Bestemmingsplan

VLASSTRAAT 35b HEIKANT

REGELS

 

H1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

H2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Wonen

Artikel 4. Waarde – Archeologie 2

 

H3. Algemene regels

Artikel 5. Anti-dubbeltelregel

Artikel 6. Algemene bouwregels

Artikel 7. Algemene afwijkingsregels

Artikel 8. Algemene wijzigingsregels

 

H4. Slot- en overgangsregels

Artikel 9. Overgangsrecht

Artikel 10. Slotregel

 

 


 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1        het plan

het bestemmingsplan “Vlasstraat 35B Heikant” van de gemeente Hulst.

1.2        bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpheikvlasstr35b-001V met de bijbehorende regels.

1.3        aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4        aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5        aangebouwde overkapping

een aan een hoofdgebouw gebouwde overkapping.

1.6        aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.7        aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8        arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, en op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.9        archeologisch deskundige

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.10     archeologisch rapport

een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie.

1.11     archeologische waarde

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid.

1.12     bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13     bedrijf

een onderneming die gericht is op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14     bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.15     bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17     bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18     bodemverstorende activiteiten

het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.19     bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.20     bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21     bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22     bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24     bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25     bouwwerk geen gebouw zijnde

elk bouwwerk dat geen gebouw of overkapping is.

1.26     dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.27     detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder het uitstallen ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending  anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28     dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.29     gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30     grondgebonden woning

woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld.

1.31     hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32     huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.33     KNA

Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl).

1.34     NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.35     nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,

telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur

voor telecommunicatie.

1.36     opgraven/opgraving

de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

1.37     overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.38     peil

·        voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

·        in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.39     perceel

een of meerdere aaneengesloten kadastrale percelen behorend bij het hoofdgebouw.

1.40     verstoring

aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring.

1.41     voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw of woning.

1.42     voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.43     voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een of meerdere voorste perceels-grenzen aan.

1.44     vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke wand heeft met een andere woning.

1.45     vrijstellingsdiepte

een diepte van 40 centimeter beneden het maaiveld.

1.46     waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.47     woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.48     zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

 

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1   afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2   bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3   breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4   goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel(len) als goothoogte aangemerkt;

2.5   inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6   oppervlakte van een bouwwerk

a.      voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

b.      voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).

2.7   oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8   vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wonen in een woning daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals  groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.      als woningtypen zijn toegestaan: vrijstaand;

b.      uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;

c.      en tevens geldt:

 

 

hoofdgebouw  

aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping  

bouwwerk geen gebouw of overkapping zijnde  

1. op deze gronden mag worden gebouwd:  

a. binnen het bouwvlak  

ja  

ja  

ja  

b. ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen 

nee  

ja  

ja  

2. de hoogte bedraagt niet meer dan:  

a. goothoogte binnen het bouwvlak  

zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' 

Voor een aan- en uitbouw: zie aanduiding 'maximum goothoogte (m)'

Voor een overkapping: 3,3 meter

niet van toepassing  

b. goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  

niet van toepassing  

- zie aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';

- en anders: 3,3 meter

niet van toepassing  

c. bouwhoogte  

zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'  

7 meter

- muren en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van hoofdgebouwen: 2 meter;

- muren en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van hoofdgebouwen: 1 meter;

- lichtmasten en overige masten: 10 meter;

- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 meter.

3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  

a. binnen het bouwvlak  

niet gemaximeerd

niet gemaximeerd 

niet gemaximeerd

b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

0 m²

maximaal 175 m²

niet gemaximeerd

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Algemeen

a.      Het aantal woningen bedraagt maximaal  1;

b.      Zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan.

c.      Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

d.      Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en in het gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken, bedoeld in artikel 3.1, zonder de aanleg en instandhouding van een extra waterberging in het achtererfgebied in de vorm van een vijver (conform de formule: oppervlakte woning + oppervlakte verharding x 0,075). De oppervlakte van de woning en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.

 

3.3.2 Uitoefening andere activiteiten in woningen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

a.      de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;

b.      de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;

c.      het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;

d.      de activiteit is vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' categorie A;

e.      het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.       er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1 Afwijken voor logies en ontbijt (bed&breakfast)

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en ter plaatse van een woning logies en ontbijt toestaan, indien:

a.      het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, of

b.      aan- en/of bijgebouwen een minimale oppervlakte hebben van 75 m².

 

met inachtneming van de volgende regels:

c.      bed&breakfast is toegestaan mits de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;

d.      de exploitant dient ook hoofdbewoner van de woning te zijn;

e.      de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het perceel, het pand of complex dienen behouden te blijven;

f.       de voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning;

g.      bed&breakfast mag gelijktijdig aan maximaal 6 personen worden aangeboden;

h.      parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, tenzij op en/of langs de openbare weg in de huidige situatie voldoende parkeergelegenheid op loopafstand aanwezig is;

i.       bed&breakfast mag niet leiden tot onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de gebruiksfuncties van naastgelegen percelen.

 

3.4.1 Huisvesting van arbeidsmigranten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3.1 sub c in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

 


 

Artikel 4 Waarde-Archeologie 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie  2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

4.2 Bouwregels

a.

4.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming

a.      Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;

b.      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.

 

4.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)

a.      Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 500 m².

b.      b. Het bepaalde onder lid 4.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

a.

4.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder lid 4.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

4.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

a.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.      de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

 

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, diep woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage met kettingtechniek;

b.      het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;

c.      het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

d.      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;

e.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

f.       het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

g.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;

h.      het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

a.

4.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.      a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m², of een  verstorend  oppervlak  onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 500 m²;

b.      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

c.      betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;

d.      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

e.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

4.4.3 Voorwaarden

a.      De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.

b.      Voor zover de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

3.      de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c.      De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

 

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie - 2', als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 5 Antidubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de regels worden overschreden door:

a.      tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;

b.      tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;

c.      andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

 

6.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;

b.      de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 meter.

 

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een

omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.      afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag  waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 10 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Vlasstraat 35B  Heikant’.