Regels
behorende bij het bestemmingsplan ‘Kloosterzande Oost’ in de gemeente Hulst.
Hoofdstuk i
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan: het bestemmingsplan ‘Kloosterzande Oost’ van de gemeente Hulst;
2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.HU4014KlzOost-001V met de bijbehorende regels en bijlagen;
3. aan- of uitbouw: een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;
4. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens: een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. aanduidingsvlak: een op de kaart aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
7. aaneengebouwd: blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
8. aan huis gebonden beroep: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;
9. achtererf: gedeelte van het erf tussen
de achtergevellijn en
10. achtergevel van een hoofdgebouw: het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
11. achtergevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
12. afgewerkte bouwterrein: de gemiddelde
hoogte
13. afhaalrestaurant: een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatste met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse. Tevens bestaat hierbij de mogelijkheid dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden;
14. agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt, en/of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat
(nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en
waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan
wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan
1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
4. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
7. veeteelt: het houden van melkvee en/of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, waaronder begrepen:
1. intensieve veehouderij:
2. een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang (kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en varkensmesterij);
3. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
4. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
15. archeologisch deskundige: de provinciaal archeoloog van Zeeland, de rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;
16. archeologisch onderzoek: onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
17. archeologische waarde: de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
18. Awb: de Algemene wet bestuursrecht zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
19. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
20. bebouwingspercentage: een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
21. bedrijf: onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
22. bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
23. bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
24. beroepsmatig gebruik van een woning:
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw
of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud
25. bestaand: ten tijde
26. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
27. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
28. bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
29. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
30. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
31. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
32. bouwperceelsgrens: de grens van een perceel;
33. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
34. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
35. cafetaria/snackbar: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse;
36. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
37. dienstverlening: het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijschool en videotheek;
38. erf: al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst;
39. erfgrens: de grens van het erf;
40. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
41. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
42. geschakeld: hoofdgebouwen welke door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar zijn verbonden;
43. gestapeld: een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte bouwterrein, gewaarborgd is;
44. gevellijn: denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een gebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen;
45. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
46. horecabedrijf: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
47. kaart: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.HU4014.0002;
48. kantoor: een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
49. maatschappelijk: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en hieraan gelieerde kantoren, zorgwoonvormen ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandels- en/of horeca activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;
50. mantelzorg: alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;
51. milieudeskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
52. nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut): voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.
53. ondergronds bouwen: bouwen van bouwwerken onder het afgewerkte bouwterrein;
54. ondersteunende horeca: gelegenheid
waarbij het doel
55. overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal 1 wand;
56. patio: hoofdgebouw waarbij de binnenplaats aan alle zijden is omsloten door wanden;
57. peil:
a. de kruin van de weg indien de afstand tussen
het bouwwerk en de kant van de weg minder dan
b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
58. permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
59. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
60. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
61. samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de cultuurhistorische samenhang
62. seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
63. stedenbouwkundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;
64. straatprostitutie: het zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
65. twee-aaneen: blokken van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden;
66. verkoopvloeroppervlak: de voor het
publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve
67. voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
68. vrijstaand: een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
69. Wed: de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
70. weg: voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
71. Wgh: de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
72. woning: een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
73. Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
74. zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. afstanden van bouwwerken onderling
alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten,
waar deze afstanden het kleinst zijn; overstekken tot
2. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
3. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het
peil tot aan de bovenkant
5. de inhoud van een bouwwerk: tussen de
onderzijde
6. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, kleine liftkokers en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
7. de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart
8. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
9. het bebouwde oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
10. bedrijfsvloeroppervlak wordt gemeten
binnenwerks, op de vloer
11. het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het vlak waar het percentage is ingeschreven;
12. ondergeschikte bouwonderdelen:
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding
van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
Hoofdstuk 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - randzone’: grondgebonden agrarische bedrijven met een uitbouwmogelijkheid voor niet-grondgebonden activiteiten als neventak, een en ander met inachtneming van het karakter van het gebied als agrarische kernrandzone en voorts met dien verstande dat geen intensieve veehouderij is toegestaan;
b. bij deze bestemmingsomschrijving behorende voorzieningen, zoals waterelementen, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins;
3.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2 Bouwregels
3.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een agrarische bedrijfswoning is toegestaan, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – randzone’ een maximaal bebouwingspercentage geldt voor gebouwen, silo’s en overkappingen, zoals op de kaart is aangegeven;
4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede
schuilgelegenheden voor vee en melkveestallen tot
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
d. de goothoogte van schuilgelegenheden en
melkstallen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal
e. de bouwhoogte van schuilgelegenheden en
melkstallen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal
f. de bouwhoogte van een mestverzamelsilo
bedraagt maximaal
g. de bouwhoogte van overige silo’s bedraagt
maximaal
h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2, sub h:
a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
b. tot een maximum van
3.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
3.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Tot het gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van mest, al dan niet in mestopslagruimten en/of al dan niet afgedekt of verpakt, voor zover deze opslag niet plaatsvindt binnen de bouwvlakken.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1 Het is verboden gronden, voor zover deze zijn gelegen binnen een
afstand van
3.5.2 Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.5.3 De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.5.4 Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning wint het college
van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de milieudeskundige
omtrent de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige
afbreuk zal worden gedaan aan
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor ‘Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijven tot ten hoogste categorie 3-1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’: tevens een groothandel in machines, apparaten en toebehoren en reparatie van machines en apparaten;
d. wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
met dien verstande dat:
e. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
f. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
g. de opslag van meer dan
h. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van:
1. benzineservicestations voor zover deze voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. detailhandel, voor zover die een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge het bepaalde in dit lid onder a, b en c is toegestaan.
4.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2 Bouwregels
4.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, waarbij dit bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zowel binnen als buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden opgericht;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
d. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde
gebouwen op hetzelfde bouwperceel bedraagt niet minder dan
e. de afstand van gebouwen en overkappingen die
niet in de bouwperceelsgrens worden gebouwd, mag tot die bouwperceelsgrens niet
minder bedragen dan
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2, sub f:
a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
b. tot een maximum van
4.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
4.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
a. het gebruik van gronden gelegen buiten het bouwvlak én grenzend aan de openbare weg, voor de opslag van goederen, puin, bagger en specie;
b. het gebruik van overige onbebouwde gronden voor de opslag van goederen, met dien verstande dat dergelijke opslag is toegestaan tot een hoogte van ten hoogste:
1.
2.
4.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 4.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de Bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking
4.5 Ontheffing van gebruiksregels
4.5.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van lid 4.1.1 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1 ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten;
4.5.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van lid 4.1.1 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1.1 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
4.5.3 Bij het verlenen van de ontheffing als bedoeld in lid 4.5.1 en lid 4.5.2 wordt de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm in acht genomen en wordt getoetst aan de maatgevende milieuaspecten, met dien verstande dat geluidshinderlijke en/of risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
4.5.4 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.5.1 en lid 4.5.2 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd;
a. de huisvesting van personen;
b. detailhandelsbedrijven en dienstverlening;
c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
met dien verstande dat:
d. een ander gebruik dan wonen uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
e. opslag van meer dan
5.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. hoofdgebouwen;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2. Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
d. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd
in
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ opgericht;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel
binnen als buiten
c. de totale bebouwde oppervlakte ter plaatse van
de aanduiding ‘bijgebouw’ bedraagt maximaal 40% met een maximum van
d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
f. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens
minimaal
g. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
mogen minimaal
h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 5.2.1, sub b en sub c tot een
overschrijding met maximaal
b. lid 5.2.2, sub f voor een kortere afstand tot
minimaal
c. lid 5.2.2, sub h:
1. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
2. tot een maximum van
5.4.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
5.4.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 5.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg;
b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
5.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 5.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de Bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoenen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, bruggen, paden, verhardingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groenvoorzieningen;
6.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
1. speelvoorzieningen:
2. lichtmasten
en overige masten:
3. bewegwijzering
en overig straatmeubilair:
4. overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde:
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 6.2.1, sub c tot een bouwhoogte van maximaal
6.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 6.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
Artikel 7
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 3 van de bij dit artikel behorende Staat van Horeca-activiteiten;
b. wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
7.2 Bouwregels
7.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak;
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zowel binnen als buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden opgericht;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
d. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde
gebouwen op hetzelfde bouwperceel bedraagt niet minder dan
e. de afstand van gebouwen en overkappingen die
niet in de bouwperceelsgrens worden gebouwd, mag tot die bouwperceelsgrens niet
minder bedragen dan
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten en
overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2, sub f:
a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
b. tot een maximum van
7.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
7.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
7.4 Ontheffing van gebruiksregels
7.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van lid 7.1.1, sub a teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
7.4.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 7.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
8.1. Bestemmingsomschrijving
8.1.1 8.1.1 De voor ‘Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd
a. kantoren;
b. wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. hoofdgebouwen;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2. Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
d. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd
in
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ opgericht waarbij dit aanduidingsvlak volledig mag worden bebouwd;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel
binnen als buiten
c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
e. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens
minimaal
f. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
mogen minimaal
g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 8.2.1, sub b en sub c tot een
overschrijding met maximaal
b. lid 8.2.2, sub e voor een kortere afstand tot
minimaal
c. lid 8.2.2, sub g:
1. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
2. tot een maximum van
8.4.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.4.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
8.4.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 8.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg;
b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
8.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 8.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de Bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking
9.1. Bestemmingsomschrijving
9.1.1 De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. lokale maatschappelijke voorzieningen;
b. wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9.2 Bouwregels
9.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak;
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zowel binnen als buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden opgericht;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt
maximaal
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de kaart aangeduide maat;
d. de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde
gebouwen op hetzelfde bouwperceel bedraagt niet minder dan
e. de afstand van gebouwen en overkappingen die
niet in de bouwperceelsgrens worden gebouwd, mag tot die bouwperceelsgrens niet
minder bedragen dan
f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2, sub f:
a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
b. tot een maximum van
9.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.3.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
9.3.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 9.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
10.1. Bestemmingsomschrijving
10.1.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
10.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2. Bouwregels
10.2.1 De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal
b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
1. speelvoorzieningen:
2. lichtmasten
en overige masten:
3. bewegwijzering
en overig straatmeubilair:
4. overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde:
10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 10.2.1, sub c tot een bouwhoogte van maximaal
10.3.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 10.3.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen, singels, taluds, bermstroken, oevers, duikers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen;
11.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 De bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde bedraagt maximaal
Artikel 12
12.1. Bestemmingsomschrijving
12.1.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de huisvesting van personen;
b. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.1.2 Op
deze gronden mogen, met inachtneming
a. hoofdgebouwen;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2. Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen, worden gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
d. ter plaatse van aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
e. ter plaatse aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen
maximaal
g. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd
in
h. de breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 12.1.2, sub b niet meegerekend – bedraagt minimaal ter plaatse van aanduiding:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. aaneengebouwd:
4. gestapeld: niet nader bepaald.
i. de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 12.1.2, sub b niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal ter plaatse van de aanduiding:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. aaneengebouwd: niet nader bepaald;
4. gestapeld: niet nader bepaald.
j. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’ opgericht;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel
binnen als buiten
c. de totale bebouwde oppervlakte ter plaatse van
de aanduiding ‘bijgebouw’ bedraagt maximaal 40% met een maximum van
d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bedraagt maximaal
f. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens
minimaal
g. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
mogen minimaal
h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en
geen overkappingen zijnde
8. overkappingen
12.3 Nadere
eisen
12.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
12.4 Ontheffing
van de bouwregels
12.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 12.2.1, sub i voor een kortere afstand tot
minimaal
b. lid 12.2.1, sub f tot een overschrijding met
maximaal
c. lid 12.2.2, sub f voor een kortere afstand tot
minimaal
d. lid 12.2.2, sub h:
1. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
2. tot een maximum van
12.4.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 12.4.1, sub a, sub b en sub c kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;
12.4.3 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 12.4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
12.5 Specifieke
gebruiksregels
12.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg;
b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
12.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt niet gerekend:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 12.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de Bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking
12.6 Ontheffing
van de gebruiksregels
12.6.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in lid 9.1
voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten
in de woning met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de
woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven,
b. het
vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mag
ten hoogste
c. het
beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
d. het
gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
e. er
mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die
verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
f. ontheffing
wordt niet verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking
van de Wet milieubeheer valt;
g. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.6.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 12.6.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
Artikel 13
13.1. Bestemmingsomschrijving
13.1.1 De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
13.1.2 Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
13.1.3 Bouwwerken ten dienste
a. het bouwwerk dient ter vervanging van een
reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen
b. het bouwwerk en de fundering, waaronder
begrepen paalfunderingen, komen niet dieper te liggen dan
c. het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt
niet meer dan
13.2 Bouwregels
13.2.1 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve
13.3 Ontheffing bouwregels
13.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.2.2 voor het bouwen van
bouwwerken ten behoeve
13.3.2 Ontheffing, zoals in lid 13.3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden verleend indien:
a. de aanvrager
b. de aanvrager
c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op:
d. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
e. het doen van opgravingen;
f. begeleiding
13.3.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van
het bepaalde in lid 13.2 tot een totale hoogte van maximaal
13.3.4 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, 13.3.2 en 13.3.3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden;
13.3.5 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 13.3.1, 13.3.2. en 13.3.3 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
13.4.1 Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een
grotere diepte dan
b. het ophogen van gronden met meer dan
c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
e. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
h. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het gebied kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het gebied.
13.4.2 Het in lid 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
a. werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
b. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
c. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouw- of aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;
d. werken en/of werkzaamheden waarbij geen
grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan
e. werken en/of werkzaamheden over een
oppervlakte kleiner dan
f. archeologisch onderzoek.
13.4.3 Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
a. de aanvrager
b. de aanvrager
c. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding
13.4.4 Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 13.4.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast;
13.4.5 Bij het verlenen van een aanlegvergunning zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 3 van deze regels.
13.5.1 Het college is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het
bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
13.5.2 Het college is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de vorm van bouwvlakken te veranderen, met dien verstande dat:
a. wijziging op grond van archeologisch onderzoek
noodzakelijk of gewenst is met het oog op de bescherming of de veiligstelling
b. zonder verandering
c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
13.5.3 Bij de toepassing
13.5.4 Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 13.5.1 en lid 13.5.2 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 1 van deze regels.
13.6 Specifieke gebruikregels
13.6.1 Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
15.1 Verboden gebruik
15.1.1 Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
15.1.2 Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve
b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.
16.1 Vrijwaringszone-weg
16.1.1 Het is, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet toegestaan
om ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone-weg’ gebouwen te
bouwen binnen een afstand van
16.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.1.1, met inachtneming van de volgende regels:
a. de ontwikkelingen binnen de vrijwaringszone-weg mogen geen afbreuk doen aan de verkeersplanologische functie van de betreffende weg;
b. alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de wegbeheerder over de vraag als bedoeld onder a.
16.2 Wro-zone-wijzigingsgebieden
16.2.1 Ter plaatse van de
aanduiding ‘Wro-zone-wijzigingsgebied –
a. het aantal woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma en een geaccordeerde planningslijst;
b. de aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. detailhandel;
2. horecabedrijven, als bedoeld in categorie 1a en 1b van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
3.
kantoren met dien verstande dat de
brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan
4. maatschappelijke voorzieningen;
5. dienstverlening;
6. kleinschalige bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
7. het wonen zowel in combinatie met het bepaalde onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 als zelfstandig, waarbij de volgende typen hoofdgebouwen mogen worden gerealiseerd binnen het op kaart aan te duiden bouwvlak: vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld, aaneengebouwd, patio en gestapeld;
8. aan huis gebonden beroepen;
9. ter plaatse van de aanduiding ‘plein’: tevens een plein;
10. tuinen, erven, paden, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
met dien verstande dat:
11. een ander gebruik dan wonen uitsluitend is toegestaan op de begane grond.
c. met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van centrumvoorzieningen de volgende regels gelden:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het een bebouwingspercentage van maximaal 50%;
2.
de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal
3.
de bouwhoogte
4. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
d. de breedte van een bouwperceel ter plaatse van de gronden met het type hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, minimaal bedraagt:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd:
5. patio: niet nader bepaald;
6. gestapeld niet nader bepaald.
e. de breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of een aangebouwd bijgebouw niet meegerekend –op de gronden met het type hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, minimaal bedraagt:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd:
5. patio: niet nader bepaald;
6. gestapeld niet
nader bepaald.
f. de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens op de gronden met het type hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, minimaal bedraagt:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd: niet nader bepaald;
5. patio: niet nader bepaald;
6. gestapeld niet nader bepaald.
g. de goothoogte en de bouwhoogte per type hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, maximaal de volgende maat bedraagt:
type max.
goothoogte max. bouwhoogte
1. vrijstaand
2. twee-aaneen
3. geschakeld
4. aaneengebouwd
5. patio niet
nader bepaald
6. gestapeld niet
nader bepaald
h. bij toepassing van hellende dakvlakken van een hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, de dakhelling minimaal 20º en maximaal 50º bedraagt;
i. de diepte van een hoofdgebouw, zijnde een
zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, maximaal
j. bij het type patio per hoofdgebouw, zijnde
een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, minimaal
j. aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen kunnen bij elk hoofdgebouw worden opgericht, met uitzondering van een hoofdgebouw type patio zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7;
2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak opgericht, met dien verstande dat bij een hoofdgebouw type getapeld zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
3. het bebouwde oppervlak van het achtererf,
inclusief overkappingen, bedraagt maximaal 40% van dat erf met een maximum van
4. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij het type hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, bedragen maximaal de volgende maten:
type goothoogte bouwhoogte
1. vrijstaand
2. twee-aaneen
3. geschakeld
4. aaneengebouwd
5. gestapeld niet
nader bepaald
5. de goothoogte van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij overige hoofdgebouwen bedraagt maximaal
6. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens
minimaal
7.
in afwijking van het bepaalde onder 6
bedraagt de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw,
zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, type
vrijstaand, twee-aaneen en geschakeld, tot de voorste bouwperceelsgrens
8. bij toepassing van een dakhelling bij aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, zijnde een zelfstandige woning als bedoeld in lid 16.2.1, sub b7, bedraagt de helling maximaal 60º;
9. bij toepassing van een dakhelling bij aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij overige hoofdgebouwen, bedraagt de helling minimaal 30º;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van een overkapping, zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
l. voldaan wordt aan de regels ingevolge de Wgh;
m.
aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen
niet als woonruimte mogen worden benut ten behoeve van het bieden of ontvangen
van mantelzorg en/of als zelfstandige woonruimte;
n.
ontheffing kan worden verleend voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige
en bedrijfsmatige activiteiten in een zelfstandige woning als bedoeld in
lid 16.2.1, sub b7 met inachtneming
van de volgende bepalingen:
1.
de
woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;
2.
het
vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mag
ten hoogste
3.
het
beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
4.
het
gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
5. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
6. ontheffing wordt niet verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
7. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
o. Burgemeester
en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 16.2.1
sub b3 teneinde een groter kantoorvloeroppervlak toe te staan indien dit nodig
is voor een doelmatige bedrijfsvoering en met inachtneming van de volgende
voorwaarden: ontheffing is slechts toelaatbaar, indien daardoor het monumentale
of beeldbepalende karakter van de gebouwen niet onevenredig wordt aangetast,
dan wel de mogelijkheden voor het herstel van dit karakter zijn verzekerd
alsmede het brutovloeroppervlak mag niet meer bedragen dan
p. Burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
1. lid 16.2.1, sub b2 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten dan op grond van lid 16.2.1, sub b2 toelaatbaar is, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 16.2.1, sub b2 ter plaatse toegelaten horeca-activiteiten;
2. lid 16.2.1, sub b2 teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
3. lid 16.2.1, sub b6 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan op grond van lid 16.2.1, sub b6 toelaatbaar is, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 16.2.1, sub b6 ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten;
4. lid 16.2.1, sub b6 voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 16.2.1, sub b6 ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten;
5. lid 16.2.1, sub b11 teneinde:
a. detailhandel en dienstverlening ook op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak op de begane grond aanwezig zijn;
b. kantoren ook op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak op de begane grond aanwezig zijn;
c. maatschappelijke voorzieningen ook op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van de betreffende functie op de begane grond aanwezig zijn.
6. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in
lid 16.2.1, sub p dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking
tot de vraag of aan
q.
Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de van
deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die
zin, dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd
indien en voor zover een wijziging
r.
de gebruiksmogelijkheden
s.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt
t. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;
u. de parkeerkencijfers en –normen in acht worden genomen volgens de CROW-uitgave ASVV-2004;
v. bij wijziging de regels zoals opgenomen in artikel 6 (Groen) en artikel 10 (Verkeer) van overeenkomstige toepassing zijn.
16.2.2 Ter plaatse van de
aanduiding ‘Wro-zone-wijzigingsgebied –
a. het aantal woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma en een geaccordeerde planningslijst;
b. er de volgende typen hoofdgebouwen mogen worden gerealiseerd binnen het op kaart aan te duiden bouwvlak: vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld, aaneengebouwd en patio;
c. de breedte van een bouwperceel minimaal bedraagt ter plaatse van de gronden met het type hoofdgebouw:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd:
5. patio: niet nader bepaald.
d. de breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of een aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – minimaal op de gronden met het type hoofdgebouw bedraagt:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd:
5. patio: niet
nader bepaald.
e. de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal op de gronden met het type hoofdgebouw bedraagt:
1. vrijstaand:
2. twee-aaneen:
3. geschakeld:
4. aaneengebouwd: niet nader bepaald;
5. patio: niet nader bepaald.
f. de goothoogte en de bouwhoogte per type hoofdgebouw maximaal de volgende maat bedraagt:
type max.
goothoogte max. bouwhoogte
1. vrijstaand
2. twee-aaneen
3. geschakeld
4. aaneengebouwd
5. patio niet
nader bepaald
g. bij toepassing van hellende dakvlakken de dakhelling minimaal 20º en maximaal 50º bedraagt;
h. de diepte van een hoofdgebouw maximaal
i. bij het type patio per hoofdgebouw minimaal
j. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend opgericht bij de typen vrijstaand, twee-aaneen, geschakelde of aaneengebouwd;
2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend binnen een bouwvlak opgericht;
3. de totale bebouwde oppervlakte van aan- en
bijgebouwen bedraagt maximaal 40% van het achtererf met een maximum van
4. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij het type hoofdgebouw bedragen maximaal de volgende maten:
type goothoogte bouwhoogte
1. vrijstaand
2. twee-aaneen
3. geschakeld
4. aaneengebouwd
5. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens
minimaal
6.
in afwijking van het bepaalde onder 5
bedraagt de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij het type vrijstaand,
twee-aaneen en geschakeld tot de voorste bouwperceelsgrens
7. bij toepassing van een dakhelling bedraagt de helling maximaal 60º;
8. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
1. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van
hoofdgebouwen
en de openbare weg
2. erf- en
terreinafscheidingen elders
3. pergola's
4. speelvoorzieningen
5. lichtmasten
en overige masten
6. bewegwijzering
en overig straatmeubilair
7. van overige bouwwerken, geen gebouwen
en geen
overkappingen zijnde
8. overkappingen
k.
voldaan wordt aan de regels ingevolge de Wgh;
l.
aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen
mogen niet als woonruimte worden benut ten behoeve van het bieden of ontvangen
van mantelzorg en/of als zelfstandige woonruimte;
m.
ontheffing kan worden verleend voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige
en bedrijfsmatige activiteiten in de woning met inachtneming van de volgende
bepalingen:
1.
de
woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;
2.
het vloeroppervlak
in gebruik voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mag ten hoogste
3.
het
beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
4.
het
gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
5. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
6. ontheffing wordt niet verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
7. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
n.
de gebruiksmogelijkheden
o.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt
p. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor woondoeleinden;
q. de parkeerkencijfers en –normen in acht worden genomen volgens de CROW-uitgave ASVV-2004;
r. bij wijziging de regels zoals opgenomen in artikel 6 (Groen) en artikel 10 (Verkeer) van overeenkomstige toepassing zijn.
16.2.3 Bij het toepassen van de
bevoegdheid als bedoeld in lid 16.2.1 en 16.2.2 zijn de algemene
procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 1 van deze
regels.
Artikel 17
17.1 Ontheffingsbevoegdheid
17.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
a. het overschrijden
1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal
2. ingangspartijen tot maximaal
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen;
b. het oprichten van antennes en masten tot een
bouwhoogte van
17.1.2 Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 17.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 2 van deze regels.
18.1 Wijzigingsbevoegdheid
18.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste
van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal
b. het overschrijden
1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal
2. ingangspartijen tot maximaal
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;
c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn
van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of
die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Hierbij zijn verschuivingen
18.1.2 Bij de toepassing van de bevoegdheden als bedoeld in lid 18.1.1 kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
18.1.3 Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 18.1.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 19 lid 1 van deze regels.
19.1 Wijzigingsbevoegdheid
19.1.1 Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
19.2 Ontheffingsbevoegdheid
19.2.1 Bij het verlenen van ontheffing is de volgende procedure van toepassing:
a. het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing of aanvraag ligt gedurende 4 weken in het gemeentehuis ter inzage;
b. burgemeester en wethouders geven te voren
kennis
c. de kennisgeving houdt mededeling in
d. indien tegen het ontwerpbesluit op het verzoek om ontheffing zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mee.
19.3 Aanlegvergunning
19.3.1 Voor het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in
- artikel 3 lid 5;
- artikel 13 lid 4;
geldt de procedure zoals opgenomen in de artikel 3.16 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening.
Overtreding van het bepaalde in:
- artikel 3 lid 5;
- artikel 13 lid 4;
is, naast het bepaalde in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed.
21.1 Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende overgangsregels:
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.1, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.1, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Lid 21.1, sub a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
21.2 Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende overgangsregels:
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van lid 21.2, sub a voor het vergroten
c. Lid 21.2, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
21.3 Ontheffing
21.3.1 Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik (lid 21.1 en lid 21.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
21.4 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten:
21.4.1 Indien afstanden ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
21.4.2 In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten
van bestaande bouwwerken op de dag
21.4.3 In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 21.4.1 en lid 21.4.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 22
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels bestemmingsplan ‘Kloosterzande Oost’.