INHOUDSOPGAVE REGELS

 

Hoofdstuk 1.   Inleidende regels  3

Artikel 1                  Begrippen  3

Artikel 2                  Wijze van meten  10

Hoofdstuk 2.  Bestemmingsregels  13

Artikel 3                  Tuin  13

Artikel 4                  Wonen - 1  16

Artikel 5                  Wonen - 2  20

Artikel 6                  Wonen - 3  24

Hoofdstuk 3.  Algemene Regels  29

Artikel 7                  Anti-dubbeltelregel 29

Artikel 8                  Algemene bouwregels  30

Artikel 9                  Algemene ontheffingsregels  31

Hoofdstuk 4.    Overgangs -en slotregels  33

Artikel 10                    Overgangsrecht  33

Artikel 11                    Slotregel 34


 


 

Hoofdstuk 1.    Inleidende regels

 

 

Artikel 1        Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan Wezep, Wildekampsweg/Houthakkersweg, van de gemeente Oldebroek;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0269.WZ103-VG01 met de bijbehorende regels;

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

 

aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of het in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting),


waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

 

Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bebouwingspercentage:

een in de planregels aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;

 

bed en breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit, aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

 

beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden-beroep, voor een (dienstverlenend) bedrijf of voor een dienstverlenende instelling, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;

 

Besluit ruimtelijke ordening:

Besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit Besluit luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

bestaand:

a.             voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

b.             voor het overige gebruik:

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;


bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat geen interne verbinding heeft met het hoofdgebouw;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de onderzijde en aan de bovenzijde door een horizontale vloer of door een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, exclusief de onderbouw en de kap;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

 

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 


dakkapel:

een ondergeschikte uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

erf:

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

 

erker:

een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:

a      de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;

b      de diepte niet meer dan 1,25 meter is;

d      de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafscheiding van niet meer dan 1,00 meter is toegestaan;

d      de oppervlakte niet meer dan 6 m² is;

 

Flora- en faunawet:

Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtredingvan het bestemmingsplan;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

halfvrijstaande woningen:

een blok van twee aaneengebouwde woningen;

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

horizontale diepte van een gebouw:

de afmeting van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;

 


kampeermiddel:

een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

kelder:

een bouwlaag onder een gebouw die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;

 

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht en geen vergunningsplicht op grond van de mileuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefende kunnen worden;

 

overkapping:

elk bouwwerk geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan één wand vormt;

 

peil:

a      indien op het land wordt gebouwd:

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

b      indien in of op het water wordt gebouwd:

        het Normaal Amsterdams Peil;

 

perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen een vergoeding;

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

stacaravan:

een caravan zoals vermeld in artikel 40 van de Woningwet

 

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is;

 

Welstandsnota:

nota waarin is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente is geregeld en die tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel geeft;

 

Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

'Wet luchtkwaliteit':

wijziging van 15 november 2007 van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteit zoals deze wijziging luidt ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening ter bevordering van een duurzame ruimtelijke kwaliteit, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet, zoals deze wet luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 


Artikel 2                   Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

      bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;

        dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;

      op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen;

      voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.

 

afmetingen ander bouwwerk:

de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;

 

de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


 

de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

 


 


Hoofdstuk 2.       Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3                   Tuin

 

3.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

               a               tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

        b        (delen van) overkappingen en ondergeschikte bouwdelen, waaron                der erkers;

        c        parkeren;

met de daarbij behorende:

        d        andere werken;

        e      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en pergola’s, met uitzondering van overkappingen;

f      in -en uitritten en toegangspaden tot de gebouwen op het bijbehorende bouwperceel.

 

3.2          Bouwregels

1        Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of delen daarvan worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers en delen van overkappingen behorende bij het hoofdgebouw op het bijbehorende bouwperceel.

2        Voor het bouwen van (delen van) overkappingen gelden de volgende           regels:

a      achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mogen overkappingen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;

b      de bouwhoogte van (delen van) overkappingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

c      de in de aangrenzende bestemming toegelaten overkappingen mogen worden gebouwd tot 1,00 meter voor het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m².

3.     Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

b      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;

c      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

d      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen.

 

3.3    Nadere eisen

1        Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats         van de bebouwing, ten behoeve van:

a        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b        een goede woonsituatie;

c        een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

d        de sociale veiligheid;

e        de verkeersveiligheid.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 3 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas        sing:

a    een ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij    behorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis     ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 3 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere ei    sen.

 

 

3.4          Specifieke gebruiksregels

1    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

b      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

c      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

d      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;

e      het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil.

 

 

3.5          Ontheffing van de gebruiksregels

1    Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing   op grond van artikel 3 lid 5 is de volgende procedure van toepassing:

a    een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 3 lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.

 


 

Artikel 4                   Wonen - 1

 

4.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        een woning;

b        aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

                met de daarbij behorende:

c        andere werken;

d        bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

e        erven en tuinen.

 

4.2          Bouwregels

1      De maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 50% ten opzichte van het gehele bouwperceel.

2        Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

a      als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;

b      de maatvoering van het hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

3,50 meter

9,00 meter

 

c      het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

d      de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient niet minder dan 3,00 meter te bedragen;

e      de horizontale diepte van het bouwvlak dient niet meer dan 11,00 meter te bedragen;

f      op eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats;

3    Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

a      de maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 


 

Maximale goothoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte overkappingen

Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning

3,50 meter

5,50 meter

3,00 meter

100 m²

 

b     

 

 

 

 

 

b      aan-en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;

4    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

b      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;

c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

d      de bouwhoogte van erf -en terreinafscheidingen gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2 meter bedragen;

e      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen.

 

4.3    Nadere eisen

1        Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats         van de bebouwing ten behoeve van:

a        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b        een goede woonsituatie;

c        de milieusituatie;

d        een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e        de sociale veiligheid;

f        de verkeersveiligheid.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen         op grond van artikel 4 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas-        sing:

a    een ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij    behorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis     ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 4 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere ei-    sen.

 

 

4.4          Specifieke gebruiksregels

1    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

b      het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

d      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

e      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 100 m²;

f      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;

g      het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil;

h      het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.


4.5          Ontheffing van de gebruiksregels

1    Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 4 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4 lid 4 onder h en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

a      de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten hoogste 110 m² mag bedragen;

b      onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening.

c      op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter bedraagt;

d        geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 de milieusituatie;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie.

3      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing    op grond van artikel 4 lid 5 is de volgende procedure van toepassing:

a    een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 4 lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.

 

 


Artikel 5                   Wonen - 2

 

5.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        woningen;

b        aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

c        andere werken;

d        bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

e        erven en tuinen.

 

5.2          Bouwregels

1      De maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 60% ten opzichte van het gehele bouwperceel.

2        Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      als hoofdgebouwen mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;

b      de maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

3,50 meter

9,00 meter

 

c      een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

d      de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde dient niet minder dan 3,00 meter te bedragen;

e      de horizontale diepte van het bouwvlak mag niet meer dan 11,00 meter bedragen;

f      op eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning.

3        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

a      de maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 


 

Maximale goothoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte overkappingen

Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning

3,50 meter

5,50 meter

3,00 meter

100 m²

 

b      aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd.

4    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

b      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

d      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;

 

5.3    Nadere eisen

1        Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats         van de bebouwing ten behoeve van:

a        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b        een goede woonsituatie;

c        de milieusituatie;

d        een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e        de sociale veiligheid;

f        de verkeersveiligheid.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen         op grond van artikel 5 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas        sing:

a    een ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij    behorende stukken ge-durende twee weken op het gemeentehuis     ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d      gedurende de in artikel 5 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen.

 

5.4          Specifieke gebruiksregels

1    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

b      het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

d      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

e      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 100 m²;

f      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;

g      het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil;

h      het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.

 

 

5.5          Ontheffing van de gebruiksregels

1    Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 5 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5 lid 4 sub 2 onder h en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

a      de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten hoogste 110 m² mag bedragen;

b      onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening.

c      op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter bedraagt;

d        geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 de milieusituatie;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie.

3      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing   op grond van artikel 5 lid 5 is de volgende procedure van toepassing:

a    een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 5 lid 5 sub 3 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.


 

Artikel 6        Wonen - 3

 

6.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        woningen;

b        aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

c        andere werken;

d        bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;

e        erven en tuinen.

 

6.2          Bouwregels

1      De maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel dient niet meer te bedragen dan 60% ten opzichte van het gehele bouwperceel.

2        Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      als hoofdgebouwen mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;

b      de maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

 

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

6,00 meter

10,00 meter

 

c      een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

d      indien niet anders op de verbeelding is aangegeven dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde dient niet minder dan 3,00 meter te bedragen;

e      de horizontale diepte van het bouwvlak mag niet meer dan 12,00 meter bedragen;

f      op eigen terrein dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning.

3        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

a      de maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:


 

Maximale goothoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte gebouwen

Maximale bouwhoogte overkappingen

Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning

inclusief zwembad

3,50 meter

5,50 meter

3,00 meter

100 m²

b      aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd.

4    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter  de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

b      de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

c      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

d      de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;

 

6.3    Nadere eisen

1        Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats         van de bebouwing ten behoeve van:

a        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b        een goede woonsituatie;

c        de milieusituatie;

d        een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e        de sociale veiligheid;

f        de verkeersveiligheid.

2      Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen         op grond van artikel 6 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepas-        sing:

a    een ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bij    behorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis     ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 6 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in-    dienen omtrent het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere ei-    sen.

 

6.4          Specifieke gebruiksregels

1    Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a      het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

b      het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;

c      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

d      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

e      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, met een maximum van 100 m²;

f      het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;

g      het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil;

h      het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden.

 

 

6.5          Ontheffing van de gebruiksregels

1    Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6 lid 4 sub 1 van het onderhavige plan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6 lid 4 sub 2 en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

a      de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening ten hoogste 110 m² mag bedragen;

b      onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening.

c      op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaatsen en de perceelgrens minimaal tien meter bedraagt;

d        geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-                 het bebouwingsbeeld;

-                 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

-                 de milieusituatie;

-                 het straat- en bebouwingsbeeld;

-                 de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie.

3      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing    op grond van artikel 6 lid 5 is de volgende procedure van toepassing:

a    een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver-    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 6 lid 5 sub 2 onder a vermelde termijn     kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen in    dienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.

 



 

Hoofdstuk 3.       Algemene Regels

 

 

Artikel 7                   Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 8                   Algemene bouwregels

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in de van toepassing zijnde artikelen in de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a        de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

b        de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;

c        de laad- en losmogelijkheden en de parkeergelegenheid;

d        de ruimte tussen bouwwerken;

e      het bouwen bij hoogspanningsverbindingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen.


 

Artikel 9                   Algemene ontheffingsregels

 

1    Het college kan ontheffing verlenen van:

a      de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;

b      de bestemmingsregels voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.

2    Een in artikel 9 lid 1 vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b    de milieusituatie;

c    de sociale veiligheid;

d    het straat- en bebouwingsbeeld;

e    de verkeersveiligheid;

f    de woonsituatie.

3      Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ont-          heffing op grond van artikel 8 lid 3 is de volgende procedure van                 toepassing:

a    een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken ge-    durende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b    het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of     meer dag -en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden ver    spreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c    de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het     indienen van zienswijzen;

d    gedurende de in artikel 9 lid 3 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.

 

 

 



 

 

Hoofdstuk 4.     Overgangs - en slotregels

 

 

Artikel 10                   Overgangsrecht

 

10.1          Overgangsrecht bouwwerken

1    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a        gedeeltelijk worden vernieuwd of worden veranderd;

b      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of worden veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2    Het college kan eenmalig ontheffing verlenen van het vermelde in artikel 10 lid 1 sub 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 lid 1 sub 1 met maximaal 10%.

3    Artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2          Overgangsrecht gebruik

1    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3    Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4    Artikel 10 lid 2 sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

Artikel 11                   Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan

Wezep, Wildekampsweg/Houthakkersweg

van de gemeente Oldebroek.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 juni 2010.                                       

 

        De griffier,                                            De voorzitter,