De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie;
b. recreatieverblijven en de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen;
c. gebouwen en overkappingen, voor zover ten dienste van de verblijfsrecreatie, ten behoeve van:
1. één bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
2. gemeenschappelijke ruimten, waaronder administratieruimte, receptie en dergelijke;
3. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte dienstverlening;
4. ondersteunende horeca;
5. sanitaire voorzieningen;
6. sport- en recreatieve voorzieningen;
d. één trekkershut;
e. stacaravans;
met de daarbij behorende:
f. bebossing;
g. bijgebouwen ten behoeve van bergruimte bij recreatieverblijven;
h. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
i. dagrecreatieve voorzieningen;
j. groenvoorzieningen;
k. nutsvoorzieningen;
l. paden en wegen;
m. parkeervoorzieningen;
n. tuinen, erven en terreinen;
o. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging.
1. Voor het bouwen van de in artikel 30, lid 1 onder b, onder c, onder d, onder e en onder g vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmings-vlak de volgende regels:
a. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
b.
de afstand van de gebouwen en van de overkappingen tot de
bestemmingsgrens mag niet minder dan
c. het maximum aantal recreatieverblijven en/of stacaravans en trekkershutten mag niet meer bedragen, dan in de onderstaande tabel is vermeld:
Adres recreatieterrein |
Maximum aantal recreatieverblijven en/of stacaravans |
Maximum aantal trekkershutten |
Vogelzangveldweg 23 |
128 |
1 |
d. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Functie bebouwing |
Maximale goothoogte in meters |
Maximale bouwhoogte in meters |
Maximale (gezamenlijke) oppervlakte |
Maximale inhoud |
Bedrijfswoning |
3,50 |
8,00 |
- |
|
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning |
3,50 |
6,00 |
|
- |
Recreatieverblijf en/of stacaravan |
3,00 |
4,00 |
|
- |
Vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen bij een recreatieverblijf en/of bij een stacaravan |
- |
3,00 |
|
- |
Trekkershut |
- |
3,50 |
|
- |
Overige gebouwen |
3,50 |
6,00 |
bestaand |
- |
e. de recreatieverblijven dienen vrijstaand en in één bouwlaag te worden gebouwd;
f. er mogen geen aanbouwen en/of dakkapellen en/of uitbouwen, waaronder erkers en/of serres op of aan een recreatieverblijf worden gebouwd;
g. er mogen geen kelders worden gebouwd;
h. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
i. het aantal vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen mag per recreatieverblijf niet meer dan één bedragen.
2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, mag niet meer dan
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen
achter de voorgevel van de bedrijfswoning en van de recreatieverblijven, en
achter het verlengde daarvan, mag niet meer dan
c.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen
voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer
dan
d.
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan
e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de archeologische waarden;
b. de cultuurhistorische waarden;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de geomorfologische waarden;
e. een goede woonsituatie;
f. de landschappelijke waarden;
g. de milieusituatie;
h. de natuurlijke waarden;
i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
j. de sociale veiligheid;
k. de verkeersveiligheid.
2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 30 lid 3, is de volgende procedure van toepassing:
a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 30, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
30.4 Ontheffing van de bouwregels
1. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 30, lid 2 sub 1 onder d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de overige gebouwen met niet meer dan 10% wordt vergroot, mits:
a. de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ het bebouwingsbeeld;
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de landschappelijke waarden;
§ de milieusituatie;
§ de natuurlijke waarden.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 30, lid 2 sub 1 onder e en toestaan dat recreatieverblijven aaneengeschakeld worden gebouwd, mits:
a. het aantal aaneengeschakelde recreatieverblijven niet meer dan zes zal bedragen;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ het bebouwingsbeeld;
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de landschappelijke waarden.
3. Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 30 lid 4, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 30, lid 4 sub 3 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
30.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
b. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor mobiele kampeermiddelen;
d.
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende
bouwwerken voor detailhandel, tenzij de gebruiksoppervlakte van de gebouwen
niet meer bedraagt dan
e.
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende
bouwwerken voor horecavoorzieningen, tenzij de gebruiksoppervlakte van deze
voorzieningen niet meer bedraagt dan
f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
g. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
h. het gebruik van recreatieverblijven en/of stacaravans, van een trekkershut en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en/of onderkomens, uitgezonderd bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
i. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
j. het niet-bedrijfsmatig exploiteren van het recreatieterrein;
k. het opdelen van het recreatieterrein in meerdere recreatieterreinen;
l. het storten van afvalstoffen en van puin.
30.6 Ontheffing van de gebruiksregels
1. Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 30 lid 5 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2. Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 30 lid 6, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 30, lid 6 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de
terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan
b. het aanleggen van aarden wallen;
c. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van gronden;
d. het kappen en/of het rooien en/of het vellen van bomen en/of houtgewassen.
2. Het in artikel 30, lid 7 sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
a. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
b. het rooien en/of het vellen van bomen, struiken en/of andere houtgewassen betreffen, die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning.
3. Een aanlegvergunning zoals vermeld in artikel 30, lid 7 sub 1 wordt geweigerd, indien:
a. de plaats waar de werken en/of de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd niet voldoende archeologisch is onderzocht;
b. de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden, welke de bestemming van de grond beoogt onevenredig aantast;
c. de werken en/of de werkzaamheden het recreatieve grondgebruik welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
d. de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan en/of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
e. de werken en/of de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van het aangewezen Natura 2000-gebied 'Veluwe' in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998;
f. voor de werken en/of de werkzaamheden een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend.