HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt
verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan
Buitengebied 2007 van de gemeente Oldebroek;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0269.BG101-0004
met de bijbehorende regels;
aanbouw:
een gebouw dat als
afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding:
een geometrisch bepaald
vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
aan-huis-verbonden
bedrijfsactiviteit:
het verlenen van
diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door
middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang
en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de
daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan
worden uitgeoefend;
aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of
in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig,
maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan
wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven
(waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting),
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de
desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de woonfunctie;
afdekfolie:
folie die op de bodem
wordt aangebracht om de groei van gewassen te bevorderen;
afpalingskring:
een met palen
aangegeven gebied rondom een eendenkooi, waarbinnen de rust van de eenden niet
verstoord mag worden;
agrarisch aanverwant
bedrijf:
een bedrijf, dat in
nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in
hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren, van het kweken van
wormen en/of van het bewerken en telen van gewassen, al dan niet in combinatie
met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij en een wormenkwekerij;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is
gericht op het bedrijfsmatig produceren en/of het bedrijfsmatig voortbrengen
van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van
dieren, waaronder mede wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij
en een veehandelsbedrijf;
agrarisch gebruik:
gebruik dat gericht is
op het bedrijfsmatig houden en/of op het hobbymatig houden van dieren
(grondgebonden en niet-grondgebonden) en/of op het
telen van gewassen, niet zijnde bloemkwekerijgewassen, boomkwekerijgewassen,
graszodenteelt en/of containerteelt;
Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992,
houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze wet luidt ten tijde van
de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
ander werk:
een werk, geen bouwwerk
zijnde;
archeologisch monument:
terrein dat van
algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun cultuurhistorische
waarde en/of hun betekenis voor de wetenschap en/of hun schoonheid en die
daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich
voorwerpen en/of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
bassin:
een mest- of een
waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische
activiteiten;
bebouwing:
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een in de regels
aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal
bebouwd mag worden;
bed en breakfast:
een bedrijfsmatige
voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting
en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan
maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient
voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsmatige exploitatie:
het door middel van een
bedrijf, een stichting of een ander rechtspersoon beheren en/of exploiteren van
recreatieobjecten en/of recreatieparken, waarbij voor recreatieverblijven
geldt, dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden
worden aangeboden;
bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij
een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw
of het terrein noodzakelijk is voor beheer en toezicht;
Bedrijven en milieuzonering:
handreiking van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)
2008, uitgave 2009;
beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de begane
grondvloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een (dienstverlenend)
bedrijf of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief
administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;
Besluit ruimtelijke ordening:
Besluit van 21 april
2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit Besluit luidt
ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bestaand:
a. voor bouwwerken die
krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en
werkzaamheden:
- aanwezig zijn, in
uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning,
ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
b. voor het overige
gebruik:
- bestaand ten tijde
van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een op zichzelf staand,
al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat
hoofdgebouw;
binnenbak:
overdekte piste
voorzien van een doorgaans bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast
africhting en training van het paard, eveneens toetsing van de prestaties van
de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
biologisch agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is
gericht op het bedrijfsmatig produceren en/of voortbrengen van producten door
middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, in samenwerking
met de natuur en waar geen gebruik wordt gemaakt van kunstmest en chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen;
bloemkwekerijbedrijf:
een bedrijfsvoering die
specifiek gericht is op de teelt van perkplanten, potplanten, snijbloemen en
vaste planten;
boomteelt:
een bedrijfsvoering die
specifiek gericht is op de teelt van boomkwekerijgewassen;
boomkwekerijbedrijf:
een bedrijfsvoering die
specifiek is gericht op de boomteelt, op de fruitteelt en op de sierteelt, in
de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
boomkwekerijgewassen:
houtige gewassen zoals
bomen, heesters en struiken, die geteeld worden door bijvoorbeeld een
boomkwekerijbedrijf;
bosbouw:
het geheel van
bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en op
de ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de
functies) houtproductie, landschap, milieu, natuur en recreatie;
bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, het
veranderen of het vernieuwen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte
van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale
vloer of een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel
van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije
doorgangshoogte meer bedraagt dan
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
een grens van een
bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald
vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, metaal, steen of enig ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun
vindt in of op de grond;
bouwwerken behorende bij een paardenbak:
een omheining of een
hekwerk en lichtmasten;
buitenbak, paardenbak, paardentrainingsveld of
rijbak:
een niet-overdekte
piste voorzien van een bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting
en training van het paard eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie
paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
college:
het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;
containerteelt:
het niet in de vollegrond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en
tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten
behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk,
aan een landschapselement of aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door
het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de
geschiedenis van dat bouwwerk, van dat landschapselement of van dat gebied
heeft gemaakt;
dak:
iedere bovenbeëindiging
van een gebouw;
dakkapel:
een ondergeschikte
uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en
lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het
verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van
een beroepsactiviteit, met uitzondering van e-commerce;
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende
instelling:
een bedrijf of een
instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen fotostudio's,
kapperszaken, mani- en/of pedicures,
schoonheidssalons, trimsalons en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en
een seksinrichting;
dienstverlening:
het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering
van een seksinrichting;
e-commerce:
een vorm van
bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren
verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend
verloopt via
e-mail, fax, internet,
post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen
en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand
geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen
niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of opslag
van goederen;
eendenkooi:
een stuk land en water,
waaronder een vangkooi, ingericht om wilde eenden te vangen ten behoeve van
diverse doeleinden, zoals consumptie, ringen of wetenschappelijk onderzoek;
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de
begane grond;
erf:
een al dan niet bebouwd
perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de
bestemming deze inrichting niet verbiedt;
erker:
een uitbouw aan een
hoofdgebouw waarvan:
a. de breedte niet meer dan 60% is van de
breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
b. de diepte niet meer dan
c. de bouwhoogte niet meer dan
d. de oppervlakte niet meer dan
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie,
welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen
van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en
een seksautomatenhal;
essengebied:
een door mensen
opgehoogd gebied bestaande uit bouwland en/of grasland waarbij het opgehoogde
gebied gekenmerkt wordt door een bol, glooiend en open karakter;
extensief agrarisch grondgebruik:
agrarisch grondgebruik
van de grond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aldaar
voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden van het waardevolle open
polderlandschap voorop staat;
extensief dagrecreatief medegebruik:
het medegebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan, zoals fietsen, kanoën, paardrijden,
wandelen, een picknickplaats, een vissteiger of een naar de aard daarmee gelijk
te stellen medegebruik;
Flora- en faunawet:
Wet van 25 mei 1998,
houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en
diersoorten, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestem-mingsplan;
fruitteelt:
de teelt of het kweken
van fruit aan houtige gewassen;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij,
waarbij de dienst aan derden voor het gebruik van paarden ten behoeve van de
recreatie en/of van de sport voorop staat, al dan niet in combinatie met een
productiegerichte paardenhouderij, waarbij onder
andere lichtmasten, meerdere paardenbakken, parkeervoorzieningen en een
tredmolen noodzakelijk zijn;
geluidsbelasting vanwege een bedrijf:
de etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de
inrichtingen en door de toestellen aanwezig bij een bedrijf;
geluidsbelasting vanwege een bedrijventerrein:
de etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de
gezamenlijke activiteiten en door de toestellen van de bedrijven aanwezig op
het bedrijventerrein;
geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer:
de etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het
gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie
van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of in het Besluit
geluidhinder;
geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het
gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van
weggedeelten;
geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen
ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder of in het Besluit geluidhinder;
geluidszoneringsplichtige
inrichting:
een inrichting, bij
welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
gevoelige functie:
* gebouwen waarin
gewoond wordt ongeacht of de bewoning legaal of illegaal is;
* aanwezigheid van
kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen, ouderen of zieken, in gebouwen zoals
scholen, ouderenhuisvesting en ziekenhuizen;
* plaatsen in de
openlucht waar het verrichten van bovengemiddelde fysieke inspanning
plaatsvindt, zoals sportvelden;
* locaties waar
tijdelijk wordt verbleven, zoals recreatieterreinen;
groepsaccommodatie:
een verblijf met meer
dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiel, voor en gebezigd als verblijf voor
vakantie en andere recreatieve doeleinden;
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische
bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het
gebruik van agrarische gronden geheel of nagenoeg geheel noodzakelijk is voor
het functioneren van het agrarisch bedrijf zoals akkerbouw en melkveehouderij,
inclusief een productiegerichte paardenhouderij en
een veehandelsbedrijf;
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in
combinatie met een intensieve veehouderij:
een gecombineerde
agrarische bedrijfsvoering, waarbij de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
qua gebouwenoppervlakte groter is dan de intensieve veehouderij-bedrijfsvoering
en waarbij de gebouwenoppervlakte van de intensieve veehouderij-bedrijfsvoering
groter is dan
Habitatrichtlijn:
de EG-richtlijn inzake
de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna
(92/43/EEG van 21 mei
halfvrijstaande woningen:
een blok van twee aaneengebouwde woningen;
hogere grenswaarde:
de maximaal toelaatbare
geluidsbelasting in geluidszones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen,
die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan
worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit
geluidhinder;
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op
de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
hoofdwoonverblijf:
de plaats waar een
persoon gedurende een jaar de meeste nachten doorbrengt, in combinatie met de
plaats waar hij of zij, zijn of haar sociaal/maatschappelijk leven heeft;
horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of een
instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en
ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
houtteelt:
de bedrijfsmatige
uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de
houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en
waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings-
en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
intensief tuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf
met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een
champignonkwekerij, een witlofkwekerij, of een combinatie van deze
bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen
met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;
intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf
of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste
kampeermiddel:
een kampeerauto, een tent,
een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig
of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een
stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet geen
bouwvergunning is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen
of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan
wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
kas:
een gebouw, niet zijnde
een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de
wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander licht
doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van bloemen, groenten, planten
en/of vruchten;
kelder:
een bouwlaag onder een
gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;
kernkwaliteit:
de aanwezige
cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke kwaliteiten die aanwezig
zijn in een bepaald gebied, waarbij het beleid gericht is op de bescherming en
de ontwikkeling van die aanwezige kwaliteiten;
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige
wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht of geen
vergunningsplicht op grond van de milieuwetgeving geldt en die door de beperkte
omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
kleinschalig kampeerterrein:
een terrein of een
plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om
daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen op maximaal 25 standplaatsen, ten behoeve van recreatief
nachtverblijf door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
(kuil)plaat:
een inrichting
bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van (voeder)opslag buiten
een gebouw;
kunstwerk:
een met het oog op
artistieke kwaliteit door kunstenaars beroepsmatig vervaardigd product;
landgoed:
een groot stuk grond
van meerdere hectares bestaande uit bebossing en andere houtopstanden, landerijen
en tuinen met een woongebouw 'van allure', zoals een landhuis en een grote
boerderij.
landschappelijke waarden:
de aan een gebied
toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijnings-vorm
van dat gebied;
longeercirkel:
een ruimte (eventueel
overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding
specifieke training gegeven kan worden;
lpg:
liquified petroleum gas, dat wordt toegepast als brandstof
voor motorvoertuigen al dan niet onder de naam autogas;
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve
voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen en uitvaart,
sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve
van openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte
horeca ten dienste van deze voorzieningen;
manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten
met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van
gelegenheid tot het berijden en het stallen van paarden en pony's (waaronder
het lesgeven, het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische
evenementen of de verhuur);
mantelzorg:
het bieden van zorg aan
een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke vlak en/of het medische vlak
en/of het psychische vlak en/of het sociale vlak, op vrijwillige basis en
buiten organisatorisch verband;
(mest)plaat:
een inrichting
bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van de opslag van vaste
mest buiten een gebouw;
(mest)silo:
een bouwwerk voor het
opslaan van agrarische producten, voor het opslaan van mest dan wel voor het
opslaan van veevoeder;
molenbiotoop:
het gebied rondom een
molen dat van essentieel belang is voor de vrije windvang en het zicht op de
molen;
Monumentenwet 1988:
Wet van 23 december
1988, houdende de wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door
het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten, zoals deze wet luidt ten tijde
van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
multifunctioneel bos:
bos met een functie
voor de houtproductie, de extensieve recreatie en het landschaps-
en natuurbehoud;
Natura 2000:
een samenhangend
netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Lidstaten van
de Europese Unie en omvat alle gebieden die beschermd zijn op grond van de
Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992), welke richtlijnen zijn
geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998;
Natuurbeschermingswet 1998:
Wet van 25 mei 1998,
houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, zoals deze wet
luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
natuurbos:
bos dat primair een
functie heeft voor het natuurbehoud;
natuureducatie en/of recreatie
educatieve
dagactiviteiten en dagrecreatie die zich richten op natuur- en landschapsbeheer
en/of op de landbouw, zoals een educatieve boerderij, open huis-rondleidingen,
tentoonstellingen, workshops, excursies en sommige sport- en spelactiviteiten
zoals boerengolf, huifkartochten en het beperkt verhuren van kano´s, paarden en
fietsen.
natuurlijke rietoevers:
onbeschoeide oevers die
begroeid zijn met riet;
natuurlijke waarden:
de aan een gebied
toegekende waarden in verband met de biologische elementen, de bodemkundige
elementen en de geologische elementen, voorkomend in dat gebied;
Nederlandse grootte-eenheden (nge)
een economische
maatstaf (opgesteld door het Landbouwkundig Economisch Instituut) die wordt
gebruikt om de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vast
te stellen;
niet-grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische
bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig
niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een
intensief tuinbouwbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
niet-volwaardig bedrijf:
een agrarisch bedrijf
waarvan de bedrijfsomvang niet minder is dan 10 Nederlandse grootte-eenheden (nge) en niet meer is dan 40 Nederlandse grootte-eenheden (nge);
normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik,
dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch
gebruik van de gronden;
normaal beheer en/of normaal onderhoud:
het beheer en/of het
onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed
beheer en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de
betreffende bestemming behoren;
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor
telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of
onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes,
telefooncellen en transformatorhuisjes;
onderbouw:
het gedeelte onder de
eerste bouwlaag van een gebouw;
ondersteunende horeca:
het consumeren en het
daarvoor moeten betalen van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken in
een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming 'Horeca' heeft;
ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt
bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een
bedrijfseigen mestvergisting of een intensieve tak veehouderij;
onevenredige aantasting van de aanwezige waarden:
het resultaat van een
planologische ingreep die een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect heeft
op de aanwezige waarden in dat gebied;
open polderlandschap:
een laagveengebied
en/of een weidevogelgebied, dat in hoofdzaak bestaat uit grasland en/of
weidebouw en dat gekenmerkt wordt door een grote openheid, een hoge
grondwaterstand en een slagenverkaveling met een dicht slotenpatroon;
opgaande teeltvormen:
de teelt van opgaande
sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige
gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt
van meerjarige gewassen;
overkapping:
elk bouwwerk, geen
gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;
paardenhouderij:
een bedrijf, niet
zijnde een manege, dat gericht is op het houden van paarden, waaronder mede
wordt verstaan een pensionstal, de verhuur van paarden en rijtuigen en/of het
geven van instructie;
paddock:
een ruimte, eventueel
(deels) overdekt, waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen
inzicht vrij kunnen bewegen;
peil:
a indien op het land
wordt gebouwd:
* voor een bouwwerk op
een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte
van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
* voor een bouwwerk op
een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de
hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de
bouw;
b indien in of op het
water wordt gebouwd:
* het Normaal
Amsterdams Peil;
perceelgrens:
de grens van een
bouwperceel;
permanente bewoning:
het hebben van een hoofdwoonverblijf in een recreatieverblijf, in een
stacaravan, in een toercaravan of in een ander kampeermiddel;
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in
goederen die ter plaatse worden gerepareerd, worden geteeld, worden toegepast
en/of worden vervaardigd in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij,
niet zijnde een pensionstal, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan
en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het
voortbrengen, het africhten, het trainen en/of het verhandelen van paarden,
waarbij het geven van instructie als een ondergeschikte activiteit is
toegestaan;
prostitutie:
het zich beschikbaar
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen
een vergoeding;
recreatieverblijf:
een permanent aanwezig
gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of
een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die het hoofdwoonverblijf
elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend
voor recreatieve doeleinden;
recreatieve bewoning:
de bewoning die
plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
rijenbouw:
een blok van meer dan
twee zijdelings aaneen gebouwde woningen;
risicogevoelig bouwwerk of object
een bouwwerk of een
object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van
mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij
welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde,
een richtwaarde voor het risico of een risico-afstand
moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare
of beperkt kwetsbare objecten;
schuilgelegenheid:
een bouwwerk dat een
dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier
vrij in en uit kan lopen;
seksinrichting:
de voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt
verstaan, een erotische-massagesalon, een
escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een
seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij
deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijfstypen,
ingedeeld conform de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008 van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS), uitgave 2009;
Staat van horeca-inrichtingen:
een als bijlage bij
deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van
horecabedrijven, ingedeeld in drie categorieën;
stacaravan:
een stacaravan zoals
bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Woningwet;
stapmolen of trainingsmolen:
een ruimte in de vorm
van een cirkel, eventueel overdekt, waar meerdere paarden tegelijk kunnen
draven, galopperen of stappen door middel van een machinale aansturing;
sleufsilo:
een bouwwerk, geen
mestopslagplaats zijnde, voor het opslaan van agrarische producten dan wel
veevoeder;
teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen die
toegepast worden om de teelt van bloemkwekerijgewassen, van
boomkwekerijgewassen, van fruit en of van groente te beschermen en/of te
bevorderen, voornamelijk in de vorm van boogkassen, van containerteelt, van
hagelnetten, van regenkappen, van schaduwhallen, van stellingen en/of van
tunnelkassen;
trekkershut:
een gebouw met een
eenvoudige constructie (inclusief sanitaire voorzieningen) en een beperkte
omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;
tunnelkassen:
teeltondersteunende
kassen die overwegend niet uit glas bestaan en worden gebruikt voor het kweken
en/of telen van producten, zoals gewassen;
uitbouw:
een gebouw dat als
vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw
door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
veldschuur:
een vrij in het open
veld staande schuur, die van oudsher uitsluitend ten behoeve van een agrarisch
bedrijf werd gebruikt en nu nog wordt gebruikt voor het stallen van vee, dan
wel voor de opslag van agrarische producten en/of vvor
agrarische werktuigen;
verblijfsrecreatie:
Recreatie in ruimten
welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een
recreatieverblijf, een groepsaccommodatie of een kampeermiddel, door personen
die hun hoofdverblijf elders hebben;
verkoopvloeroppervlakte:
de oppervlakte van een
ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet
zijnde de ruimte voor opslag of het bewerken en het vervaardigen van producten;
Vogelrichtlijn:
de EG-richtlijn inzake
het behoud van de vogelstand (79/409/EEG, 2 april 1979), is op
6 april
volkstuin:
een niet bij de woning
behorend perceel waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.
vollegronds tuinbouwbedrijven:
een bedrijf dat
overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de vollegrond;
volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan
de bedrijfsomvang meer is dan 40 Nederlandse grootte-eenheden (nge);
voorgevel:
de naar de weg gekeerde
gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de
weg gekeerde gevel, de gevel van een gebouw die door de indeling van het
gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op
de weg gericht is;
voorkeursgrenswaarde:
de geluidsbelasting die
altijd toelaatbaar is op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, zoals
dat rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder of uit het Besluit
grenswaarden;
vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in
hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage in vuurwerk, op de
handel in vuurwerk of op de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde
stoffen;
waardevolle graslanden:
landbouwgebieden met
specifieke natuurwaarden;
Welstandsnota:
nota waarin is
vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente is geregeld en die tevens
uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel geeft;
Wet geluidhinder:
Wet van 16 februari
1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals
deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
'Wet luchtkwaliteit':
Wijziging van 15
november 2007 van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteit zoals
deze wijziging luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979,
houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het
gebied van de milieuhygiëne, zoals deze wet luidt ten tijde van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
Wet op de archeologische monumentenzorg:
Wet van 21 december
2006, tot wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische
monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van
Valletta, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan;
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober
2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening ter bevordering
van een duurzame ruimtelijke kwaliteit, zoals deze wet luidt ten tijde van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
winkel:
een gebouw of een
gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden
gebruikt voor de detailhandel;
woning / wooneenheid:
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
Woningwet:
Wet van 29 augustus
1991 tot herziening van de Woningwet, zoals deze wet luidt ten tijde van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
woongebouw:
een gebouw, dat
meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke ruimten
en inpandige bergingen;
zolder:
een gedeelte in een
gebouw dat direct onder het dak is gelegen en dat slechts geschikt is als
bergruimte;
zorgaccommodatie:
een zorgfunctie als
hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de
vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische
activiteiten, waarbij de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of
natuurbeherende activiteiten;
zorgboerderij:
een agrarisch bedrijf
met als neventak een zorgfunctie, waarbij een directe relatie bestaat tussen de
sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten,
waarbij de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.