Bos’ of ‘ Natuur’.
e De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
f De opslag mag geen publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot
gevolg hebben.
g Detailhandel is niet toegestaan.
 
4.6.6. Wijziging ten behoeve van paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a De vestiging is niet toegestaan op locaties gelegen in of nabij de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4', 'Bos'en/of 'Natuur'.
b Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
c De paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
d De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
e Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.
f Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50m².

Artikel 2 Agrarisch met waarden - 3

Artikel 2 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16) 
Artikel 7 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Agrarisch met waarden - 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met
bijbehorende voorzieningen;
b verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d extensief recreatief medegebruik;
e behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen
en in het bijzonder voor:
cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding
´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol
gebied´;
f behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen
en in het bijzonder voor:
- natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding
´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;
g houtsingel ter plaatse van de aanduiding ‘houtsingel’;
  
7.2 Bouwregels
a Op de gronden binnen deze bestemming mag zowel ondergronds als bovengronds
niet worden gebouwd.
b In afwijking van het bepaalde in sub a zijn bestaande veldschuren toegestaan
buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch met waarden – veldschuur’ tot een bouwhoogte van 5,5 m.
  
7.3 Afwijking van de bouwregels
 
7.3.1 Omgevingsvergunning tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van de bouwregels voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen ten behoeve ven agrarisch gebruik, onder de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van fruitteelt
waarvoor geen maximale bouwhoogte geldt.
b De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2 ha.
c De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig
worden aangetast.
 
7.3.2 Omgevingsvergunning bouwen rijbakken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van de bouwregels ten behoeve van de bouw van rijbakken onder de
volgende voorwaarden:
a De rijbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bestemmingsvlak van
de bestemmingen ‘Agrarisch - Bouwvlak’, ‘Bedrijf’ en ‘Wonen’.
b De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m².
c De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag
bedragen dan 1 m.
d De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
e De in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
  
7.4 Specifieke gebruiksregels
Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
a het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
b opslag van hooibalen;
c het gebruik van de gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen.
  
7.5 Afwijking van de gebruiksregels
 
7.5.1 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van de gebruiksregels voor het realiseren van kleinschalig kamperen,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf of woning mag niet
meer bedragen dan 15.
b In afwijking van het bepaalde onder a mag het aantal kampeermiddelen
ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer bedragen
dan 25.
c De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 0,5 ha.
d Kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming
Agrarisch - Bouwvlak of Wonen.
 
7.5.2 Omgevingsvergunning tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 3.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken
zijn,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2 ha.
b De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig
worden aangetast.
  
7.6 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
 
7.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor
het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
a Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden
– natuurontwikkelingsgebied':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer
dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of
waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
0,40 m onder maaiveld;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of
bemaling;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroomof
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen
en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan
containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
 
7.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
b Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
 
7.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
  
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
7.7.1 Bouwen permanente grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van de bouw van permanente grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
a De bouwhoogte van permanente grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.
b Uitbreidingen van het verhard oppervlak dienen hydrologisch neutraal
ontwikkeld te worden.
c De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
 
7.7.2 Bouwen permanente niet-grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van de bouw van permanente niet - grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
a Permanente niet-grondgerelateerde teeltondersteunende voorzieningen
zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van een grondgebonden agrarisch
bedrijf.
b De bouwhoogte van permanente niet-grondgerelateerde teeltondersteunende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.
c De gezamenlijke oppervlakte aan de permanente niet-grondgerelateerde
teeltondersteunende voorzieningen en het bouwvlak van het desbetreffende
agrarische bedrijf mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
d Permanente niet-grondgerelateerde teeltondersteunende voorzieningen
zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming ‘Agrarisch -
Bouwvlak’.
e Uitbreidingen van het verhard oppervlak dienen hydrologisch neutraal
ontwikkeld te worden.
f De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
 
7.7.3 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bouwvlak’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten
behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch Bedrijf’,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig
met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming ‘Agrarisch - Bouwvlak’.
b De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
c De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig
worden aangetast.
d Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing
van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
 
7.7.4 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling
van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie
van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals dat voor de ecologische
hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied’, een ecologische
verbindingszone (EVZ) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-,
en/of landschapscompensatie buiten de Ecologische HoofdStructuur
(EHS).
b De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden,
landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische
waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
 
7.7.5 Wijziging naar Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming ‘Water’ waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie
van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals dat voor de ecologische
hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied’, een ecologische
verbindingszone (EVZ) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-,
en/of landschapscompensatie buiten de Ecologische HoofdStructuur
(EHS), beekherstel, waterberging of waterzuivering.
b De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden,
landschapswaarden, archeologische waarde, cultuurhistorische
waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
c De wijziging is uitsluitend toegestaan na afstemming met de waterbeheerder

Artikel 3 Leiding

Artikel 3 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16)
Artikel 26 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Leiding
 
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de:
1 gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘gas’;
2 bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding
‘hoogspanning’;
3 rioolleiding ter plaatse van de aanduiding ‘riool’;
4 watertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘water’;
b groenvoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  
26.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van
het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen
op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m ten behoeve van de
aanleg en instandhouding van de leidingen.
b hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 45 m ten behoeve
van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
  
26.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige
bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening
dient te zijn gewaarborgd.
b Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende
leidingbeheerder.
  
26.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
 
26.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor
het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplanting;
b het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
c het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en
ploegwerk;
d het indrijven van voorwerpen in de bodem;
e het aanbrengen van gesloten verhardingen;
f het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan
van afvalstoffen;
88
g het aanleggen van waterlopen of het vergraven verruimen of dempen van
bestaande waterlopen;
h het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten wegwijzers en
ander straatmeubilair.
 
26.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige
bestemmingen van deze gronden;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
 
26.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,
indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de
leiding, zijn gewaarborgd.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint
het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.


Artikel 4 Verkeer

Artikel 4 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16)
Artikel 22 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Verkeer
 
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
b groenvoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d behoud van landschaps- en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van
wegbeplanting of laan beplanting.
 
22.2 Bouwregels
 
22.2.1 Gebouwen
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging
en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan 4 m.
c De oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m².

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

Artikel 5 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16)
Artikel 29 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Waarde - Archeologie 3
 
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ (Waarde – Archeologie hoog, esdek) aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming,
mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten
archeologische waarden van de gronden.
 
29.2 Bouwregels
Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de
bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of
ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden
worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld;
b de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw
met een oppervlakte van niet meer dan 500 m²;
c bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies
en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,
voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd
dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte
niet meer dan 500 m² bedraagt.
 
29.3 Afwijking van de bouwregels
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 29.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende
bestemmingen, indien en voor zover:
1 met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische
waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2 in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek
vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld
door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de
omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
c Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld sub a wordt verleend,
wordt archeologisch advies ingewonnen.
 
29.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
 
29.4.1 Werken en werkzaamheden
a Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en
werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 500 m² of
meer:
1 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het
roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld,
waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het verlagen van het waterpeil;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven
van objecten in de bodem;
6 het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
7 het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt
afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
8 het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee
verband houdende constructies;
9 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij
grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m dan maaiveld.
b De in sub a genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
over een oppervlakte van minder dan 500 m² geldt niet indien
voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een
omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of voor het
aanleggen is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een
afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
 
29.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen,
mits verricht door een ter zake deskundige;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan;
c het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
 
29.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend:
a indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij
direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische
waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of
kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel
van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b indien door vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport
op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is
overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat:
1 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3 de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden
geschaad.
c indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde
aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden,
wordt aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden
dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden
een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische
begeleiding zal plaatsvinden;
d nadat het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen bij een door hen aan
te wijzen ter zake deskundige.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

Artikel 6 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16)
Artikel 30 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Waarde - Archeologie 4
 
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ (Waarde – Archeologie middelhoog) aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming,
mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten
archeologische waarden van de gronden.
30.2 Bouwregels
Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de
bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of
ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden
worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld,
met uitzondering van het bepaalde onder b;
b op gronden gelegen binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch -
Bouwvlak’, ‘Agrarisch met waarden – 1’, ‘Agrarisch met waarden -2’,
‘Agrarisch met waarden – 3’ en ‘Agrarisch met waarden – 4’ geldt dat, in
afwijking van het bepaalde onder a, de onder a genoemde activiteiten
niet mogen worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het
maaiveld;
c de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw
met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m²;
d bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies
en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,
voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd
dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte
niet meer dan 2.500 m² bedraagt.
e op gronden gelegen binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch -
Bouwvlak’, ‘Agrarisch met waarden – 1’, ‘Agrarisch met waarden -2’,
‘Agrarisch met waarden – 3’ en ‘Agrarisch met waarden – 4’ geldt dat, in
afwijking van het bepaalde onder d, de onder d genoemde activiteiten
niet mogen worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het
maaiveld;
 
30.3 Afwijking van de bouwregels
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 30.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende
bestemmingen, indien en voor zover:
1 met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische
waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2 in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek
vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld
door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de
omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
c Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld sub a wordt verleend,
wordt archeologisch advies ingewonnen.
 
30.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
 
30.4.1 Werken en werkzaamheden
a Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en
werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 2500 m²
of meer:
1 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het
roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld,
waaronder begrepen het aanleggen van drainage, met uitzondering
van het bepaalde onder 2;
2 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het
roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld,
waaronder begrepen het aanleggen van drainage op gronden gelegen
binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch - Bouwvlak’, ‘Agrarisch
met waarden – 1’, ‘Agrarisch met waarden -2’, ‘Agrarisch met
waarden – 3’ en ‘Agrarisch met waarden – 4’ waaronder begrepen het
aanleggen van drainage;
3 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
4 het ophogen en egaliseren van gronden;
5 het verlagen van het waterpeil;
6 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven
van objecten in de bodem;
7 het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
8 het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt
afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
9 het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee
verband houdende constructies;
10 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij
grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m dan maaiveld;
11 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij
grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m dan maaiveld op gronden
gelegen binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch - Bouwvlak’,
‘Agrarisch met waarden – 1’, ‘Agrarisch met waarden -2’, ‘Agrarisch
met waarden – 3’ en ‘Agrarisch met waarden – 4’ waaronder begrepen
het aanleggen van drainage.
b De in sub a genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
over een oppervlakte van minder dan 2.500m² geldt niet indien
voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een
omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of voor het
aanleggen is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een
afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
 
30.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen,
mits verricht door een ter zake deskundige;

Artikel 7 Waterstaat - Attentiegebied EHS

Artikel 7 (Wijzigingsplan Eendenpoel 16)
Artikel 35 (Bestemmingsplan Buitengebied)  Waterstaat – Attentiegebied EHS
 
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
 
35.2 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
 
35.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor
het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren:
a het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan
0,20 m wordt gewijzigd;
b het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
0,60 m onder maaiveld;
c het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren
van waterlopen, sloten en greppels;
d de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging
van een reeds bestaande drainage;
e het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven
van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van
grondwateronttrekkingen;
f het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten
van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
 
35.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 35.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
 
35.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 35.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hydrologische
waarden
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint
het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.