Bestemmingsplan

julianastraat 32-34 heikant

REGELS

 

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

H1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

H2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Bedrijf

 

H3. Algemene regels

Artikel 4. Anti-dubbeltelregel

Artikel 5. Algemene bouwregels

Artikel 6. Algemene gebruiksregels

Artikel 7. Algemene afwijkingsregels

Artikel 8. Algemene wijzigingsregels

 

H4. Slot- en overgangsregels

Artikel 9. Overgangsrecht

Artikel 10. Slotregel

 

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1          het plan

het bestemmingsplan “Julianastraat 32-34 Heikant” van de gemeente Hulst.

1.2          aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.3          aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4          aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.5          aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6          achterste perceelsgrens

de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

1.7          bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8          bedrijf

een onderneming die gericht is op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.9          bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10       bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.11       bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12       bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpheikjulstr3234-000V met de bijbehorende regels.

1.13       bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14       Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15       bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16       bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17       bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20       detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder het uitstallen ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending  anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21       gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22       geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.23       hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.24       kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.25       NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.26       nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,

telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur

voor telecommunicatie.

1.27       overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.28       peil

·         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

·         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.29       prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een

ander tegen betaling.

1.30       seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31       Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.

1.32       verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Julianastraat 32-34 Heikant’.

1.33       voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.34       voorgevellijn

denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel;

1.35       voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan;

1.36       zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

 

 

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1   afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2   bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3   breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4   goothoogte van een bouwwerk

a.    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b.    bij meerdere/verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boei-bordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogten gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;

c.     bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.

2.5   inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6   oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7   vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ (b≤2): bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b.      ter plaatse van de functieaanduiding ‘transportbedrijf’ (trb): tevens voor een transportbedrijf;

c.       ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' (bw): tevens voor een bedrijfswoning met bijbehorend erf;

d.      ter plaatse van de functieaanduiding ‘tuin’ (t): tevens voor een tuin;

e.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en laad- en losvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.       bedrijfsgebouwen;

b.      bedrijfswoningen;

c.       bijgebouwen bij bedrijfswoningen;

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.       bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;

b.      indien bedrijfsgebouwen niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m¹;

c.       het maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 50%;

d.      de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m¹.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.       bedrijfswoningen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);

b.      de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen ten hoogste respectievelijk 4 m¹ en 8 m¹;

c.       bedrijfswoningen mogen niet anders dan van een kap worden voorzien;

d.      de maximale oppervlakte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 225 m²;

e.      de maximale inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 750 m³.

 

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

a.       de afstand van bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt ten minste 1 m¹;

b.      bijgebouwen dienen minimaal 1 m¹ achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

c.       de maximale oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60 m²;

d.      de goothoogte van bijgebouwen en daarbij behorende overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m¹;

e.      de bouwhoogte van bijgebouwen en daarbij behorende overkappingen bedraagt ten hoogste 7 m¹.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

a.       De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

1.       voor erf- en terreinafscheidingen tussen de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning en de openbare weg: 1 m¹;

2.       voor erf- en terreinafscheidingen elders: 2 m¹;

3.       voor pergola's: 2,75 m¹;

4.       voor speelvoorzieningen: 3 m¹;

5.       voor lichtmasten en overige masten: 10 m¹;

6.       voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m¹.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a.       Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.      opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

c.       geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;

d.      activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

e.      opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m¹ is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

f.        opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 m¹ is op onbebouwde gronden binnen een afstand van 10 m¹ van de voorste perceelsgrens niet toegestaan;

g.       parkeren vindt plaats op eigen terrein;

h.      per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak niet toegestaan. Kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;

i.         per bedrijf is detailhandel toegestaan voor zover samenhangend met en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering tot 15% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat 50% van het maximum bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van showrooms;

j.        er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;

k.       het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning als woon- en werkruimte is niet toegestaan;

l.         Voor aan-huis-gebonden-beroepen gelden de volgende gebruiksregels:

1.       de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;

2.       het vloeroppervlak dat gebruikt wordt voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mag ten hoogste 25 m² van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen bedragen;

3.       het beroep of de activiteit dient door de hoofdbewoner te worden uitgeoefend;

4.       het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

5.       er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten.

 

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’ overeenkomstig de in lid 3.1 sub b opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat er bij ingebruikname een groene erfscheiding met een hoogte van minimaal twee m¹ en een breedte van minimaal 0,5 m¹ aan de noord- en oostzijde van de ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’ is geplaatst en zonder dat het gebied met de functieaanduiding tuin binnen zes maanden na ingebruikname volledig is ingericht als tuin, op een zodanige manier dat het zicht vanaf de openbare weg op de bedrijfsactiviteiten sterk wordt verminderd.

 

 

3.4 Wijzigingsregels

1.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van het transportbedrijf de bestemming ‘Bedrijf’  te wijzigen door het verwijderen van de functieaanduiding ‘transportbedrijf’ (trb).

 

2.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van het transportbedrijf de bestemming ‘Bedrijf’  te wijzigen in de bestemming Agrarisch met de van toepassing zijnde regels voor het aangrenzende agrarisch gebied, uitsluitend ter plaatse van de ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’.

 

 

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 4 Antidubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5 Algemene bouwregels

 

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de regels worden overschreden door:

a.       tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m¹ bedraagt;

b.      tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m¹ bedraagt;

c.       andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m¹ bedraagt.

 

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

a.       het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

b.      het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een

omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.       afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;

b.      overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m¹ bedragen.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m¹ bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.       een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.       na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag  waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.       dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.       het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.       indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 10 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Julianastraat 32-34 Heikant’.