Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  7

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  9

Artikel 3      Bedrijf - Composteerbedrijf 9

Artikel 4      Bedrijf - Puinbreekbedrijf 12

Artikel 5      Bedrijventerrein  15

Artikel 6      Groen  21

Artikel 7      Maatschappelijk - Militaire zaken  24

Artikel 8      Verkeer 26

Artikel 9      Water 28

Artikel 10    Waarde - Archeologie  29

Hoofdstuk 3      Algemene regels  31

Artikel 11    Anti-dubbeltelregel 31

Artikel 12    Algemene bouwregels  31

Artikel 13    Algemene gebruiksregels  32

Artikel 14    Algemene aanduidingsregels  33

Artikel 15    Algemene afwijkingsregels  34

Artikel 16    Algemene wijzigingsregels  35

Artikel 17    Overige regels  37

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  39

Artikel 18    Overgangsrecht 39

Artikel 19    Slotregel 40

 

Bijlagen:

Bijlage 1:              Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2:              Nota parkeernormen






Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 
plan:

het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Goorkens/Hoogveld 2013’ van de gemeente Uden.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0856.BPGoorkHoogv2013-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 
bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend.

 

bedrijfsmatige activiteiten in een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

 

bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

 

beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

 

bestaande situatie:

a      t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;

b      t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 
bruto-vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.

 

calamiteitenverkeer:

verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals politie, brandweer en ambulance.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

 

hoekperceel:

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

horecavoorziening:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

 

kantoor:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.

 

nevenactiviteit/nevenfunctie, ondergeschikte:

activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

 

ondergeschikt bouwdeel:

a      een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, en/of;

b      ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.

 

ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.

 

overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

 

parkeervoorzieningen:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen.

 

perceelsgrens:

grens van een bouwperceel.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

 

seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

 

staat van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven met basisinformatie voor milieuzonering zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.

 
voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak.

 

voorzieningen van algemeen nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.

 

vrijstaand bijgebouw:

een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes.

 

watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

 

weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 
woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.





Artikel 2                   Wijze van meten

 

2.1             Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

 
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.





Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf - Composteerbedrijf

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Composteerbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      een composteerbedrijf;

b      opslag van bouw-, bestratings- en rioleringsmaterialen;

c       een milieustraat voor het inzamelen en storten van afval van particulieren;

 

met daarbij behorende:

a      tuinen en erven;

b      voorzieningen van algemeen nut;

c       wegen en paden;

d      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20%.

 

3.2.2        Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

b      Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Situeringseis

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 


3.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Situering

erf-

afscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten en antennes

overige

bouwwerken

Binnen bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

 

Buiten bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

10 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

10 m

 

3.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 3.2.3 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

1        de constructie van de erfafscheiding  voor minimaal 80% open dient te zijn;

2        de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;

3        geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

4        de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

3.4             Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1         Buitenopslag

Binnen de bestemming ‘Bedrijf - Composteerbedrijf’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.

 

3.4.2         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van gebouwen;

c       detailhandel;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;

f        het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.





Artikel 4                   Bedrijf - Puinbreekbedrijf

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Puinbreekbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      een puinbreekbedrijf;

b      opslag en uitstalling;

c       bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

d      de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning;

 

met daarbij behorende:

e      tuinen en erven;

f        voorzieningen van algemeen nut;

g       wegen en paden;

h      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

i        groenvoorzieningen;

j        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20%.

 

4.2.2        Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

b      Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Situeringseis

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 

4.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

c       Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseis

Eis

maximale inhoud

650 m3

 

Situeringseis

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 

4.2.4        Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale goothoogte

3 m

maximale bouwhoogte

5 m

maximale gezamenlijk oppervlakte per bedrijfswoning

50 m²

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw

3 m

 

4.2.5         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Situering

erf-

afscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten en antennes

overige

bouwwerken

Binnen bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

 

Buiten bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

10 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

10 m

 

4.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 4.2.5 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

1        de constructie van de erfafscheiding  voor minimaal 80% open dient te zijn;

2        de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;

3        geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

4        de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

4.4             Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1         Buitenopslag

Binnen de bestemming ‘Bedrijf - Puinbreekbedrijf’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.

 

4.4.2         Beroepsmatige activiteiten

Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen;

5        Deze activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal 40% van het oppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m².

6        Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

 

4.4.3         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde;

c       detailhandel;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;

f        het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.





Artikel 5                   Bedrijventerrein

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven en bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

1      ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' bedrijven uit milieucategorie 1 zijn toegestaan;

2      ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' bedrijven uit milieucategorie 2 zijn toegestaan;

3      ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2' bedrijven uit de milieucategorieën 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;

4      ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2' bedrijven uit de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zijn toegestaan;

5      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - metaal- en/of houtbewerkend bedrijf’ tevens een bedrijf in metaal- en/of houtbewerking in de milieucategorie 4.1 is toegestaan;

6      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’ een risicovolle inrichting is toegestaan;

7      geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

b      horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a;

c       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw’ tevens voor een bedrijfsverzamelgebouw;

d      ter plaatse van de aanduiding ‘sport’ tevens voor een sportschool;

e      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf’ tevens voor een kinderdagverblijf;

f        bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

 

met daarbij behorende:

g       opslag en uitstalling;

h      tuinen en erven;

i        voorzieningen van algemeen nut;

j        wegen en paden;

k      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

l        groenvoorzieningen;

m    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 20% en niet meer bedragen dan 70%.

c       De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m².

 

5.2.2        Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

b      In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding ’maximale goot- en bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

c       Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Situeringseis

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 

5.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

c       Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale inhoud

650 m3

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 

5.2.4        Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 


 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale goothoogte

3 m

maximale bouwhoogte

5 m

maximale gezamenlijk oppervlakte per bedrijfswoning

50 m²

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw

3 m

 

5.2.5         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Situering

erf-

afscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten en antennes

overige

bouwwerken

Binnen bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

 

Buiten bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

6 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

4 m

 

5.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 5.2.1 sub a, ten behoeve van het bouwen van een uitbouw of ingangspartij tot maximaal 2 m voor de voorgevelrooilijn;

b      het bepaalde in lid 5.2.1 sub b, ten behoeve van het toestaan van een hoger bebouwingspercentage van het bouwperceel tot maximaal 80% ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen;

c       het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte voor gebouwen tot maximaal 15 m, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

d      het bepaalde in sub 5.2.5 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

1      de constructie van de erfafscheiding  voor minimaal 80% open dient te zijn;

2      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;

3      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

4      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

e      het bepaalde in lid 5.2.5, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15 m, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

5.4             Specifieke gebruiksregels

5.4.1         Buitenopslag

Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.

 

5.4.2         Metaal- en/of houtbewerkend bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - metaal- en/of houtbewerkend bedrijf’ zijn ondergeschikte straalwerkzaamheden toegestaan.

 

5.4.3         Risicovolle inrichting

Ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’ dient de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt te blijven tot de eigen inrichting.

 

5.4.4         Beroepsmatige activiteiten

Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen;

a      Deze activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal 40% van het oppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m².

b      Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

 

5.4.5         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde;

c       detailhandel;

d      zelfstandige horeca;

e      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

f        het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;

g       het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

h      het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

i        het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

 

5.5             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 5.1 sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;

b      het bepaalde in lid 5.1 sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;

c       het bepaalde in lid 5.1 sub c, en nieuwvestiging van bedrijfsverzamelgebouwen toestaan, mits:

1      op de gewenste locatie geen bedrijven uit de milieucategorieën 4.1, 4.2 of hoger zijn toegestaan;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3      op eigen terrein of in de omgeving wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’, met dien verstande dat de parkeerdruk op de openbare ruimte niet mag toenemen;

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

5.6             Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven uit milieucategorie 5.1 of bedrijven die naar aard en invloed gelijk zijn aan bedrijven uit milieucategorie 5.1, mits:

a      het gronden betreft waar nu geen bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan;

b      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c       er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

d      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;

e      voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.





Artikel 6                   Groen

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ een ecologische verbindingszone en het behoud, de versterking en/of herstel van de aan de gronden eigen zijnde of te ontwikkelen landschappelijke en natuurwaarden;

c       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’ tevens voor afschermend groen;

d      langzaamverkeersroutes;

e      routes voor calamiteitenverkeer;

f        ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ tevens voor geluidafschermende voorzieningen;

 

met daarbij behorende

g       speelvoorzieningen;

h      voorzieningen van beeldende kunst;

i        voorzieningen van algemeen nut;

j        geluidafschermende voorzieningen;

k      afvalcontainers (boven- en ondergronds);

l        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2             Bouwregels

6.2.1         Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

6.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

Maximale bouwhoogte speeltoestellen

5 m

maximale bouwhoogte geluidafschermende voorzieningen

5 m

maximale bouwhoogte overige bouwwerken

1 m

 

b      Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

6.3             Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      parkeervoorzieningen;

c       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

 

6.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1         Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’ en ‘ecologische verbindingszone’ een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’:

1      het kappen of rooien van bomen en houtgewas;

2      het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

3      het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden.

b      ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’:

1      het kappen of rooien van bomen en houtgewas;

2      het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;

3      het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

4      het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;

5      het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

6      het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden;

7      het aanleggen van (ondergrondse) leidingen.

 

6.4.2         Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      de eerste aanleg van de groenvoorzieningen betreffen;

b      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

c       reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.4.3         Toelaatbaarheid

De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het afschermend groen dan wel van de ecologische verbindingszone met haar landschappelijke en natuurlijke waarden.





Artikel 7                   Maatschappelijk - Militaire zaken

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      militaire doeleinden;

b      voorzieningen van algemeen nut;

c       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d      de overige daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen.

 

7.2             Bouwregels

 

7.2.1         Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 25%.

 

7.2.2        Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende bepaling:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

 

7.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Maximale

bouwhoogte

Situering

erf-

afscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten en antennes

overige

bouwwerken

Binnen bouwvlak

3 m

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

 

 

Buiten bouwvlak

3 m

6 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

3 m

 

7.3             Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van gebouwen;

c       detailhandel;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;

f        het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.





Artikel 8                   Verkeer

8.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      interlokale wegen en daarmee verband houdende voorzieningen;

b      lokale ontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;

c       langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;

d      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

e      (jongeren)ontmoetingsplaatsen;

 

met daarbij behorende:

f        voorzieningen van beeldende kunst;

g       voorzieningen van algemeen nut;

h      geluidwerende voorzieningen;

i        afvalcontainers (boven- en ondergronds);

j        groenvoorzieningen;

k      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2             Bouwregels

 

8.2.1         Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

8.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen

4 m

maximale bouwhoogte overige bouwwerken

10 m

 

b      Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

8.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 8.2.1 voor de bouw van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van (jongeren)ontmoetingsplaatsen, mits:

a      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

b      de oppervlakte per gebouw of overkapping niet meer bedraagt dan 15 m2.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

8.4             Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

c       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.





Artikel 9                   Water

 

9.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

b      voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;

 

met daarbij behorende:

c       groenvoorzieningen.

 

9.2             Bouwregels

 

9.2.1        Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

9.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen) gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale bouwhoogte

4 m





Artikel 10               Waarde - Archeologie

10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden van de gronden.

 

10.2       Bouwregels

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,4 m een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

1      De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2      De verplichting tot het doen van opgravingen.

3      De verplichting de bouwactiviteiten die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

10.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.

 

10.4        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1    Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.

 

10.4.2    Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.4.3    Toelaatbaarheid

a      De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b      Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

c       Indien uit het onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

1      De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

2      De verplichting tot het doen van opgravingen.

3      De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

d      Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.





Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 11               Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.





Artikel 12               Algemene bouwregels

12.1        Ondergeschikte bouwdelen

Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.

 

12.2        Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

12.3        Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a      ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;

b      de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil;

c       indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.

 

12.4        Afdekking van gebouwen:

Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 45 graden, met dien verstande dat:

a      tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;

b      geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;

c       in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen een bouwvlak.

 

12.5        Bestaande maten en hoeveelheden

a      Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

b      In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.





Artikel 13               Algemene gebruiksregels

13.1        Parkeernormen

13.1.1     Gebruiksregels

In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gronden en/of gebouwen) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.

 

13.1.2     Afwijking

Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 13.1.1, mits:

a      de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

b      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

13.1.3     Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen ‘Nota parkeernormen’ te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.

 

13.2        Ondergeschikte functie

De oppervlakte van een ondergeschikte functie/activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot een maximum van 200 m2.





Artikel 14               Algemene aanduidingsregels

 

14.1        Geluidzone - industrie 50 dB(A)

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie 50 dB(A)’ mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

14.2        Geluidzone - luchtvaart

14.2.1     Geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:

a      Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

1        Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing.

2        Nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan, voor zover die dienen ter vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing.

b      Vervangende nieuwbouw:

1        Vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.

 

14.2.2     Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen en de contouren van de geluidszone te wijzigen, indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van gewijzigde wet- en regelgeving

 

14.3        Luchtvaartverkeerzone

 

14.3.1     Luchtvaartverkeerzone - IHCS

Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - IHCS’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m
+ NAP.

 

14.3.2     Luchtvaartverkeerzone - ILS

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

1      21,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS 1’;

2      31,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS 2’;

3      41,8 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS 3’;

Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden,  mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.

 

14.4        Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - radarverstoringsgebied’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 56 m + NAP. Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 56 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.





Artikel 15               Algemene afwijkingsregels

15.1        Afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a      het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;

c       overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;

d      het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1      de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;

2      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;

3      de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;

met dien verstande dat het bepaalde in artikel 14 in acht moet worden genomen;

e      voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:

1      de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;

2      geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.

f        Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.





Artikel 16               Algemene wijzigingsregels

16.1        Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:

a      het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 m mag bedragen;

b      het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;

c       een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.

d      het aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- of gasdrukmeetstations toe te staan met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn.

e      het wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieu-categorieën, alsmede het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten, indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.

Een wijzigingsplan wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

16.2        Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ de bestemmingen van de gronden te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijventerrein’, met dien verstande dat:

a      de afstand van bouwgrenzen tot een bestemmingsgrens niet minder dan 5 m bedraagt;

b      de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedraagt;

c       voor de toegestane milieucategorieën wordt aangesloten bij de toegestane milieucategorieën van de omliggende bouwpercelen;

d      de bepalingen van artikel 5 ‘Bedrijventerrein’ van toepassing zijn;

e      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

f        er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

g       de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

h      voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

16.3        Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ de bestemming ‘Bedrijf - Puinbreekbedrijf’ en ‘Groen’ te wijzigen in de bestemmingen ‘Bedrijventerrein’, ‘Verkeer’ en ‘Groen’, met dien verstande dat:

a      langs de noordzijde van het wijzigingsgebied een strook van minimaal 10 m bestemd blijft voor ‘Groen’, waarbij de aanduiding ‘geluidwal’ wordt vervangen door de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’;

b      de aanduidingen ‘bedrijfswoning’ niet worden vergroot;

c       de afstand van de bouwgrenzen tot de bestemming ‘Water’ niet minder mag bedragen dan 4 m en tot een andere bestemmingsgrens niet minder dan 5 m;

d      de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedraagt;

e      voor de toegestane milieucategorieën wordt aangesloten bij de toegestane milieucategorieën van de omliggende bouwpercelen;

f        de bepalingen van artikel 5 ‘Bedrijventerrein’, artikel 6 ‘Groen’ en artikel 8 ‘Verkeer’ van toepassing zijn;

g       de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

h      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

i        de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed;

j        voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.

 

16.4        Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied 3’ ten behoeve van de vestiging van risicovolle bedrijven, mits:

a      de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt blijft tot de eigen inrichting;

b      er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;

c       de vestiging van de risicovolle inrichting niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.





Artikel 17               Overige regels

17.1        Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

a    Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

2      de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;

3      de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;

4      de situering van de gebouwen op het bouwperceel.

b    Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de mate van hinder voor de omliggende functies;

2      de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;

3      de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

4      de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

5      de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.

c    Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1                                   de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;

2                                   de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

3                                   de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;

4                                   de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;

5                                   de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.

d    Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

2      de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

e    Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de aanwezigheid van vluchtwegen;

2      de bereikbaarheid van de bouwwerken;

3      de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

f     Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;

2      overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

3      de bezonning;

4      het uitzicht;

5      privacy.

g    Ten aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met het volgende aspect:

1    de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.

 

17.2        Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.





Hoofdstuk 4            Overgangs- en slotregels

Artikel 18               Overgangsrecht

18.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

18.2        Overgangsrecht gebruik

a                                                                        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b                                                                        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c                                                                         Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d                                                                        Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





Artikel 19               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Goorkens/Hoogveld 2013'.

 

 

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Uden d.d. …………..

 

Mij bekend,

 

de griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 2013                                      Vastgesteld: 3 april 2013 


 

Bijlage 1

Staat van bedrijfsactiviteiten



p.m.


 


Bijlage 2

Nota parkeernomen