Regels
behorende bij het bestemmingsplan ‘Hengstdijkse
Kerkstraat 36 Hengstdijk’ in de gemeente Hulst.
Hoofdstuk 1
In deze
regels wordt verstaan onder:
1.
plan
het bestemmingsplan ‘Hengstdijkse Kerkstraat 36 Hengstdijk’ van de gemeente Hulst;
2.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bestemmingsplanMV-006b met de
bijbehorende regels;
3.
kaart
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bestemmingsplanMV-006b;
4. aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6.
afgewerkt
bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen en bouwwerken
geen gebouwen zijnde omringt;
7.
Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van
de inwerkingtreding van dit plan;
8.
bebouwing
één of
meer gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
9.
bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
10. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
11. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
12. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
13. bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
14. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
15. bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
16. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
17. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
18. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
19. peil
§
de kruin van de weg indien de afstand tussen het
bouwwerk en de kant van de weg minder dan
§
bij ligging in het water: het
gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
§
in andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
20. Wro
Wet
ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van
dit plan.
Artikel 2
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.
afstanden
van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken geen gebouwen
zijnde tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het
kleinst zijn;
2.
de
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijkt te
stellen bouwonderdelen;
3.
de
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4.
de
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5.
de inhoud
van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde
van daken en dakkapellen;
6.
de
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
7.
het
bebouwde oppervlak
optellen van de oppervlakten van alle op een terrein
gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is
bepaald;
8.
ondergeschikte
bouwdelen
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan
Hoofdstuk 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor
‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
bijzondere en maatschappelijke voorzieningen;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: voor de huisvesting
van personen in een woning;
c. verhardingen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Uitsluitend ten dienste
a. gebouwen
en overkappingen;
b. bouwwerken
geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen
en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag maximaal 1 bedrijfswoning worden
opgericht;
c. de goot-
en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart
aangegeven hoogte;
d. de
afstand tot de bouwperceelsgrens bedraagt minimaal
e. de
onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen
bedraagt minimaal
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met
inachtneming van de volgende regels:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt achter (het verlengde van)
de voorgevel van het gebouw maximaal
b. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor (het verlengde van)
de voorgevel van het gebouw maximaal
c. de
bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt maximaal
d. de
bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met
inachtneming van de voorgaande regels, bij het verlenen van een bouwvergunning
nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de
plaatsing van gebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte
van elkaar;
b. de
dakhelling van hellende dakvlakken van een gebouw;
c. de
plaatsing en vormgeving van een bouwwerk geen gebouw zijnde.
3.3.2 Voorwaarde
De in lid 3.3.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts
worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden
geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan of met het oog
op de bereikbaarheid van een gebouw, een bouwwerk geen gebouw zijnde en gronden
in verband met calamiteiten.
3.4 Ontheffing van de
bouwregels
3.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan
voor:
a. het
afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
b. geringe
afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter
verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk
zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn
verschuivingen van de bouwvlak met maximaal
Artikel 4
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de kaart en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
a.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres,
entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan
b.
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits
de overschrijding niet meer dan
Artikel 6
Het is
verboden de in dit plan begrepen gronden alsmede
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten
gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond
gegeven bestemming.
Hoofdstuk 4
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
c.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
d.
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van lid 7.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in lid 7.1, sub a met maximaal 10%;
e.
lid 7.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken
die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan,
maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet;
b.
het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.2, sub a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c.
indien het gebruik, bedoeld in lid 7.2, sub a, na
de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten;
d.
lid 7.2, sub a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 8
Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Hengstdijkse Kerkstraat 36
Hengstdijk’.