De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoogspanningsleiding, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven ondergeschikte bestemming, mits:
a geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding c.q. directeur van het energiebedrijf.
b
de maximale bouwhoogte van bouwwerken niet meer
bedraagt dan
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aan weerszijden van de hoogspanningsleiding:
a het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;
b het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m¹;
c het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
a De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leiding.
b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 16.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Het in lid 16.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:
a werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.