Artikel 6 Wonen - 3

 

6.1    Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      woningen;

b      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

c      andere werken;

d      bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

e      erven en tuinen.

 

6.2    Bouwregels

1      De maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 60% ten opzichte van het gehele bouwperceel.

2      Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      als hoofdgebouwen mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;

b      de maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

6,00 meter

10,00 meter

 

c      een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

d      indien niet anders op de verbeelding is aangegeven dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde dient niet minder dan 3,00 meter te bedragen;

e      de horizontale diepte van het bouwvlak mag niet meer dan 12,00 meter bedragen;

f      op eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning.

3      Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

a      de maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:


 

Maximale goothoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte overkappingen

Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning

inclusief zwembad

3,50 meter

5,50 meter

3,00 meter

100 m²

b      aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd.

4      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

b      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

d      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;

 

6.3    Nadere eisen

1      Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

a      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b      een goede woonsituatie;

c      de milieusituatie;

d      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e      de sociale veiligheid;

f       de verkeersveiligheid.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen        op grond van artikel 6 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas-    sing:

a      een ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij      behorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis      ter inzage;

b      het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of      meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-        spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c      de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het   indienen van zienswijzen;

d      gedurende de in artikel 6 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-   dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere ei-      sen.

 

6.4    Specifieke gebruiksregels

1      Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

b      het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

d      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

e      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 100 m²;

f      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;

g      het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil;

h      het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.

 

 

6.5    Ontheffing van de gebruiksregels

1      Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2      Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6 lid 4 sub 2 en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

a      de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten hoogste 110 m² mag bedragen;

b      onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening.

c      op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter bedraagt;

d      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 de milieusituatie;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

-      de woonsituatie.

3      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing   op grond van artikel 6 lid 5 is de volgende procedure van toepassing:

a      een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b      het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of      meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-        spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c      de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het   indienen van zienswijzen;

d      gedurende de in artikel 6 lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in     dienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.