Inhoud
Artikel 3 Bedrijf - Composteerbedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Puinbreekbedrijf
Artikel 7 Maatschappelijk - Militaire zaken
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene bouwregels
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs-
en slotregels
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Nota parkeernormen
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Goorkens/Hoogveld
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0856.BPGoorkHoogv2013-VA01
met de bijbehorende regels en bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
a t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals politie, brandweer en ambulance.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidzoneringsplichtige
inrichting:
een inrichting, bij welke
ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan
een geluidzone moet worden vastgesteld.
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.
activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.
a een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, en/of;
b ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen.
grens van een bouwperceel.
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke
ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het
in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.
de lijst van bedrijven met basisinformatie voor milieuzonering zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.
de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak.
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes.
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige
huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
a voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits
de overschrijding niet meer dan
De voor 'Bedrijf - Composteerbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een composteerbedrijf;
b opslag van bouw-, bestratings- en rioleringsmaterialen;
c een milieustraat voor het inzamelen en storten van afval van particulieren;
met daarbij behorende:
a tuinen en erven;
b voorzieningen van algemeen nut;
c wegen en paden;
d (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
b Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20%.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
b Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Situeringseis |
Eis |
minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens |
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
|
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Situering |
erf- afscheidingen |
lichtmasten |
(reclame)masten en
antennes |
overige bouwwerken |
Binnen bouwvlak |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
Buiten bouwvlak |
|
|
|
|
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub
3.2.3 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal
1 de constructie van de erfafscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn;
2 de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;
3 geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
4 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Binnen de bestemming ‘Bedrijf - Composteerbedrijf’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b bewoning van gebouwen;
c detailhandel;
d het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
e het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;
f het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
g
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
De voor 'Bedrijf - Puinbreekbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een puinbreekbedrijf;
b opslag en uitstalling;
c bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning;
met daarbij behorende:
e tuinen en erven;
f voorzieningen van algemeen nut;
g wegen en paden;
h (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
i groenvoorzieningen;
j water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
b Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20%.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
b Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Situeringseis |
Eis |
minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens |
|
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
c Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:
Maatvoeringseis |
Eis |
maximale inhoud |
|
Situeringseis |
Eis |
minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens |
|
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
maximale gezamenlijk oppervlakte per bedrijfswoning |
|
Situeringseisen |
Eis |
minimale afstand achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw |
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
|
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Situering |
erf- afscheidingen |
lichtmasten |
(reclame)masten en
antennes |
overige bouwwerken |
Binnen bouwvlak |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
Buiten bouwvlak |
|
|
|
|
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub
4.2.5 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal
1 de constructie van de erfafscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn;
2 de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;
3 geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
4 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Binnen de bestemming ‘Bedrijf - Puinbreekbedrijf’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.
Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen;
5
Deze activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal
40% van het oppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal
6 Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b bewoning van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde;
c detailhandel;
d het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
e het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;
f het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
g
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bedrijven en bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' bedrijven uit milieucategorie 1 zijn toegestaan;
2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' bedrijven uit milieucategorie 2 zijn toegestaan;
3 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2' bedrijven uit de milieucategorieën 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
4 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2' bedrijven uit de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zijn toegestaan;
5 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - metaal- en/of houtbewerkend bedrijf’ tevens een bedrijf in metaal- en/of houtbewerking in de milieucategorie 4.1 is toegestaan;
6 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’ een risicovolle inrichting is toegestaan;
7 geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
b horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a;
c uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw’ tevens voor een bedrijfsverzamelgebouw;
d ter plaatse van de aanduiding ‘sport’ tevens voor een sportschool;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf’ tevens voor een kinderdagverblijf;
f bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met daarbij behorende:
g opslag en uitstalling;
h tuinen en erven;
i voorzieningen van algemeen nut;
j wegen en paden;
k (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
l groenvoorzieningen;
m water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
b Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 20% en niet meer bedragen dan 70%.
c
De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder
bedragen dan
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
b In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding ’maximale goot- en bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
c Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de situeringseis, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Situeringseis |
Eis |
minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens |
|
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
c Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale inhoud |
|
Situeringseisen |
Eis |
minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens |
|
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
maximale gezamenlijk oppervlakte per bedrijfswoning |
|
Situeringseisen |
Eis |
minimale afstand achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw |
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
|
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Situering |
erf- afscheidingen |
lichtmasten |
(reclame)masten en antennes |
overige bouwwerken |
Binnen bouwvlak |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
Buiten bouwvlak |
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 5.2.1 sub a, ten behoeve van
het bouwen van een uitbouw of ingangspartij tot maximaal
b het bepaalde in lid 5.2.1 sub b, ten behoeve van het toestaan van een hoger bebouwingspercentage van het bouwperceel tot maximaal 80% ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen;
c
het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, ten behoeve van
het toestaan van een grotere bouwhoogte voor gebouwen tot maximaal
d
het bepaalde in sub 5.2.5 voor het bouwen van
erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal
1 de constructie van de erfafscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn;
2 de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;
3 geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
4 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
e
het bepaalde in lid 5.2.5, ten behoeve van het
toestaan van een grotere bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot
maximaal
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - metaal- en/of houtbewerkend bedrijf’ zijn ondergeschikte straalwerkzaamheden toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’ dient de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt te blijven tot de eigen inrichting.
Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen;
a
Deze activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal
40% van het oppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal
b Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b bewoning van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde;
c detailhandel;
d zelfstandige horeca;
e het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
f het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;
g het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
h het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
i het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a het bepaalde in lid 5.1 sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
1 deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
2 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3 er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;
b het bepaalde in lid 5.1 sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
1 deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
2 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3 er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
4 de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;
c het bepaalde in lid 5.1 sub c, en nieuwvestiging van bedrijfsverzamelgebouwen toestaan, mits:
1 op de gewenste locatie geen bedrijven uit de milieucategorieën 4.1, 4.2 of hoger zijn toegestaan;
2 de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3 op eigen terrein of in de omgeving wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’, met dien verstande dat de parkeerdruk op de openbare ruimte niet mag toenemen;
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven uit milieucategorie 5.1 of bedrijven die naar aard en invloed gelijk zijn aan bedrijven uit milieucategorie 5.1, mits:
a het gronden betreft waar nu geen bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
b de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
c er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
d de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 13.1;
e
voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd
in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ een ecologische verbindingszone en het behoud, de versterking en/of herstel van de aan de gronden eigen zijnde of te ontwikkelen landschappelijke en natuurwaarden;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’ tevens voor afschermend groen;
d langzaamverkeersroutes;
e routes voor calamiteitenverkeer;
f ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ tevens voor geluidafschermende voorzieningen;
met daarbij behorende
g speelvoorzieningen;
h voorzieningen van beeldende kunst;
i voorzieningen van algemeen nut;
j geluidafschermende voorzieningen;
k afvalcontainers (boven- en ondergronds);
l water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Maatvoeringseisen |
Eis |
Maximale bouwhoogte speeltoestellen |
|
maximale bouwhoogte geluidafschermende voorzieningen |
|
maximale bouwhoogte overige bouwwerken |
|
b Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b parkeervoorzieningen;
c het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
d het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
e het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
f het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
g het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’ en ‘ecologische verbindingszone’ een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’:
1 het kappen of rooien van bomen en houtgewas;
2 het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
3 het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden.
b ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’:
1 het kappen of rooien van bomen en houtgewas;
2 het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
3 het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
4 het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
5 het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
6 het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden;
7 het aanleggen van (ondergrondse) leidingen.
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a de eerste aanleg van de groenvoorzieningen betreffen;
b het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
c reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts
worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud,
het herstel en de ontwikkeling van het afschermend groen dan wel van de
ecologische verbindingszone met haar landschappelijke en natuurlijke waarden.
De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a militaire doeleinden;
b voorzieningen van algemeen nut;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d de overige daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
b Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 25%.
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende bepaling:
a De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
|
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Situering |
erf- afscheidingen |
lichtmasten |
(reclame)masten en antennes |
overige bouwwerken |
Binnen bouwvlak |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
|
aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ |
Buiten bouwvlak |
|
|
|
|
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b bewoning van gebouwen;
c detailhandel;
d het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
e het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;
f het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
g
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a interlokale wegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
b lokale ontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
c langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;
d (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
e (jongeren)ontmoetingsplaatsen;
met daarbij behorende:
f voorzieningen van beeldende kunst;
g voorzieningen van algemeen nut;
h geluidwerende voorzieningen;
i afvalcontainers (boven- en ondergronds);
j groenvoorzieningen;
k water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (m.u.v. overkappingen) gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale bouwhoogte geluidwerende
voorzieningen |
|
maximale bouwhoogte overige bouwwerken
|
|
b Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 8.2.1 voor de bouw van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van (jongeren)ontmoetingsplaatsen, mits:
a
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
b
de oppervlakte per gebouw of overkapping niet
meer bedraagt dan
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a seksuele dienstverlening;
b een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
c het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
d het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
e het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
f het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
g
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
met daarbij behorende:
c groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen) gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale bouwhoogte |
|
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden van de gronden.
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de
andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter
dan
b Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de bouwactiviteiten die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Indien uit het onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
d Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door
ondergeschikte bouwdelen tot maximaal
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;
b de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil;
c indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.
Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 45 graden, met dien verstande dat:
a tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;
b geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
c in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen een bouwvlak.
a Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
b
In het geval van (her)bouw van gebouwen is het
bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op
dezelfde plaats.
In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gronden en/of gebouwen) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.
Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 13.1.1, mits:
a de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
b de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen ‘Nota parkeernormen’ te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.
De oppervlakte van een ondergeschikte functie/activiteit mag
niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot een
maximum van
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie 50 dB(A)’ mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:
a Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:
1 Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing.
2 Nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan, voor zover die dienen ter vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing.
b Vervangende nieuwbouw:
1 Vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen en de contouren van de geluidszone te wijzigen, indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van gewijzigde wet- en regelgeving
Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - IHCS’
mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
bedragen dan
+ NAP.
a Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
1
2
3
Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.
b Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone -
radarverstoringsgebied’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
c overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
d het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1 de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
2 de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;
3
de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve
van de antenne-installatie mag maximaal
met dien verstande dat het
bepaalde in artikel
e
voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met
een ondergrondse bouwdiepte van maximaal
1 de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
2 geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.
f Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken
wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in
artikel 17, lid 17.1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:
a
het aanbrengen van wijzigingen betrekking
hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien
bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in
verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van
een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de
verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan
b het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
c een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
d
het aanpassen van de regels en het oprichten van
transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- of gasdrukmeetstations
toe te staan met een inhoud van maximaal
e het wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieu-categorieën, alsmede het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten, indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.
Een wijzigingsplan wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen
door ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied
a
de afstand van bouwgrenzen tot een
bestemmingsgrens niet minder dan
b
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak
niet meer dan
c voor de toegestane milieucategorieën wordt aangesloten bij de toegestane milieucategorieën van de omliggende bouwpercelen;
d de bepalingen van artikel 5 ‘Bedrijventerrein’ van toepassing zijn;
e de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
f er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
g de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.
h voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen
door ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied
a
langs de noordzijde van het wijzigingsgebied een
strook van minimaal
b de aanduidingen ‘bedrijfswoning’ niet worden vergroot;
c
de afstand van de bouwgrenzen tot de bestemming
‘Water’ niet minder mag bedragen dan
d
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak
niet meer dan
e voor de toegestane milieucategorieën wordt aangesloten bij de toegestane milieucategorieën van de omliggende bouwpercelen;
f de bepalingen van artikel 5 ‘Bedrijventerrein’, artikel 6 ‘Groen’ en artikel 8 ‘Verkeer’ van toepassing zijn;
g de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
h er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
i de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed;
j voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 17, lid 17.1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen
ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied
a de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt blijft tot de eigen inrichting;
b er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
c
de vestiging van de risicovolle inrichting niet
leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden
van de naastgelegen percelen.
Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:
a Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
2 de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
3 de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
4 de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
b Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de mate van hinder voor de omliggende functies;
2 de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
3 de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
4 de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
5 de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
c Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
2 de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
3 de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
4 de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
5 de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
d Ten
aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende
aspecten:
1 de mogelijkheden voor de verbetering
van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige
plek;
2 de mate waarin de toezicht op en de
overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
e Ten
aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden
worden met de volgende aspecten:
1 de aanwezigheid van vluchtwegen;
2 de bereikbaarheid van de bouwwerken;
3 de beschikbaarheid en bereikbaarheid
van adequate blusmiddelen.
f Ten
aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de
volgende aspecten:
1 de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
2 overlast door lawaai, stank en/of
trillingen;
3 de bezonning;
4 het uitzicht;
5 privacy.
g Ten
aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met het volgende aspect:
1 de
parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke
regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van
de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Goorkens/Hoogveld 2013'.
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Uden d.d. …………..
Mij bekend,
de griffier.
Rosmalen, april 2013 Vastgesteld: 3 april 2013
Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
p.m.
Bijlage 2
Nota parkeernomen