Artikel 59 Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. de bescherming, de ophoging en de verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering;
met de daarbij behorende:
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van gemalen en van sluizen;
c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder dammen, duikers en/of uitlaten.
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
2. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.
3.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, mag niet meer dan
1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de archeologische waarden;
b. de cultuurhistorische waarden;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de geomorfologische waarden;
e. een goede woonsituatie;
f. de landschappelijke waarden;
g. de milieusituatie;
h. de natuurlijke waarden;
i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
j. de sociale veiligheid;
k. de verkeersveiligheid.
2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 59 lid 3, is de volgende procedure van toepassing:
a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 59, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
59.4 Ontheffing van de bouwregels
1. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 58, lid 2 sub 1 en van het bepaalde in artikel 59, lid 2 sub 2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering;
b. van de beheerder van de waterkering een positief advies is ontvangen.
2.
Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 59, lid 2 sub 3 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
a. het bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. de landschappelijke waarden;
d. de natuurlijke waarden;
e. de verkeersveiligheid.
3. Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 59 lid 4, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 59, lid 4 sub 3 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.