Hoofdstuk 1. Inleidende regels
Hoofdstuk
2. Bestemmingsregels
Artikel 9 Algemene ontheffingsregels
Hoofdstuk 4. Overgangs -en slotregels
In deze regels wordt verstaan
onder:
plan:
het bestemmingsplan Wezep,
Wildekampsweg/Houthakkersweg, van de gemeente Oldebroek;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0269.WZ103-VG01 met de
bijbehorende regels;
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat,
welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
aan-huis-verbonden
bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten of het
uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van
handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling
zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende
bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of het in de
daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig
verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig,
maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch of zakelijk gebied dan wel een
daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder
niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting),
waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een
ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, houdende
algemene regels van bestuursrecht, zoals deze wet luidt op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven
percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag
worden;
bed en breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening die
gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren
van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit, aan maximaal acht
personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
beroeps- of
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de
ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden-beroep, voor een
(dienstverlenend) bedrijf of voor een dienstverlenende instelling, inclusief
administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;
Besluit ruimtelijke ordening:
Besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet
ruimtelijke ordening, zoals dit Besluit luidt op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bestaand:
a.
voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn
toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:
aanwezig
zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een
bouwvergunning, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
b.
voor het overige gebruik:
bestaand
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
een zelfde bestemming;
bijgebouw:
een op zichzelf
staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat geen interne verbinding heeft
met het hoofdgebouw;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat aan de onderzijde en aan de bovenzijde door een horizontale vloer of
door een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van
hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, exclusief de onderbouw en de kap;
bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing
is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, metaal, steen of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect
met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op
de grond;
college:
het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente Oldebroek;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een
gebouw;
dakkapel:
een ondergeschikte uitbouw die het
hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap
toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
erf:
een al dan niet bebouwd perceel of
een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk
opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover
een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet
verbiedt;
erker:
een uitbouw aan een hoofdgebouw
waarvan:
a de breedte niet meer dan 60% is van de
breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
b de
diepte niet meer dan 1,25 meter is;
d de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is,
waarboven een vloerafscheiding van niet meer dan 1,00 meter is toegestaan;
d de
oppervlakte niet meer dan 6 m² is;
Flora-
en faunawet:
Wet van
25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten-
en diersoorten, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtredingvan
het bestemmingsplan;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
halfvrijstaande woningen:
een blok van twee aaneengebouwde
woningen;
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet
op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
horizontale diepte van een gebouw:
de afmeting van een
gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;
kampeermiddel:
een
kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen
of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, waarvoor
ingevolge artikel
40 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist; één en ander
voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten
dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
kelder:
een bouwlaag onder een gebouw die
geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht en geen
vergunningsplicht op grond van de mileuwetgeving geldt en die door de beperkte
omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefende kunnen worden;
overkapping:
elk bouwwerk geen gebouw zijnde,
dat een overdekte ruimte met niet meer dan één wand vormt;
peil:
a indien op het land wordt gebouwd:
• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte van de kruin van de weg
ter plaatse van die hoofdtoegang;
• voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de hoogte van het terrein ter
hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
b indien
in of op het water wordt gebouwd:
• het Normaal Amsterdams Peil;
perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
prostitutie:
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een
ander tegen een vergoeding;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt
verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een
prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater,
al dan niet in combinatie met elkaar;
stacaravan:
een
caravan zoals vermeld in artikel 40 van de Woningwet
uitbouw:
een gebouw
dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,
welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een
gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van
een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg
gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het
gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op
de weg gericht is;
Welstandsnota:
nota waarin is vastgelegd hoe het
welstandstoezicht in de gemeente is geregeld en die tevens uitgangspunten en
criteria voor het welstandsoordeel geeft;
Wet
geluidhinder:
Wet van
16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van
geluidhinder, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan;
'Wet
luchtkwaliteit':
wijziging van 15
november 2007 van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteit zoals deze wijziging luidt ten tijde van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan;
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, houdende
nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening ter bevordering van een duurzame
ruimtelijke kwaliteit, zoals deze wet luidt op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend
bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 tot
herziening van de Woningwet, zoals deze wet luidt op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Bij de toepassing van
deze regels wordt als volgt gemeten:
• bij onduidelijkheden
of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de
NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van
terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van
gebouwen of delen daarvan) bepalend;
• dakkapellen bij woningen en erkers
worden buiten beschouwing gelaten;
• op de verbeelding hart-op-hart ten
opzichte van de grenzen;
• voor het begrip peil wordt verwezen naar
de begrippen.
afmetingen ander bouwwerk:
de grootste afmeting van het
bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;
de afstand tot de (zijdelingse)
perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt
van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
de oppervlakte van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde:
de projectie van de grootste
afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen;
met daaraan
ondergeschikt:
b (delen
van) overkappingen en ondergeschikte bouwdelen, waaron der erkers;
c parkeren;
met de daarbij
behorende:
d andere
werken;
e bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
erf- of perceelafscheidingen en pergola’s, met uitzondering van overkappingen;
f in -en uitritten en toegangspaden tot de
gebouwen op het bijbehorende bouwperceel.
3.2 Bouwregels
1 Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen of delen daarvan worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte
bouwdelen, waaronder erkers en delen van overkappingen behorende bij het
hoofdgebouw op het bijbehorende bouwperceel.
2 Voor het bouwen van (delen van)
overkappingen gelden de volgende regels:
a achter het verlengde
van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mogen
overkappingen worden gebouwd met een oppervlakte
van niet meer dan 25 m²;
b de bouwhoogte
van (delen van) overkappingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
c de in de aangrenzende bestemming
toegelaten overkappingen mogen worden gebouwd tot 1,00 meter voor het verlengde
van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw, met een oppervlakte van niet
meer dan 5 m².
3. Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a de bouwhoogte van erf-
en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het bijbehorende
hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
b de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het bijbehorende
hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00
meter bedragen;
c de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw
en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
d de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet
meer dan 6,00 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
1 Het college kan nadere eisen stellen aan
de afmetingen en aan de plaats van
de bebouwing, ten behoeve van:
a de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b een goede
woonsituatie;
c een samenhangend
straat- en bebouwingsbeeld;
d de sociale
veiligheid;
e de
verkeersveiligheid.
2 Op de
voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 3 lid 3 sub 1 is de
volgende procedure van toepas sing:
a een ontwerp-besluit tot het stellen van
nadere eisen ligt met bij behorende
stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver- spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel 3 lid 3 sub 2 onder
a vermelde termijn kunnen
belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het
stellen van nadere ei sen.
3.4 Specifieke
gebruiksregels
1 Tot een gebruik
strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet
ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a het gebruik van de gronden als standplaats
voor één of meer kampeermiddelen;
b het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan voor een
aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
c het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk
gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
d het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
e het gebruik van de gronden voor de opslag
van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het
storten van vuil.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
1 Het college verleent ontheffing van het
bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3
lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet
door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2 Op de
voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 3 lid 5 is de volgende
procedure van toepassing:
a een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met
bijbehorende stukken ge- durende twee
weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver- spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel 3 lid 5 sub 2 onder
a vermelde termijn kunnen
belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het
ontwerp-ontheffingsbesluit.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een woning;
b aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen;
met de daarbij behorende:
c andere werken;
d bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde;
e erven en tuinen.
4.2 Bouwregels
1 De maximale gezamenlijke bebouwde
oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 50% ten
opzichte van het gehele bouwperceel.
2 Voor het bouwen van het hoofdgebouw
gelden de volgende regels:
a als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande
woning worden gebouwd;
b de maatvoering van het hoofdgebouw dient
te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
3,50 meter |
9,00 meter |
c het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het
bouwvlak worden gebouwd;
d de afstand van het hoofdgebouw tot de
zijdelingse perceelgrenzen dient niet minder dan 3,00 meter te bedragen;
e de horizontale diepte van het bouwvlak
dient niet meer dan 11,00 meter te bedragen;
f op eigen terrein dient voldoende ruimte te
worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats;
3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:
a de maatvoering van de aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de
onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte overkappingen |
Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning |
3,50 meter |
5,50 meter |
3,00 meter |
100 m² |
b
b aan-en uitbouwen en bijgebouwen dienen
minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde
daarvan te worden gebouwd;
4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a de bouwhoogte van erf- en
perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
b de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel en het verlengde daarvan,
mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
d de bouwhoogte van erf -en
terreinafscheidingen gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan,
mag niet meer dan 2 meter bedragen;
e de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet
meer dan 6,00 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
1 Het college kan nadere eisen stellen aan
de afmetingen en aan de plaats van
de bebouwing ten behoeve van:
a de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
b een goede woonsituatie;
c de milieusituatie;
d een samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld;
e de sociale veiligheid;
f de verkeersveiligheid.
2 Op de
voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 4 lid 3 sub 1 is de
volgende procedure van toepas- sing:
a een ontwerp-besluit tot het stellen van
nadere eisen ligt met bij behorende
stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver- spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel 4 lid 3 sub 2 onder
a vermelde termijn kunnen
belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het
stellen van nadere ei- sen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
1 Tot een gebruik strijdig met deze
bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a het gebruik van bijgebouwen voor
zelfstandige bewoning;
b het gebruik van de gronden als standplaats
voor één of meer kampeermiddelen;
c het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden
beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
d het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk
gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
e het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer
is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum
van 100 m²;
f het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
g het gebruik van de gronden voor de opslag
van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het
storten van vuil;
h het gebruik van een woning en van de
daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
1 Het college verleent ontheffing van het
bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 4
lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet
door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2 Het college kan ontheffing verlenen van het
bepaalde in artikel 4 lid 4 onder h en toestaan dat een bed en breakfast
voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:
a de oppervlakte voor de bed en breakfast
voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning,
waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten
hoogste 110 m² mag bedragen;
b onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een
bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet
gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke
ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een
separate kookvoorziening.
c op eigen terrein dient per kamer voldoende
ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de
afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter
bedraagt;
d geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan:
-
het
bebouwingsbeeld;
-
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de
milieusituatie;
-
het
straat- en bebouwingsbeeld;
-
de
verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
3 Op de
voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 4 lid 5 is de volgende
procedure van toepassing:
a een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met
bijbehorende stukken ge- durende twee
weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver- spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel 4 lid 5 sub 2 onder
a vermelde termijn kunnen
belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het
ontwerp-ontheffingsbesluit.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen;
b aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen;
met
de daarbij behorende:
c andere werken;
d bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde;
e erven en tuinen.
5.2 Bouwregels
1 De maximale gezamenlijke bebouwde
oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 60% ten
opzichte van het gehele bouwperceel.
2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden
de volgende regels:
a als hoofdgebouwen mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden
gebouwd;
b de maatvoering van de hoofdgebouwen dient
te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
3,50 meter |
9,00 meter |
c een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd;
d de afstand van het hoofdgebouw tot de
zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde dient niet minder dan
3,00 meter te bedragen;
e de horizontale diepte van het bouwvlak mag
niet meer dan 11,00 meter bedragen;
f op eigen terrein dient voldoende ruimte te
worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning.
3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:
a de maatvoering van de aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de
onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte overkappingen |
Maximale gezamenlijke
oppervlakte per woning |
3,50 meter |
5,50 meter |
3,00 meter |
100 m² |
b aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen
minimaal 1,00 meter achter de voorgevel
van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd.
4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a de bouwhoogte van erf- en
perceelafscheidingen gelegen achter de
voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00
meter bedragen;
b de bouwhoogte van erf- en
perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
c de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
d de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet
meer dan 6,00 meter bedragen;
5.3 Nadere eisen
1 Het college kan nadere eisen stellen aan
de afmetingen en aan de plaats van
de bebouwing ten behoeve van:
a de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
b een goede woonsituatie;
c de milieusituatie;
d een samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld;
e de sociale veiligheid;
f de verkeersveiligheid.
2 Op de voorbereiding van een besluit tot
het stellen van nadere eisen op
grond van artikel 5 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas sing:
a een ontwerp-besluit tot het stellen van
nadere eisen ligt met bij behorende
stukken ge-durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver- spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel
5 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college
schriftelijk zienswijzen in-dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen
van nadere eisen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
1 Tot een gebruik strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in
ieder geval gerekend:
a het gebruik van bijgebouwen voor
zelfstandige bewoning;
b het gebruik van de gronden als standplaats
voor één of meer kampeermiddelen;
c het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een
aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
d het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk
gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
e het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer
is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum
van 100 m²;
f het gebruik van de gronden en van de
daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
g het gebruik van de gronden voor de opslag
van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het
storten van vuil;
h het gebruik van een woning en van de
daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
1 Het college verleent ontheffing van het
bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 5
lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet
door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2 Het college kan ontheffing verlenen van het
bepaalde in artikel 5 lid 4 sub 2 onder h en toestaan dat een bed en breakfast
voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:
a de oppervlakte voor de bed en breakfast
voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning,
waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten
hoogste 110 m² mag bedragen;
b onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een
bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet
gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke
ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate
kookvoorziening.
c op eigen terrein dient per kamer voldoende
ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de
afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter
bedraagt;
d geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan:
-
het
bebouwingsbeeld;
-
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de
milieusituatie;
-
het
straat- en bebouwingsbeeld;
-
de
verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
a een
ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge- durende twee weken op het gemeentehuis ter
inzage;
b het
college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag -en/of nieuwsbladen die in de
gemeente worden ver- spreid en voorts
op de gebruikelijke wijze;
c de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d gedurende
de in artikel 5 lid 5 sub 3 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het
ontwerp-ontheffingsbesluit.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a woningen;
b aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met de daarbij behorende:
c andere
werken;
d bouwwerken,
geen gebouwen en overkappingen zijnde;
e erven
en tuinen.
6.2 Bouwregels
1 De
maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer
te bedragen dan 60% ten opzichte van het gehele bouwperceel.
2 Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a als
hoofdgebouwen mogen uitsluitend halfvrijstaande
woningen worden gebouwd;
b de
maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande
tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte |
Maximale bouwhoogte |
6,00 meter |
10,00 meter |
c een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
d indien
niet anders op de verbeelding is aangegeven dient de afstand van het
hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde dient
niet minder dan 3,00 meter te bedragen;
e de
horizontale diepte van het bouwvlak mag niet meer dan 12,00 meter bedragen;
f op
eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één
parkeerplaats per woning.
3 Voor het
bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel
gelden de volgende regels:
a de
maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te
voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Maximale goothoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte gebouwen |
Maximale bouwhoogte overkappingen |
Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning inclusief zwembad |
3,50 meter |
5,50 meter |
3,00 meter |
100 m² |
b aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan te worden gebouwd.
4 Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de
volgende regels:
a de
bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
b de
bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
c de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer
dan 3,00 meter bedragen;
d de
bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
6.3 Nadere eisen
1 Het college
kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
a de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b een
goede woonsituatie;
c de
milieusituatie;
d een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
e de
sociale veiligheid;
f de
verkeersveiligheid.
2 Op
de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 6 lid 3 sub 1 is de
volgende procedure van toepas- sing:
a een
ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij behorende stukken gedurende twee weken op
het gemeentehuis ter inzage;
b het
college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente
worden ver- spreid en voorts op de
gebruikelijke wijze;
c de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d gedurende
de in artikel 6 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in- dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het
stellen van nadere ei- sen.
6.4 Specifieke
gebruiksregels
1 Tot
een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van
de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a het
gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
b het
gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
c het
gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid
anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden
bedrijfsactiviteit;
d het
gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag
en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-,
voer- en/of vliegtuigen;
e het
gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een
aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit,
indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte
van de gebouwen, met een maximum van 100 m²;
f het
gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een
seksinrichting;
g het
gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie,
grond, puin en schroot en voor het storten van vuil;
h het
gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één
afzonderlijk huishouden.
6.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
1 Het
college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet
ruimtelijke ordening juncto artikel 6 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan,
indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2 Het
college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6 lid 4 sub 2 en
toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:
a de
oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40%
van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte
voor een bed en breakfast voorziening ten hoogste 110 m² mag bedragen;
b onder
de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-,
douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s),
slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer
mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening.
c op
eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor
minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaatsen en de
perceelgrens minimaal tien meter bedraagt;
d geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het
bebouwingsbeeld;
-
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de
milieusituatie;
-
het
straat- en bebouwingsbeeld;
-
de
verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
3 Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van
een ontheffing op grond van artikel 6
lid 5 is de volgende procedure van toepassing:
a een
ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge- durende twee weken op het gemeentehuis ter
inzage;
b het
college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag -en/of nieuwsbladen die in de
gemeente worden ver- spreid en voorts
op de gebruikelijke wijze;
c de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d gedurende
de in artikel 6 lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in dienen omtrent het
ontwerp-ontheffingsbesluit.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van
de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard,
blijven overeenkomstig het gestelde in de van toepassing zijnde artikelen in de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
b de
bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
c de laad- en losmogelijkheden en de
parkeergelegenheid;
d de ruimte tussen bouwwerken;
e het bouwen bij hoogspanningsverbindingen
en ondergrondse hoofd-transportleidingen.
1 Het college kan
ontheffing verlenen van:
a de bestemmingsregels
en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen
onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of
de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
b de bestemmingsregels
voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en
ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet
meer dan 40,00 meter.
2 Een in artikel 9 lid 1
vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan:
a de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
b de milieusituatie;
c de sociale veiligheid;
d het straat- en bebouwingsbeeld;
e de verkeersveiligheid;
f de woonsituatie.
3 Op de
voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ont- heffing
op grond van artikel 8 lid 3 is de volgende procedure van toepassing:
a een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met
bijbehorende stukken ge- durende twee
weken op het gemeentehuis ter inzage;
b het college maakt de nederlegging van
tevoren bekend in één of meer dag
-en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van
zienswijzen;
d gedurende de in artikel 9 lid 3 onder a
vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk
zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
10.1 Overgangsrecht
bouwwerken
1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of worden veranderd;
b na het tenietgaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of worden veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
tenietgegaan.
2 Het college kan eenmalig ontheffing verlenen
van het vermelde in artikel 10 lid 1 sub 1 voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 lid 1 sub 1 met maximaal 10%.
3 Artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
2 Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub 1, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10
lid 2 sub 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
4 Artikel 10 lid 2 sub 1 is niet van
toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan
Wezep,
Wildekampsweg/Houthakkersweg
van de gemeente Oldebroek.
Aldus vastgesteld in
de raadsvergadering van 29 juni 2010.
De
griffier, De voorzitter,