Artikel 6 Beschermingszone
1. Doeleindenomschrijving
De op de bestemmingskaart als
beschermingszone aangegeven gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de
andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven
bestemmingen (artikelen 4 en 5), primair bestemd voor de bescherming en
onderhoud van de op de bestemmingskaart aangeduide hogedruk
gasvoedingsleiding.
2. Bouwvoorschriften
A. Op of in de tot beschermingszone bestemde gronden is het niet
toegestaan te bouwen.
B. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in dit lid
sub A. ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de
bestemmingskaart aangewezen andere bestemmingen gehoord de leidingbeheerder,
indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt
of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
3. Aanlegvergunning
A. Het is verboden, zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders
(aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bebouwing
zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van gesloten oppervlakte-verhardingen;
b. het wijzigen
van het bodemniveau;
c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplanting;
d. het verrichten
van anders dan normaal spit- en ploegwerk, heien en het anderszins in de grond
brengen van voorwerpen.
B. Het in sub A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing
voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerk-zaamheden
zijnde;
b. werken of
werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale
bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. werken of
werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in
uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
C. De werken of werkzaamheden als bedoeld
onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade
wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
4. Nadere bepaling
Een vrijstelling als bedoeld in
lid 2. sub B., respectievelijk een aanlegvergunning
als bedoeld in lid 3. sub. A. wordt slechts verleend nadat terzake
advies is ingewonnen van de beheerinstantie van de in lid 1. bedoelde
leiding; de beslissing met betrekking tot de vrijstelling, respectievelijk
aanlegvergunning wordt aan de betreffende beheerinstantie meegedeeld.