Tekstvak: REGELS


behorende bij het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’ in de gemeente Hulst.

 

Hoofdstuk i                  1

Artikel 1       1

Artikel 2       5

Hoofdstuk 2                  6

Artikel 3       6

Artikel 4       7

Artikel 5       9

Artikel 6     12

Hoofdstuk 3                16

Artikel 7     16

Artikel 8     17

Artikel 9     18

Artikel 10    19

Artikel 11    20

Hoofdstuk 4                21

Artikel 12    21

Artikel 13    23

 

Inleidende regels                                                               1

Begrippen                                                                             1

Wijze van meten                                                                    5

Bestemmingsregels                                                            6

Groen                                                                                  6

Verkeer                                                                               7

Wonen                                                                                 9

Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)                               12

Algemene regels                                                               16

Anti-dubbeltelregel                                                                16

Algemene gebruiksregels                                                       17

Algemene ontheffingsregels                                                   18

Algemene wijzigingsregels                                                      19

Algemene procedureregels                                                     20

Overgangs- en slotregels                                                21

Overgangsregels                                                                  21

Slotregel                                                                             23

 

 


Hoofdstuk i

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.      bestemmingsplan: het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’ van de gemeente Hulst;

 

2.      kaart: geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO-0667-HU4015-0001;

 

3.      aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting bestemd is om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;

 

4.      aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.      aanduidingsgrens: een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.      aanduidingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

7.      afgewerkte bouwterrein: de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

 

8.      Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan

 

9.      bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

 

10.  beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

11.  bestaand: ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds aanwezig;

 

12.  bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

 

13.  bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

14.  bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

15.  bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

16.  bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

17.  bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

 

18.  bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

19.  bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

20.  bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

21.  bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

22.  detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

23.  dienstverlening: het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijschool en videotheek;

 

24.  erf: al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

 

25.  erfgrens: de grens van het erf;

 

26.  escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

 

27.  gastenverblijf: een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

 

28.  gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

29.  gestapeld: een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte bouwterrein, gewaarborgd is;

 

30.  horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

 

31.  nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.

 

32.  overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal 1 wand;

 

33.  peil: voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de bouwhoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

 

34.  permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

 

35.  prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

36.  samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

a.      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

b.      een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

c.      een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

d.      de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;

 

37.  seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

38.  stedenbouwkundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen  deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;

 

39.  straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

40.  voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

 

41.  weg: voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

 

42.  woning: een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

43.  Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

 

44.  zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

 


Artikel 2

Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.      afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn; Overstekken tot 40 cm worden hierbij niet meegerekend;

 

b.      de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de perceelsgrens;

 

c.      de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

d.      de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

e.      de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

f.       de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

g.      de breedte en diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

 

h.      de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 

 

i.        het bebouwde oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald.

 


Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

Artikel 3

Groen

3.1         Bestemmingsomschrijving

3.1.1     De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

beplantingen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, bermen en bermsloten,  afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

 

          

3.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

3.2.       Bouwregels

3.2.1     De bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

 

a.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:

-   speeltoestellen:                                    3 meter;

-   bewegwijzering en overige straatmeubilair:        4,5 meter;

-   lichtmasten en overige masten:              10 meter;

-   overige bouwwerken geen gebouw zijnde:          2 meter.

 

3.3         Ontheffing van de bouwregels

3.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

3.3.2     Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.


Artikel 4

Verkeer

4.1.       Bestemmingsomschrijving

4.1.1     De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – geldautomaat’: voor een geldautomaat.

 

 

4.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      niet voor bewoning bestemde gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

4.2.       Bouwregels

4.2.1     De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 100 m˛;

 

b.      de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

 

c.      de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:

1.        speeltoestellen:                                   3 meter;

2.        bewegwijzering en overige straatmeubilair:       4,5 meter;

3.        lichtmasten en overige masten:             10 meter;

4.        overige bouwwerken geen gebouw zijnde:         2 meter.

4.3         Ontheffing van de bouwregels

4.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1, sub c tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.3.2     Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.

 

 


Artikel 5

Wonen

5.1.       Bestemmingsomschrijving

5.1.1     De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.      de huisvesting van personen;

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: voor een zorginstelling

 

c.      wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

5.1.2     Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

 

a.      gebouwen;

 

b.      bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2.       Bouwregels

5.2.1     Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

 

b.      ter plaatse aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;

 

c.      de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de op de kaart aangegeven maat;

 

d.      In afwijking van het bepaalde onder a en c mag een gebouw worden opgericht buiten het bouwvlak met een oppervlakte van 30 m2 en een bouwhoogte van 3,5 meter.

 

5.2.2     Bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

a.        de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;

b.        in afwijking van het onder lid 5.2.2 sub a bepaalde bedraagt de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 meter.

5.3         Nadere eisen

5.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.      de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

b.      de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouw zijnde.

 

5.3.2     Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

5.4         Ontheffing van de bouwregels

5.4.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

lid 5.2.2 sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

5.4.2     Procedureregels

 

a.      bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.

5.5         Specifieke gebruiksregels

5.5.1     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:

 

a.  vormen van gebruik als bedoeld in lid 5.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;

b.  het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

5.6         Ontheffing van de gebruiksregels

5.6.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.5.1 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 40 m2, met dien verstande dat:

-         het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;

-         geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;

-         geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;

-         de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;

-         geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

-         geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;

-         geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn.

 

5.6.2     Procedureregels

bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.

 


Artikel 6

Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)

6.1         Bestemmingsomschrijving

6.1.1     De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

6.1.2     Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

 

6.1.3     Bouwwerken ten dienste van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.      het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;

b.      het bouwwerk en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, komen niet dieper te liggen dan 30 cm beneden het maaiveld;

c.      het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt niet meer dan 30 m2.

6.2         Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ mag maximaal 2 meter bedragen.

6.3         Ontheffing bouwregels

6.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) die niet aan de in lid 6.2 genoemde voorwaarden voldoen, met dien verstande dat de archeologische waarden niet onevenredig mogen worden geschaad.

 

6.3.2     Ontheffing, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden verleend indien:

a.      de aanvrager van de bouwvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.      de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het gebied naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld;

 

c.      de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op:

1.      het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      het doen van opgravingen;

3.      begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.

 

6.3.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

6.3.4     Procedureregels

 

a.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden;

 

b.      Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.3 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 2 van deze regels.

6.4         Aanlegvergunning

6.4.1     Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing zoals bedoeld in lid 6.3.1 of bouwvergunning is verleend;

b.      het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

c.      het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d.      het verlagen of verhogen van het waterpeil;

e.      het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

f.       het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

g.      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

h.      alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het gebied kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het gebied.

 

6.4.2     Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

a.      werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;

b.      werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;

c.      werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;

d.      werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 50 cm beneden het maaiveld;

e.      werken en/of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 30m2;

f.       archeologisch onderzoek. 

 

6.4.3     Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:

a.      de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.      de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken gebied naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld;

c.      de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:

1.        het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.        het doen van opgravingen;

3.        begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

6.4.4     Procedureregels

 

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 6.4.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast.

6.5         Wijzigingsbevoegdheden

6.5.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk van de kaart te verwijderen, indien:

a.      uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.      het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

6.5.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de vorm van bouwvlakken te veranderen, met dien verstande dat:

a.      wijziging op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

b.      zonder verandering van de vorm van het bouwvlak de bebouwing ten behoeve van de betrokken bestemming niet of niet doelmatig kan worden gerealiseerd;

c.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.5.3     Procedureregels

 

a.      Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.1 en lid 6.5.2  winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of met het verwijderen van de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’  er geen archeologische waarden worden aangetast;

 

b.      Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 6.5.1 en lid 6.5.2 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 10 lid 1 van deze regels.

6.6         Specifieke gebruikregels

6.6.1     Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

 

Het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen.


Hoofdstuk 3

Algemene regels

Artikel 7

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 Artikel 8

Algemene gebruiksregels

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf, raam- en straatprostitutie en het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-,  stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen;

 

 

 


Artikel 9

Algemene ontheffingsregels

9.1         Ontheffingsbevoegdheid

9.1.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor:

a.      afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

9.1.2     Ontheffing als bedoeld in lid 9.1.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.2         Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.1 is het bepaalde in artikel 10 lid 2 van toepassing.

 

 


Artikel 10

Algemene wijzigingsregels

10.1      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

a.      het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met dien verstande dat de oppervlakte van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde maximaal 15 m˛ bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;

b.      het overschrijden van de bouwgrens door:

-         erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

-         ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m˛ en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

c.      geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.

 

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

 

10.2      Procedureregels

10.2.1   Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 10.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

 

10.2.2   Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 10.1 is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing.

 


Artikel 11

Algemene procedureregels

11.1      Wijzigingsbevoegdheid

Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6 van de  Wro en voor zover deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

11.2      Ontheffingsbevoegdheid

Bij het verlenen van ontheffing zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wro is de volgende procedure van toepassing:

a.      het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken in het gemeentehuis en via de elektronische weg ter inzage;

b.      burgemeester en wethouders geven te voren kennis van de terinzagelegging in het huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en via de elektronische weg;

c.      de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing gedurende de 4 weken dat het verzoek om ontheffing ter inzage ligt;

d.      indien tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;

e.      burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mee.

 

 

 


Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

Artikel 12

Overgangsregels

12.1      Overgangsrecht bouwwerken

a.   een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

 

b.   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %;

 

c.    sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2      Overgangsrecht gebruik

a.   het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

 

b.   het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

 

c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

 

d.   lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

12.3      Ontheffing

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik (lid 12.1 en lid 12.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 


Artikel 13

Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:

 

Regels bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie Rabobank Sint-Jansteen’.