Burgemeester en wethouders
kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
milieusituatie, de woonsituatie, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden, het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
1.de te bouwen woningen in overeenstemming zijn
met het, op het moment van wijziging, vigerende
gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
2.er voldoende parkeergelegenheden in de
directe omgeving aanwezig zijn;
3.de woningen op een adequate wijze worden
ontsloten;
4.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied,
waarbij met name rekening wordt gehouden met de
structuur en het karakter van de omgeving en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
5.de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
b.de onderlinge situering van de bestemmingen
‘Groen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijfsgebied’, ‘Water - 2’,
‘Wonen’, ‘Wonen - A2’, ‘Wonen - A4’, ‘Wonen -
B1’; ‘Wonen - B2’, ‘Wonen - B4’, ’Wonen - C2’, ‘Wonen
- C4’ en/of ‘Wonen - D2’ wordt gewijzigd, alsmede de
ligging van de bouwvlakken wordt gewijzigd, mits:
1.een goede stedenbouwkundige inpassing wordt
nagestreefd, met inachtneming van het bepaalde in
hoofdstuk 3 van de toelichting, behorende bij dit
plan;
2.de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet
aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in
de omgeving;
3.er voldoende parkeergelegenheden in de
directe omgeving aanwezig zijn;
4.de woningen op een adequate wijze worden
ontsloten;
5.de te bouwen woningen in overeenstemming zijn
met het, op het moment van wijziging, vigerende
gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
6.de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
1.de betreffende functie ter plaatse is
beëindigd;
2.de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet
aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in
de omgeving;
3.er voldoende parkeergelegenheden in de
directe omgeving aanwezig zijn;
4.de woningen op een adequate wijze worden
ontsloten;
5.de te bouwen woningen in overeenstemming zijn
met het, op het moment van wijziging, vigerende
gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
6.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied,
waarbij met name rekening wordt gehouden met de
structuur en het karakter van de omgeving en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
7.de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
4.de woningen en/of maatschappelijke
functies op een adequate wijze worden ontsloten;
5.de te bouwen woningen in overeenstemming zijn
met het, op het moment van wijziging, vigerende
gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
6.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied,
waarbij met name rekening wordt gehouden met de
structuur en het karakter van de omgeving en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
7.de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen ten
hoogste 11 m zal bedragen, tenzij de bestaande goot-
en/of bouwhoogte hoger is, in welk geval de
bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum goot-
en/of bouwhoogte geldt;
8.de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
e.de bestemmingen ‘Detailhandel - 1’, ‘Gemengd
- 1’ en ‘Horeca - 1’ worden gewijzigd in de
bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen - D2’, mits:
1.deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt
toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone -
wijzigingsgebied 2”;
2.de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet
aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in
de omgeving;
4.de woningen op een adequate wijze worden
ontsloten;
5.de te bouwen woningen in overeenstemming zijn
met het, op het moment van wijziging, vigerende
gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
6.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied,
waarbij met name rekening wordt gehouden met de
structuur en het karakter van de omgeving en de
oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de
gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
7.de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige
objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde.