Gemeente:
Boxtel
Plannaam:
Boxtel-Noord
Status:
Ontwerp

Artikel 26 Leiding – Olie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding - Olie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. ondergrondse olieleidingen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

26.2 Bouwregels

26.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

26.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

26.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter mag bedragen.

 

 

26.3 Ontheffing van de bouwregels

26.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de ondergrondse leiding, ontheffing verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 26.2.1 en lid 26.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;

  2. het bepaalde in lid 26.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

26.3.2 Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van lid 26.3.1 is de procedure in artikel 34, lid 1 van toepassing.

 

 

26.4 Aanlegvergunning

26.4.1 Het is verboden om of in de lid 26.1, sub a bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

  3. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde gezag;

  4. het ophogen van de bodem;

  5. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij behorende constructies;

  7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze het indrijven van objecten in de bodem;

  9. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;

  10. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse kabels en leidingen;

  11. alle overige werkzaamheden, die de waarden in/op de aangeduide gronden kunnen aantasten.

26.4.2 Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. voor zover de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 onder f en g minder diep reiken dan 0,40 meter onder het maaiveld en/of een grondoppervlak hebben van minder dan 10 m²;

  2. het normale beheer en onderhoud betreffen;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.