Artikel 34 Recreatie - 6
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Recreatie - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie;
b. gebouwen en
overkappingen, voor zover ten dienste van de verblijfsrecreatie, ten behoeve
van:
1. één
bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
2. een
groepsaccommodatie;
3. gemeenschappelijke
ruimten, waaronder administratieruimte, receptie en dergelijke;
4. ondergeschikte
detailhandel en ondergeschikte dienstverlening;
5. ondersteunende
horeca;
6. sanitaire
voorzieningen;
7. sport- en
recreatieve voorzieningen;
c. één
trekkershut;
met de daarbij
behorende:
d. bebossing;
e. bouwwerken, geen
gebouwen en overkappingen zijnde;
f. dagrecreatieve
voorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. paden en wegen;
j. parkeervoorzieningen;
k. tuinen, erven en
terreinen;
l. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging.
34.2 Bouwregels
1.
Voor het bouwen van de in artikel 34, lid 1 onder b, onder
c en onder e vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de
volgende regels:
a. de afstand van de
bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de
bestaande afstand bedragen;
b. de afstand van de
gebouwen en van de overkappingen tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan
c. het maximum
aantal groepsaccommodaties en trekkershutten mag niet meer bedragen dan in de
onderstaande tabel is vermeld:
Adres
recreatieterrein |
Maximum aantal groepsaccommodaties |
Maximum aantal
trekkershutten |
Broekeroordsweg 9 |
1 |
1 |
d. de maatvoering
van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de
onderstaande tabel zijn gesteld:
Functie
bebouwing |
Maximale goothoogte in meters |
Maximale bouwhoogte in meters |
Maximale (gezamenlijke) oppervlakte |
Maximale inhoud |
Bedrijfswoning |
3,50 |
8,00 |
- |
600 m |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
bij een bedrijfswoning |
3,50 |
6,00 |
|
- |
Groepsaccommodaties |
6,00 |
6,00 |
bestaand |
- |
Vrijstaande
bijgebouwen en/of overkappingen bij een groeps- accommodatie |
- |
3,00 |
|
- |
Trekkershut |
- |
3,50 |
|
- |
Overige gebouwen |
3,50 |
6,00 |
bestaand |
- |
e. er mogen geen
aanbouwen en/of dakkapellen en/of uitbouwen, waaronder
erkers en/of serres op of aan een groepsaccommodatie worden gebouwd;
f. er mogen geen
kelders worden gebouwd;
g. het aantal
bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
h. het aantal
vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen mag per groepsaccommodatie niet
meer dan één bedragen;
i. indien twee
bestemmingsvlakken zijn voorzien van de functieaanduiding 'relatie', dan dienen
beide bestemmingsvlakken als één geheel te worden beschouwd.
2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan
b. de bouwhoogte van
erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning
en van de groepsaccommodatie, en achter het verlengde daarvan, mag niet meer
dan
c. de bouwhoogte van
erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en
het verlengde daarvan, mag niet meer dan
d. de bouwhoogte van
vlaggenmasten mag niet meer dan
e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht
en/of worden geplaatst.
34.3 Nadere eisen
1.
Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van
de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de archeologische
waarden;
b. de
cultuurhistorische waarden;
c. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de
geomorfologische waarden;
e. een goede
woonsituatie;
f. de
landschappelijke waarden;
g. de
milieusituatie;
h. de natuurlijke
waarden;
i. een samenhangend
straat- en bebouwingsbeeld;
j. de sociale
veiligheid;
k. de
verkeersveiligheid.
2.
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van
één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 34 lid 3, is de
volgende procedure van toepassing:
a. een voorgenomen
nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het
gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt
de nederlegging van tevoren bekend in
één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden
verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking
houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in
artikel 34, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het
college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de
voorgenomen nadere eis.
34.4 Ontheffing van de bouwregels
1.
Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 34, lid 2 sub 1 onder c en toestaan dat er niet meer dan drie
trekkershutten worden gebouwd, mits:
a. de totale
oppervlakte van de trekkershutten niet meer dan 84 m zal bedragen;
b. de trekkershutten
uitsluitend gebruikt worden voor recreatieve bewoning;
c. geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden
waarbij de werken en/of de werkzaamheden geen significante negatieve gevolgen
hebben voor deze waarde(n) en de kwalificerende soorten van het aangewezen Natura 2000-gebied 'Veluwe' in het kader van de Natuurbeschermingswet
1998;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid.
2.
Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 34, lid 2 sub 1 onder d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van
de overige gebouwen met niet meer dan 10% wordt vergroot, mits:
a. de noodzaak
daartoe kan worden aangetoond;
b. geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de landschappelijke waarden;
-
de milieusituatie;
-
de natuurlijke waarden.
3.
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van
een ontheffing op grond van artikel 34 lid 4, is de volgende procedure van
toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken
gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt
de nederlegging van tevoren bekend in
één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid
en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking
houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in
artikel 34, lid 4 sub 3 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het
college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
34.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. de opslag en/of de
stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-,
vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
b. het gebruik van
bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van
de gronden als standplaats voor mobiele kampeermiddelen;
d. het gebruik van
de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een
seksinrichting;
e. het gebruik van
de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel, tenzij de
gebruiksoppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan
f. het gebruik van
de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van
horecavoorzieningen, tenzij de gebruiksoppervlakte van deze voorzieningen niet
meer bedraagt dan
g. het gebruik van
de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond,
puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming
toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
h. het gebruik van
de groepsaccommodatie, van trekkershutten en naar de aard daarmee gelijk te
stellen gebouwen en/of onderkomens, uitgezonderd bedrijfswoningen, voor
permanente bewoning;
i. het kennelijk ten
verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik
onttrokken rij-, vaar-,
voer- en/of vliegtuigen;
j. het
niet-bedrijfsmatig exploiteren van het recreatieterrein;
k. het opdelen van
het recreatieterrein in meerdere recreatieterreinen;
l. het storten van
afvalstoffen en van puin.
34.6 Ontheffing van de gebruiksregels
1.
Het college verleent ontheffing van het bepaalde in
artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto
artikel 34 lid 5 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing
daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke
beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2.
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van
een ontheffing op grond van artikel 34 lid 6, is de volgende procedure van
toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken
gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt
de nederlegging van tevoren bekend in
één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden
verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking
houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in
artikel 34, lid 6 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het
college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
34.7 Aanlegvergunning
1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of
werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen
van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een
oppervlakte van meer dan 100 m;
b. het aanleggen van
aarden wallen;
c. het
afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van gronden;
d. het kappen en/of
het rooien en/of het vellen van bomen en/of houtgewassen.
2.
Het in artikel 34, lid 7 sub 1 vermelde
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
a. het normale
beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
b. het rooien en/of
het vellen van bomen, struiken en/of andere houtgewassen betreffen, die
plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex
Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
c. reeds in
uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met
een daarvoor verleende vergunning.
3.
Een aanlegvergunning zoals vermeld in artikel 34, lid 7
sub 1 wordt geweigerd, indien:
a. de plaats waar de
werken en/of de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd niet voldoende
archeologisch is onderzocht;
b. de werken en/of
de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden
en/of de geomorfologische waarden en/of de
landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden, welke de bestemming van
de grond beoogt, onevenredig aantast;
c. de werken en/of
de werkzaamheden het recreatieve grondgebruik welke de bestemming van de grond
beoogt, onevenredig aantast;
d. de werken en/of
de werkzaamheden in strijd zijn met dit bestemmingsplan en/of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
e. de werken en/of
de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de
kwalificerende soorten van het aangewezen Natura
2000-gebied 'Veluwe' in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998;
voor de werken en/of de werkzaamheden een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend.