De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Gas' niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven ondergeschikte bestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding c.q. directeur van het energiebedrijf.
Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend:
a het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
b het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
c het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' aan weerszijden van de aardgastransportleiding:
a het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren dan wel het anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
b het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
c het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
d het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven in de grond;
e het leggen van kabels en leidingen en drainage, met uitzondering van de leiding als bedoeld in lid 15.1;
f het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
a De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leiding.
b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 15.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Het in lid 15.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:
a werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.