Artikel 37 Sport - 2

 

37.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   sportparken en sportterreinen;

b.   gebouwen en overkappingen ten behoeve van sportactiviteiten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bergruimten, een kantine, kleedkamers en tribunes;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.   ondersteunende horeca;

 

met de daarbij behorende:

d.   bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

e.   groenvoorzieningen;

f.     openbare nutsvoorzieningen;

g.   paden en wegen;

h.   parkeervoorzieningen;

i.      speelvoorzieningen;

j.     terreinen;

k.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen.  

37.2 Bouwregels

 

1.             Voor het bouwen van de in lid 1 onder b vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:

a.   er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van een sportpark en/of ten behoeve van een sportterrein worden gebouwd;

b.   de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is vermeld:

 

Naam

Adres

Maximale gezamenlijke

oppervlakte

Sportpark Bovenmolen

Bovenheigraaf 19

1.700

Sportpark

Noord-Veluwe Boys

Vogelzangveldweg 50

600

Sportpark De Boskuip

Eikenkamp 5

330

Sportterrein Stuivezand

Sportlaan ong.

0

 

c.   de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

7,00 meter

12,00 meter

 

d.   indien de goothoogte en/of de bouwhoogte meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering.

 

2.             Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van ballenvangers en lichtmasten;

b.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;

c.   de bouwhoogte van reclamebouwwerken, reclamemasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

 

37.3 Nadere eisen

 

1.             Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

a.   de archeologische waarden;

b.   de cultuurhistorische waarden;

c.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d.   de geomorfologische waarden;

e.   een goede woonsituatie;

f.     de landschappelijke waarden;

g.   de milieusituatie;

h.   de natuurlijke waarden;

i.      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

j.     de sociale veiligheid;

k.    de verkeersveiligheid.

 

2.             Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 37 lid 3, is de volgende procedure van toepassing:

a.   een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b.   het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c.   de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d.   gedurende de in artikel 37, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

 

37.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.   de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

b.   het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c.   het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

d.   het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

e.   het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;

f.     het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

g.   het gebruik van de gebouwen voor bewoning;

h.   het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

i.      het storten van afvalstoffen en van puin.

 

37.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

1.             Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 37 lid 4 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

2.             Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 37 lid 5, is de volgende procedure van toepassing:

a.   een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b.   het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c.   de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d.   gedurende de in artikel 37, lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.

 

37.6 Aanlegvergunning

 

1.             Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

a.   het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m;

b.   het aanleggen van aarden wallen;

c.   het afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van gronden;

d.   het kappen en/of het rooien en/of het vellen van bomen en/of houtgewassen.

 

2.             Het in artikel 37, lid 6 sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:

a.   het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;

b.   het rooien en/of vellen van bomen, van struiken en/of van andere houtgewassen betreffen, die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;

c.   reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.

 

3.             Een aanlegvergunning zoals vermeld in artikel 37, lid 6 sub 1 wordt geweigerd, indien:

a.   de plaats waar de werken en/of de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd niet voldoende archeologisch is onderzocht;

b.   de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;

c.   de werken en/of de werkzaamheden het (recreatief) grondgebruik, welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;

d.   de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan en/of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;

e.   de werken en/of de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998;

f.     voor de werken en/of de werkzaamheden een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een gemeentelijke monumentenvergunning of een provinciale monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend.