^

 

                      HOOFDSTUK 1:  INLEIDENDE REGELS

 

 

 

ARTIKEL

1.

BEGRIPPEN

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1   

Plan:

het Bestemmingsplan "Oldebroek, Companjen" van de gemeente Oldebroek.

 

 

1.2   

Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0269.OB103-VG01 met de bijbehorende regels.

 

 

1.3   

Aan-huis-gebonden-bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of over­wegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waar­van de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.

 

 

1.4   

Aan-huis-gebonden-beroep:

het in een woning en/of het in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksin­richting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

 

1.5   

Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

 

1.6   

Aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan wor­den van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

 

1.7   

Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

1.8   

Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze wet luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan.

 

 

1.9   

Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

1.10         

Bed en Breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve ac­tiviteit, aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbe­stemming.

 

 

1.11         

Bestemmingsgrens:

de grens van een be­stem­mingsvlak.

 

 

1.12         

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

1.13         

Beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden-beroep, voor een (dienstverlenend) bedrijf of voor een dienstverle­nende instelling, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke.

 

 

1.14         

Bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dan wel een overkapping, dat door de vorm onder­scheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en functioneel dienstbaar is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage en een berging.

 

 

1.15         

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of verande­ren en het vergroten van een bouwwerk.

 

 

1.16         

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

 

1.17         

Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de onderzijde en aan de bovenzijde door een horizontale vloer of door een balklaag is begrensd, inclu­sief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, exclusief de onderbouw en de kap.

 

 

1.18         

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstan­dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

1.19         

Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

 

1.20         

Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar inge­volge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

 

1.21         

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander mate­riaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

1.22         

Buitenspeelruimte:

een openbaar toegankelijke ruimte in de open lucht, hoofdzakelijk bedoeld voor kinderen, om te spelen.

 

 

1.23         

College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek.

 

 

1.24         

Commerciële dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van economische diensten aan derden. Met betrekking tot dienstverlening worden geen winkels bedoeld.

 

 

1.25         

Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

 

1.26         

Dakkapel:

een bescheiden uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten.

 

 

1.27         

Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waar­onder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het leveren en/of het verkopen van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening.

 

 

1.28         

Dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

 

 

1.29         

E-commerce:

het doen van zakelijke transacties waarbij de interactie tussen de partijen elek­tronisch plaatsvindt.

 

 

1.30         

Eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

 

 

1.31         

Erf:

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

 

 

1.32         

Erker:

een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:

a.    de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;

b.    de diepte niet meer dan 1,25 meter is;

c.    de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafschei­ding van niet meer dan1,00 meter is toegestaan;

d.    de oppervlakte niet meer dan 6 m² is.

 

 

1.33         

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of ge­deeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

1.34         

Halfvrijstaande woningen:

een blok van twee aaneengebouwde woningen.

 

 

1.35         

Hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

 

1.36         

Kelder:

een ruimte of een doorlopend gedeelte in de onderbouw van een gebouw, dat aan de onderzijde is begrensd door een vloer en aan de bovenzijde is begrensd door een bouwlaag.

 

 

1.37         

Maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van maatschappelijke diensten aan derden, daaronder in ieder geval begrepen huisartsenpraktijken, fysiotherapiepraktijken, tandartsenpraktij­ken, apotheken,  evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

 

 

1.38         

Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes.

 

 

1.39         

Open erf:

het deel van een bouwperceel, waarvoor  geen bouwvlak is aangegeven, als­mede gronden binnen een bouwvlak die onbebouwd blij­ven.

 

 

1.40         

Overkapping:

elk bouwwerk geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan één wand vormt.

 

 

1.41         

Peil:

a.    indien op het land wordt gebouwd:

• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

b.    indien in of op het water wordt gebouwd:

• het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden wa­ter- peil).

 

 

1.42         

Perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

 

1.43         

Rijenbouw:

een blok van meer dan twee zijdelings aaneengebouwde woningen.

 

 

1.44         

Uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofd­gebouw.

 

 

1.45         

Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw be­treft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is.

 

 

1.46         

Vrijstaande woning:

een blok van een vrijstaande woning.

 

 

1.47         

Woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishou­den. Dit kunnen zijn grondgebondenwoningen, en woningen welke gelegen zijn in een gebouw welke plaats biedt aan meerdere woningen en of andere doel­einden.