het bestemmingsplan Stad
Gemeente 1, deelplan Woongebieden van de gemeente Gemeente 1;
2.bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0003.042606-0002 met de
bijbehorende regels en bijlagen;
3.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft;
5.ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde;
6.aanbouw:
een gebouw dat als
afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
7.archeologisch deskundige:
een afgestudeerd archeoloog met
kennis en ervaring in het Noord-Nederlandse kustgebied;
8.archeologisch monument:
een terrein dat op basis van de
Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch
monument;
9.archeologisch onderzoek:
een onderzoek (bureauonderzoek
en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde
instantie;
10.archeologisch onderzoeksgebied:
een gebied met een daaraan
toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van
de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of
activiteiten uit het verleden;
11.archeologisch waardevol gebied:
een gebied met daaraan
toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten
uit het verleden;
12.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
andere bouwwerken;
13.bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel in een
bouwvlak aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van het terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte
van (overdekte) andere bouwwerken;
14.bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf;
15.bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw
of op een bouwperceel, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een
persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het
terrein noodzakelijk is;
16.beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge
het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan
wel een risicoafstand is bepaald, die in achtgenomen moet worden;
17.berging:
een gebouw bij een woonschip
dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat woonschip;
18.beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit, genoemd in bijlage 2, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend,
waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is en waarbij:
a.detailhandel die direct verband houdt met beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit, alsmede in goederen die ter plaatse in het kader van de beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld, in beperkte
mate wordt toegestaan;
b.de woonfunctie als overwegende functie van het perceel niet wordt
aangetast;
c.de activiteiten passen binnen de woonomgeving, wat in elk geval betekent
dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken, waartoe in ieder geval de ten gevolge van
bedoelde activiteiten voor de omgeving te verwachten hinder en het verlies van
privacy in aanmerking genomen dienen te worden;
d.zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat extra verkeersmaatregelen,
waaronder extra parkeervoorzieningen buiten eigen erf, noodzakelijk zijn, niet
worden toegestaan;
e.voor reclame-uitingen kleiner dan 0,25 m² ;
19.beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto)
vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
20.bestemmingsgrens:
de grens van het
bestemmingsvlak;
21.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald met
eenzelfde bestemming;
22.bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan
niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
23.bijzondere recreatieve voorziening:
een voorziening voor de
uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
24.bijzondere woonvorm:
een voorziening voor de
huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren,
huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of
verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;
25.bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
van een standplaats;
26.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
27.bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
28.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
29.bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
30.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
31.bouwwerk:
elke constructie van enige
omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
32.cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en
tuinbouwgronden (gronden voor houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering
van bosgronden;
33.cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de
daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven
aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van
die geschiedenis;
34.dak:
iedere bovenbeëindiging van een
gebouw;
35.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
bedrijf of instelling (met
inbegrip van kantoorfuncties) waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen
van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een
garagebedrijf en een seksinrichting;
37.dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan
derden;
38.eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
39.erf:
het binnen de (woon)bestemming
gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het
bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
40.erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is
gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van
porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een
seksautomatenhal;
41.evenement:
een publieke activiteit met een
tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter,
plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen
bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële,
culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen
activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten,
wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
42.galerie:
tentoonstellings- en
verkoopruimte voor kunst, alsook
ondergeschikte horeca ten dienste van deze functies;
43.gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor
mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
44.gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en
bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
45.geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een
weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
46.geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein
aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig
object wordt aangemerkt;
47.geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter
bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
48.geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke
ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
49.hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in
acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige
objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval
kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit
Geluidhinder;
50.hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de
bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
51.horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig
dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin
bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met
een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
52.horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf
dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet
of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van
andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en
dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie,
koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk,
tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee
gelijk te stellen horecabedrijf;
53.horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in
het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is
gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische)
dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-/restaurant en/of
een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een
zalencentrum;
54.horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat
voornamelijk is gericht op het ‘s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische)
dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar
vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
55.hospice:
een accommodatie met
bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die in een terminale
fase verkeren;
56.incidenteel evenement:
een eenmalig, niet periodiek
terugkerend evenement;
57.kampeermiddel:
a.een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of
gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze
onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn
bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf;
58.kantine:
een restauratieve voorziening
ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van
etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van
dat bedrijf of die instelling;
59.kantoor:
een gebouw dat dient voor de
uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband
houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
60.kap:
een afdekking onder een hoek
van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;
61.kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende
kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
62.kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug,
een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een
daarmee gelijk te stellen voorziening;
63.kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge
het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan
wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in
achtgenomen moet worden;
64.landschappelijke waarden:
waarden in verband met de
verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren
en/of elementen in dat gebied;
65.ligplaats:
een gedeelte van het openbare water, bestemd
of geschikt om door een woonschip met toegestane voorzieningen te worden
ingenomen;
66.maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, informatieve,
levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele
voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten
dienste van deze voorzieningen;
67.manege:
een voorziening met een publieksgericht
karakter, waar gelegenheid wordt geboden tot het berijden en verzorgen van
paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur,
het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere
hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en
ondergeschikte detailhandel;
68.meetverschil:
een door de feitelijke
terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en
een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
69.milieusituatie:
de waarde van een gebied in
milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en
milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan
wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
70.natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende
waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen
voorkomende in dat gebied;
71.normaal onderhoud:
onderhoudswerkzaamheden, als
het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van
de ongeroerde bodem;
72.nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van
de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede
soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden
begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en
zendmasten;
73.overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw
zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
74.peil:
a.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de
weg grenst:
-de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct
aan de weg grenst:
-de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij
voltooiing van de bouw;
c.indien in, op, of over het water wordt gebouwd:
-het gemiddelde waterpeil;
75.pension:
het tegen betaling bieden - in
een door hoofdbewoner zelf bewoonde woning - van logies- en ontbijtgelegenheid
voor langere of kortere tijd, een en ander zonder vermaaksfunctie;
76.periodiek evenement:
een evenement dat in min of
meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks,
maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;
77.productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die
ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
78.prostitutie:
het zich beschikbaar stellen
tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
79.recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan;
80.restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een
bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en
dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een
kantine of mensa;
81.risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke
ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden
bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare
objecten;
82.seksinrichting:
een voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt
in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een
erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater
of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
83.steiger:
een zelfstandige constructie
aan de oever, haaks op die oever gesitueerd, die tot ligplaats dient voor
vaartuigen, en die een steigerdiepte heeft van ten hoogste 1,5 m en een lengte
van ten hoogste 6 m;
84.straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in
stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij
in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte,
een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de
samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar
georiënteerd is;
85.supermarkt:
een gebouw of een ruimte in een
gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk)
een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;
86.uitbouw:
een gebouw dat als vergroting
van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de
vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
87.verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor
de veiligheid van het verkeer door de mate van overzichtelijkheid en vrij
uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke)
effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van
verkeersdeelnemers;
88.verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare
en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel;
89.vlonder:
een vloer boven het water, niet
zijnde een steiger, bij een woonschip, waarvan de lengte ten hoogste de lengte
van het nabijgelegen woonschip bedraagt;
90.volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die
vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft
voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en
tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
91.voorbouwgrens:
de naar de weg gekeerde
bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere
wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als
voorbouwgrens moet worden aangemerkt;
92.voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel
van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg
gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de
indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
93.voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in
acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige
objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder
en/of het Besluit Geluidhinder;
94.vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is
gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk,
dan wel de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
95.winkel:
een gebouw, dat een ruimte
omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de
detailhandel;
96.woning:
een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
97.wooncentrum:
een accommodatie met
bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale,
dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of
medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of
gehandicapten;
98.woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast
elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één
of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm
als een eenheid beschouwd kan worden;
99.woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat
en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
100.woonschip:
een vaartuig dat uitsluitend of
in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of
inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf
geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
101.woonsituatie:
de waarde van een gebied voor
de woonfunctie door de situering van om die woonfunctie liggende functies en
bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht,
de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.