Artikel 23 Maatschappelijk - 1
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
1 een kerkgebouw, ter plaatse van de functieaanduiding 'religie';
2 een schoolgebouw, ter plaatse van de functieaanduiding 'onderwijs';
3 verenigingsgebouwen, ter plaatse van de functieaanduiding 'verenigingsleven';
met daaraan ondergeschikt:
b. één bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
c. ondersteunende horeca;
met de daarbij behorende:
d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
f. erven, terreinen en tuinen;
g. groenvoorzieningen;
h. paden en wegen;
i. parkeervoorzieningen;
j. speelvoorzieningen;
k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen;
waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - monument', de instandhouding van de bestaande monumentale of karakteristieke hoofdvorm van gebouwen wordt nagestreefd.
1 Voor het bouwen van de in artikel 23, lid 1 onder a vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één kerkgebouw of één schoolgebouw of één verenigingsgebouw worden gebouwd;
b. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
c. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg dient ten minste de bestaande afstand te bedragen;
d. de
aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij de bedrijfswoning
dienen ten minste
e. de
bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40%
van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de
bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van
100 m;
f. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is vermeld:
Functie bebouwing |
Naam |
Adres |
Maximale gezamenlijke oppervlakte |
Kerk |
Geloofsgemeenschap Luctor et Emergo |
Mheneweg Noord 1 |
|
Kerk |
Vrije Evangelische Gemeente |
Zuiderzeestraatweg 226 |
|
Kerk |
Nederlands Hervormde Kerk Maranathakapel |
Verlengde Looweg 25 |
|
School |
Chr. Nat. School 't Loo |
Bovenheigraaf 59 |
|
Verenigingsgebouw |
Postduivenvereniging De Snelheid |
Stuivezandsweg naast 8 |
|
Verenigingsgebouw |
Postduivenvereniging |
Voskuilersteeg 25 |
|
Verenigingsgebouw |
Postduivenvereniging De Pelikaan |
Mheneweg Noord 10 |
|
Verenigingsgebouw |
Evangelische jeugdclub |
Mulligenweg 7 |
|
Verenigingsgebouw |
IJsclub Excelsior |
Voskuilerdijk 25 III |
|
Verenigingsgebouw |
Motorclub Tuf Tuf |
Voskuilerdijk 25 V |
|
Verenigingsgebouw |
Politiehondenvereniging De Verdedigers |
Voskuilerdijk 25 IV |
|
Verenigingsgebouw |
IJsclub De Flesse |
Hulweg (naast 1) |
|
Verenigingsgebouw |
Imkersvereniging Wezep- Hattem |
Voskuilerdijk 25 I |
|
Verenigingsgebouw |
Hengelsportvereniging |
Voskuilerdijk 25 II |
|
g. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Functie bebouwing |
Maximale goothoogte in meters |
Maximale bouwhoogte in meters |
Maximale gezamenlijke oppervlakte |
Maximale inhoud |
Kerk |
5,00 |
12,00 |
zie artikel 23, lid 2 sub 1 onder f |
- |
School |
5,00 |
8,00 |
zie artikel 23, lid 2 sub 1 onder f |
- |
Verenigingsgebouw |
4,00 |
6,50 |
zie artikel 23, lid 2 sub 1 onder f |
- |
Bedrijfswoning |
3,50 |
8,00 |
- |
|
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning |
3,50 |
6,00 |
|
- |
h. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
i. indien de goothoogte, de bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
j. indien twee bestemmingsvlakken zijn voorzien van de functieaanduiding 'relatie', dan dienen beide bestemmingsvlakken als één geheel te worden beschouwd.
2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer
dan
b. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de
bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan
c. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de
bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan
d. de
bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan
e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
1 Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de archeologische waarden;
b. de cultuurhistorische waarden;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de geomorfologische waarden;
e. een goede woonsituatie;
f. de landschappelijke waarden;
g. de milieusituatie;
h. de natuurlijke waarden;
i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
j. de sociale veiligheid;
k. de verkeersveiligheid.
2 Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 23 lid 3, is de volgende procedure van toepassing:
a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 23, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
b. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
d. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van de voorziening;
e. het gebruik van de bedrijfswoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
h. het gebruik van de gronden en van de bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
i. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
j. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
- het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- de
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale
gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer
dan
- er detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
k. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
l. het storten van afvalstoffen en van puin.
23.5 Ontheffing van de gebruiksregels
1 Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 23 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2 Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 23 lid 5, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 23, lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.