REGELS behorend bij:
Bestemmingsplan Groepsaccommodatie Eikenlaan 1, Heerde
Gemeente Heerde
Vastgesteld 15 april 2019
|
INHOUD PLANREGELS
|
|
HOOFDSTUK 1
Artikel 1 Artikel 2
|
INLEIDENDE REGELS
|
3 6 |
HOOFDSTUK 2
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
|
BESTEMMINGSREGELS
|
7 9 10 |
HOOFDSTUK 3
Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 |
ALGEMENE REGELS
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
|
13 13 14 |
HOOFDSTUK 4
Artikel 9 Artikel 10
|
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
14 15 |
BIJLAGE |
|
WIJZE VAN METEN
|
||
|
|
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
|
2.1 |
de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
|
|
2.2 |
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
|
|
2.3 |
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
|
|
2.4 |
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
|
|
2.5 |
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een anderbouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
|
|
2.6 |
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
|
|
2.7 |
de oppervlakte van een bouwblok: de bebouwde oppervlakte binnen een bouwvlak gemeten aan de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen aan de buitenzijde van het bouwblok, bouwwerken-geen gebouw zijnde, erfverhardingen en tuinen meegerekend; landschappelijke inpassing, kuilvoerplaten, mestbassins, teeltondersteunende voorzieningen en sleufsilo's niet meegerekend;
|
|
|
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt. |
|
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS
|
|
||
BOS
|
|
|||
|
3.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
||
|
|
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
|
|
a. |
bos, bebossing, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
|
|
|
b. |
extensief recreatief medegebruik; |
|
|
|
c. |
in- en uitritten; |
|
|
|
met de daarbij behorende andere-bouwwerken en voorzieningen.
|
||
|
3.2 |
Bouwregels |
||
|
|
Op de tot Bos bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat: |
||
|
|
a. |
de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht; |
|
|
|
b. |
de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
|
|
|
3.3 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
|
||
|
3.3.1 |
Het is verboden binnen de bestemming Bos de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning: |
||
|
|
a. |
afgraven dieper dan 30 cm |
|
|
|
b. |
aanleg drainagestelsel |
|
|
|
c. |
aanleg, verbreden, verbeteren sloten/greppels |
|
|
|
d. |
rooien en/of kappen van bomen en/of houtgewas |
|
|
|
e. |
aanbrengen ondergrondse leidingen |
|
|
|
f. |
aanleggen van recreatieve paden en voorzieningen |
|
|
|
g. |
aanleggen parkeerplaatsen |
|
|
|
|
|
|
|
3.3.2 |
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: |
||
|
|
a. |
het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen; |
|
|
|
b. |
reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. |
|
|
3.3.3 |
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 3.3.1, kan alleen worden verleend indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind. |
||
RECREATIE - VERBLIJFSRECREATIE
|
|
||||
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
|||
|
|
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|||
|
|
a. |
bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie in recreatieverblijven ten behoeve verblijfsrecreanten met daarbij behorende algemene voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen; |
||
|
|
b. |
ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, uitsluitend een bedrijfswoning.
|
||
|
4.2 |
Bouwregels
|
|||
|
|
Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
|
|||
|
4.2.1 |
Gebouwen Voor alle gebouwen geldt dat deze binnen het bouwvlak gebouwd dienen te worden waarbij het bebouwingspercentage niet meer dan 30% mag bedragen.
|
|||
|
4.2.2 |
Recreatieverblijven Voor recreatieverblijven gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
|
a. |
het aantal recreatieverblijven mag niet meer dan 4 bedragen; |
||
|
|
b. |
recreatieverblijven mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd; |
||
|
|
c. |
de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen; |
||
|
|
d. |
de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen; |
||
|
|
e. |
de oppervlakte van een recreatieverblijf inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 175 m2 bedragen; |
||
|
|
f. |
de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven mag niet minder bedragen dan 3 m.
|
||
|
4.2.3 |
Gebouwen ten behoeve van algemene voorzieningen Voor gebouwen ten behoeve van algemene voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
|
a. |
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; |
||
|
|
b. |
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
|
||
|
4.2.4 |
Bedrijfswoning Voor de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
|
a. |
maximaal een bedrijfswoning is toegestaan; |
||
|
|
b. |
de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 225 m2 bedragen; |
||
|
|
c. |
de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen; |
||
|
|
d. |
de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen; |
||
|
|
e. |
de dakhelling mag niet minder dan 30 graden en niet meer dan 60 graden bedragen.
|
||
|
4.2.5 |
Bijbehorende bouwwerken Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: |
|||
|
|
a. |
de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m; |
||
|
|
b. |
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2.
|
||
|
4.2.6 |
Andere-bouwwerken Voor andere-bouwwerken gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
|
a. |
de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen; |
||
|
|
b. |
in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat de bouwhoogte van verkeers-, sport-, klim-, en speelvoorzieningen niet meer dan 4 m mag bedragen; |
||
|
|
c. |
in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten niet meer dan 8 m mag bedragen. |
||
|
|
d. |
in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.
|
||
|
4.2.7 |
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning de volgende regels gelden: |
|||
|
|
a. |
de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en van een carport niet minder dan 1 m; |
||
|
|
b. |
de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en carports niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel; |
||
|
|
c. |
de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; |
||
|
|
d. |
de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of een carport die niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m; |
||
|
|
e. |
de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; |
||
|
|
f. |
de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen; |
||
|
|
g. |
de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; |
||
|
|
h. |
in afwijking van het bepaalde onder a tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw, doch dit is niet van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist - en in strijd met het voorheen geldende plan.
|
||
|
4.3 |
Nadere eisen
|
|||
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: |
|||
|
|
a. |
de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: |
||
|
|
|
1. |
het beginsel van bebouwingsconcentratie; |
|
|
|
|
2. |
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
|
|
|
3. |
de landschappelijke inpassing; |
|
|
|
|
4. |
de verkeersveiligheid; |
|
|
|
|
5. |
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; |
|
|
|
|
6. |
de milieusituatie; |
|
|
|
|
7. |
het landschappelijk karakter van het gebied. |
|
|
|
b. |
de plaats, de afmetingen en de nokrichting van de bebouwing ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering (= bebouwings- en landschapsstructuur) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap en ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.
|
||
|
4.4 |
Specifieke gebruiksregels
|
|||
|
4.4.1 |
Strijdig gebruik Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 41 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend: |
|||
|
|
a. |
het gebruik van gebouwen voor doeleinden van permanente bewoning waaronder ook begrepen wordt tijdelijke huisvesting, met dien verstande dat dat niet geldt voor bedrijfswoningen; |
||
|
|
b. |
het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen; |
||
|
|
c. |
het gebruik van afschermende groensingels voor het plaatsen van kampeermiddelen of recreatief gebruik.
|
||
|
4.5 |
Voorwaardelijke verplichting
|
|||
|
4.5.1 |
Voorwaardelijke verplichting
|
|||
|
|
a. |
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en de randvoorwaarden conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
|
||
|
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a, mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat de aanleg van de landschapsmaatregelen als bedoeld onder a worden uitgevoerd tijdens het eerst volgende plantseizoen na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
|
||
|
|
c. |
In afwijking hierop geldt dat de coniferenhaag aan de wegzijde van de Eikenlaan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt vervangen door streekeigen beplanting. |
||
WAARDE - MIDDELHOGE ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING
|
|
||||
|
5.1 |
|
|||
|
|
De voor 'Waarde - Middelhoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
|
|||
|
5.2 |
Bouwregels
|
|||
|
|
Op de tot 'Waarde - Middelhoge archeologische verwachting' bestemde gronden gelden voor het bouwen van bebouwing de volgende regels: |
|||
|
|
1. |
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen van een bouwwerk groter dan 1.000 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld; |
||
|
|
2. |
in afwijking van het gestelde onder 1 hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder 1 te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is: |
||
|
|
|
a. |
de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut (met uitzondering van nieuwe kelders); |
|
|
|
|
b. |
de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5m uit de bestaande fundering, met behoud van bestaande funderingen; |
|
|
|
|
c. |
de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld; |
|
|
|
|
d. |
naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. |
|
|
|
3. |
Indien het onder 1 genoemde rapport of de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. |
||
|
|
4. |
indien uit het onder 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 2 onder d of uit het vervolgonderzoek bedoeld in 3 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen: |
||
|
|
|
a. |
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; |
|
|
|
|
b. |
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; |
|
|
|
|
c. |
de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; |
|
|
|
|
d. |
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
|
|
|
5.3 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
|
|||
|
|
Artikel 8 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
|
|||
|
5.4 |
Wijzigingsbevoegdheid
|
|||
|
|
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde: |
|||
|
|
1. |
De dubbelbestemming Waarde - Middelhoge archeologische verwachting geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; |
||
|
|
2. |
De dubbelbestemming Waarde - Archeologische monumenten op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn. |
||
7 |
ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
|
||
|
|
Strijdig gebruik Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van: |
|
|
|
a. |
gebouwen ten behoeve van een seksinrichting; |
|
|
b. |
gronden voor de voorgevel ten behoeve van een zwembad;
|
|
|
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan: |
|
|
|
a. |
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning is vereist en deze is verleend; |
|
|
b. |
de opslag van materiaal en het stallen van caravans in bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. |
|
|
|
|
8 |
OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET UITVOEREN VAN WERKEN OF WERKZAAMHEDEN
|
||
|
8.1 |
Vergunningplicht
|
|
|
|
Behoudens het bepaalde in lid 8.3.1, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
|
a. |
aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
|
|
b. |
verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden; |
|
|
c. |
Het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen.
|
|
8.2 |
Vergunningplicht archeologie
|
|
|
|
Behoudens het bepaalde in lid 8.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
|
a. |
aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
|
|
b. |
verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingen; |
|
|
c. |
aanleggen en dempen van watergangen en poelen; |
|
|
d. |
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen (nutsvoorzieningen) breder dan 80 cm en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; |
|
|
e. |
diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m onder het maaiveld - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering; |
|
|
f. |
bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
|
|
8.3 |
Uitzonderingen vergunningplicht
|
|
|
8.3.1 |
Algemeen Het in lid 8.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: |
|
|
|
a. |
werken en werkzaamheden in het kader van het normale (agrarisch) beheer, onderhoud en exploitatie; |
|
|
b. |
werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan; |
|
|
c. |
werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden; |
|
|
d. |
werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen; |
|
|
e. |
voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk.
|
|
8.3.2 |
Archeologie Het in lid 8.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: |
|
|
|
a. |
werken en werkzaamheden in het kader van het normale (agrarische) beheer, onderhoud en exploitatie, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; |
|
|
b. |
werken en werkzaamheden waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan; |
|
|
c. |
werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.2 bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen; |
|
|
d. |
voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; |
|
|
e. |
in het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; |
|
|
f. |
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,4m onder het bestaande maaiveld met een maximale oppervlakte van 1.000 m2 in een gebied met een Waarde - Middelhoge archeologische verwachting.
|
|
8.4 |
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden |
|
|
|
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen: |
|
|
|
a. |
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel |
|
|
b. |
de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
|
|
8.5 |
Rapportageplicht Archeologie
|
|
|
|
De onder lid 8.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
|
|
|
8.6 |
Deskundige advies archeologie
|
|
|
|
Indien het onder 8.5 genoemde rapport of de beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. |
10 |
SLOTREGEL
|
|
|
|
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Groepsaccommodatie Eikenlaan 1, Heerde vastgesteld 15 april 2019. |