Regels
behorende bij het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’ in de gemeente Hulst.
Inhoud
Hoofdstuk
i 1 Artikel 1 1 Artikel 2 5 Hoofdstuk 2 6 Artikel 3 6 Artikel 4 7 Artikel 5 9 Artikel 6 12 Hoofdstuk 3 16 Artikel 7 16 Artikel 8 17 Artikel 9 18 Artikel 10 19 Artikel 11 20 Hoofdstuk 4 21 Artikel 12 21 Artikel 13 23 |
Inleidende
regels 1 Begrippen 1 Wijze van meten 5 Bestemmingsregels 6 Groen 6 Verkeer 7 Wonen 9 Waarde – Archeologie (dubbelbestemming) 12 Algemene regels 16 Anti-dubbeltelregel 16 Algemene gebruiksregels 17 Algemene ontheffingsregels 18 Algemene wijzigingsregels 19 Algemene procedureregels 20 Overgangs- en slotregels 21 Overgangsregels 21 Slotregel 23 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1. bestemmingsplan: het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’ van de gemeente Hulst;
2. kaart: geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO-0667-HU4015-0001;
3. aan- of uitbouw: een uit de gevel
springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat
door haar indeling en inrichting bestemd is om hoofdzakelijk te worden gebruikt
ten behoeve
4. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens: een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. aanduidingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
7. afgewerkte bouwterrein: de gemiddelde
hoogte
8. Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan
9. bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
10. beroepsmatig gebruik van een woning:
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw
of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud
11. bestaand: ten tijde
12. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
13. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
14. bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
15. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
16. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
17. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
18. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
19. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
20. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
21. bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
22. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
23. dienstverlening: het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijschool en videotheek;
24. erf: al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
25. erfgrens: de grens van het erf;
26. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
27. gastenverblijf: een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
28. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29. gestapeld: een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte bouwterrein, gewaarborgd is;
30. horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
31. nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.
32. overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal 1 wand;
33. peil: voor gebouwen, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de bouwhoogte van die weg ter
plaatse
34. permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
35. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
36. samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de
cultuurhistorische samenhang
37. seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
38. stedenbouwkundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;
39. straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
40. voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
41. weg: voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
42. woning: een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
43. Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
44. zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. afstanden van bouwwerken onderling
alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar
deze afstanden het kleinst zijn; Overstekken tot
b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens;
c. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
d. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf
het peil tot aan de bovenkant
e. de inhoud van een bouwwerk: tussen de
onderzijde
f. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g. de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart
h. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
i. het bebouwde oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald.
3.1.1 De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
beplantingen,
speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen en bermsloten, afvalverzamelvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen
ten behoeve van het openbare nut.
3.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. bouwwerken geen gebouw zijnde.
3.2.1 De bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
- speeltoestellen:
- bewegwijzering
en overige straatmeubilair:
- lichtmasten
en overige masten:
- overige
bouwwerken geen gebouw zijnde:
3.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 3.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal
3.3.2 Procedureregel
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.
4.1.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – geldautomaat’: voor een geldautomaat.
4.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
b. bouwwerken geen gebouw zijnde.
4.2.1 De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal
b.
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
1.
speeltoestellen:
2.
bewegwijzering en overige straatmeubilair:
3.
lichtmasten en overige masten:
4.
overige bouwwerken geen gebouw zijnde:
4.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 4.2.1, sub c tot een bouwhoogte van maximaal
4.3.2 Procedureregel
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.
5.1.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de huisvesting van personen;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: voor een zorginstelling
c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken geen gebouw zijnde.
5.2.1 Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
b. ter plaatse aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de op de kaart aangegeven maat;
d. In
afwijking van het bepaalde onder a en c mag een gebouw worden opgericht buiten
het bouwvlak met een oppervlakte van
5.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal
b.
in afwijking van het
onder lid 5.2.2 sub a bepaalde bedraagt de
bouwhoogte van overkappingen maximaal
5.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouw zijnde.
5.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
5.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
5.4.2 Procedureregels
a. bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.
5.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 5.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking
5.6.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 5.5.1 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of
bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende
bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal
- het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
- geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
- geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
- de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
- geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
- geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
- geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.
5.6.2 Procedureregels
bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.
6.1.1 De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
6.1.2 Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
6.1.3 Bouwwerken ten dienste
a.
het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds
aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen
b.
het bouwwerk en de fundering, waaronder begrepen
paalfunderingen, komen niet dieper te liggen dan
c.
het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt
niet meer dan
De bouwhoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve
6.3.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2
voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve
6.3.2 Ontheffing, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden verleend indien:
a.
de aanvrager
b.
de aanvrager
c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3.
begeleiding
6.3.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 tot een bouwhoogte van
maximaal
6.3.4 Procedureregels
a. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden;
b. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.3 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.
a.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
b.
het ophogen van gronden met meer dan
c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
e. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het gebied kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het gebied.
6.4.2 Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
c. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;
d.
werken en/of werkzaamheden waarbij geen
grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan
e. werken en/of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 30m2;
f. archeologisch onderzoek.
6.4.3 Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
a.
de aanvrager
b.
de aanvrager
c. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3.
begeleiding
6.4.4 Procedureregels
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 6.4.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast.
6.5.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen door het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde
- Archeologie’ geheel of gedeeltelijk
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
6.5.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de vorm van bouwvlakken te veranderen, met dien verstande dat:
a.
wijziging op grond van archeologisch onderzoek
noodzakelijk of gewenst is met het oog op de bescherming of de veiligstelling
b.
zonder verandering
c.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
6.5.3 Procedureregels
a.
Bij de toepassing
b. Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.1 en lid 6.5.2 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 1 van deze regels.
6.6.1 Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
Het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro
wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve
9.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor:
9.1.2 Ontheffing als bedoeld in lid 9.1.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.1 is het bepaalde in artikel 10 lid 2 van toepassing.
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:
a. het
bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe afmetingen ten
dienste van het openbaar nut met dien verstande dat de oppervlakte van een
gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde maximaal
b. het overschrijden van de bouwgrens door:
-
erkers, balkons en bordessen tot maximaal
-
ingangspartijen tot maximaal
c. geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde
plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke
toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.
10.2.1 Bij de toepassing
10.2.2 Bij toepassing
Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wro en voor zover deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Bij het verlenen van ontheffing zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wro is de volgende procedure van toepassing:
a. het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken in het gemeentehuis en via de elektronische weg ter inzage;
b. burgemeester
en wethouders geven te voren kennis
c. de
kennisgeving houdt mededeling in
d. indien tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mee.
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %;
c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik (lid 12.1 en lid 12.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’.