Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische cultuurgrond;
b. kuilvoeropslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
c. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
d. een mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - foliebassin';
e. een paardenstal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal';
f. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
met daaraan ondergeschikt:
g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, met dien verstande dat hieronder het behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken wordt begrepen:
- de lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen;
- de rationele verkaveling en het open karakter;
h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
i. extensieve dagrecreatie;
met daarbij behorende:
j. nutsvoorzieningen;
k. bestaande landbouwwegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;
l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘relatie’ is bedoeld als parkeergelegenheid voor de naastgelegen gronden met de bestemming Cultuur en ontspanning.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a. veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', tot ten hoogste de bestaande oppervlakte en inhoud;
b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tot een maximale oppervlakte van 50 m² per gebouw, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
2. de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 3.2, sub a:
en worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren, worden gebouwd, mits:
1. het gebouw wordt geplaatst aan de rand van een solitair gelegen weiland met een minimale oppervlakte van 3 ha;
2. de oppervlakte ten hoogste 50 m2 zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
4. de goothoogte ten minste 1 m en ten hoogste 2 m zal bedragen;
5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6. de noodzaak in het kader van dierenwelzijn kan worden aangetoond.
b. lid 3.2, sub a:
en worden toegestaan dat het bouwvlak van een aangrenzend bouwperceel van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt vergroot op de agrarische gronden die grenzen aan het betreffende bouwperceel, waarbij geldt dat:
- bedrijven met een bedrijfseconomische omvang van nge 40-70 (volwaardig) het bouwvlak kunnen uitbreiden tot in totaal maximaal 1,5 ha;
- bedrijven met een bedrijfseconomische omvang van nge 70+ (tweemaal volwaardig) het bouwvlak kunnen uitbreiden tot in totaal maximaal 2 ha;
mits:
1. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
2. de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd door middel van een landschapsplan;
3. is aangetoond dat geen onvenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
c. lid 3.2, sub a:
en worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van beheergebouwen, worden gebouwd, mits:
1. het gebouw bedoeld is voor het beheer van een landgoed met een oppervlakte van meer dan 50 ha;
2. het aantal beheergebouwen per landgoed niet meer bedraagt dan één;
3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;
4. de noodzaak in het kader van de bedrijfsvoering kan worden aangetoond;
5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
De lijst van landgoederen is bijgevoegd als bijlage 2 bij de regels; p.m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van de gronden ten behoeve van boom- en sierteelt;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest, veevoer en materialen;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 3.4, sub a:
voor het gebruik van gronden voor boom- en sierteelt ter plaatse van de aanduiding 'essen', onder voorwaarde dat de landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast en de bolle ligging van de gronden intact blijft.
b. lid 3.4, sub b:
voor het gebruik van gronden voor opslag van kuilvoer en materialen voor de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat hieraan voorwaarden kunnen worden gesteld op het gebied van landschappelijke inpassing en afscherming.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van eenrijige beplanting of houtwallen, langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt en voorzover niet geregeld volgens de Boswet of krachtens een op grond van de Boswet vastgestelde verordening;
2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
3. het inrichten van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
4. het diepploegen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
5. het aanleggen van drainage, uitgezonderd herdrainage;
6. het dempen en/of graven van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of - partijen;
7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
8. het aanleggen en/of verharden van paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van:
- het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van percelen, veldschuren en paardenstallen; en
- het aanbrengen van verhardingen tot ten hoogste 5 m rondom en aansluitend op veldschuren en paardenstallen ten behoeve van het gebruik van deze gebouwen;
9. het aanleggen en verharden van paden op gronden ten behoeve van het gebruik door kwekerijen;
10. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
11. het uitvoeren van exploitatieboringen.
b. Het in lid 3.1, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik (ten behoeve van natuurbeheer) betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
3. dienen ter uitvoering en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap.
c. De in lid 3.1, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden. De aanleg van een ecologische verbindingszone moet passen binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel deze moet betrekking hebben op particulier natuurbeheer.
d. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden die gelegen zijn in het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en die grenzen aan een agrarisch bedrijf met de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt gewijzigd in 'agrarisch - agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' ten behoeve van vergroting of verschuiving van het bouwvlak van een bestaande intensieve veehouderij, waarbij de totale maximale oppervlakte van het bouwvlak 1,5 ha mag bedragen, mits:
a. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
b. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform een ingediend landschapsplan, door middel van het aanleggen van landschapselementen of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen van gebouwen en/of omgeving en met inachtneming van het beginsel van zuinig ruimtegebruik.
3.7.2 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap wordt gewijzigd in de bestemming Natuur;
3.7.3 Invulling dorpslinten en dorpsranden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden die zijn gelegen in het gebied, zoals bepaald in de in bijlage 1 van de regels opgenomen Notitie Verdichting van dorpslinten en dorpsranden, wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, mits:
a. van deze bevoegdheid alleen gebruik wordt gemaakt in samenloop met de in artikel 3.7.4 en 5.7.2 vermelde wijzigingsbevoegdheid;
b. de bebouwing qua maatvoering aansluit bij de naastgelegen woningen;
c. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 m bedraagt;
d. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de beoordeling van het wijzigingsplan zal plaatsvinden van de hand van de Notitie Verdichting van dorpslinten en dorpsranden.
3.7.4 Rood-voor-rood regeling
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Landhuis, waarbij één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, mits:
a. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van samenloop met de in artikel 3.7.3 en 5.7.2 of 5.7.4 vermelde wijzigingsbevoegdheid;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van reeds gestopte, dan wel stoppende agrarische bedrijven en uitgaande van voor 1 januari 2004 legaal opgerichte bebouwing en voor zover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
d. voor de bouw van meerdere extra woningen, of één woning met een inhoud van 1.500 m³, een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid;
e. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning of karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
i. per locatie slechts eenmaal toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsmogelijkheid;
3.7.5 Verschuiving bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen – Voormalig boerderij, ten behoeve van en verschuiving van het bouwvlak, met dien verstand dat:
a. de regels genoemd in artikel 31 of in artikel 33 onverminderd van kracht zijn;
b. de verschuiving van het bouwvlak in één richting ten behoeve van de bestemming Wonen niet meer dan 10 m bedraagt;
c. de totale feitelijke oppervlakte van het bouwvlak na verschuiving ongewijzigd blijft;
d. sprake blijft van een hoge mate van concentratie van bebouwing;
e. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
f. de ruimtelijke kwaliteit te plekke wordt verbeterd, wat mede blijkt uit een inrichtingsplan.
Artikel 4 Agrarisch - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische cultuurgrond;
b. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
c. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
d. een dorpsbleek, ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
e. een modelvliegtuigbaan, ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’;
f. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
met daaraan ondergeschikt:
g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, met dien verstande dat hieronder het behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken wordt begrepen:
- erven met erfbeplanting;
- de kleinschalige en onregelmatige verkaveling;
- de perceelsafscheidingen in de vorm van houtwallen, singels en waterlopen;
- de bestaande zandwegen;
- het reliëf en de bolle ligging van de essen;
h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
i. extensieve dagrecreatie;
met daarbij behorende
j. nutsvoorzieningen;
k. bestaande landbouwwegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;
l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘relatie’ is bedoeld als parkeergelegenheid voor de naastgelegen gronden met de bestemming Horeca.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a. veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' tot ten hoogste de bestaande oppervlakte en inhoud;
b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tot een maximale oppervlakte van 50 m² per gebouw, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
2. de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 4.2, sub a:
en worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren, worden gebouwd, mits:
1. het gebouw wordt geplaatst op de rand van een solitair gelegen weiland met een minimale oppervlakte van 3 ha;
2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
4. de goothoogte ten minste 1 m en ten hoogste 2 m zal bedragen;
5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6. de noodzaak in het kader van dierenwelzijn kan worden aangetoond.
b. lid 4.2, sub a:
en worden toegestaan dat het bouwvlak van een aangrenzend bouwperceel van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt vergroot op de agrarische gronden die grenzen aan het betreffende bouwperceel, waarbij geldt dat:
- bedrijven met een bedrijfseconomische omvang van nge 40-70 (volwaardig) het bouwvlak kunnen uitbreiden tot in totaal maximaal 1,5 ha;
- bedrijven met een bedrijfseconomische omvang van nge 70+ (tweemaal volwaardig) het bouwvlak kunnen uitbreiden tot in totaal maximaal 2 ha;
mits:
1. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
2. de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd door middel van een landschapsplan;
3. is aangetoond dat geen onvenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
c. lid 3.2, sub a:
en worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van beheergebouwen, worden gebouwd, mits:
1. het gebouw bedoeld is voor het beheer van een landgoed met een oppervlakte van meer dan 50 ha;
2. het aantal beheergebouwen per landgoed niet meer bedraagt dan één;
3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;
4. de noodzaak in het kader van de bedrijfsvoering kan worden aangetoond;
5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
De lijst van landgoederen is bijgevoegd als bijlage 2 bij de regels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van de gronden ten behoeve van boom- en sierteelt;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest, veevoer en materialen;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 4.4, sub a:
voor het gebruik van gronden voor boom- en sierteelt ter plaatse van de aanduiding 'essen', onder voorwaarde dat de landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast en de bolle ligging van de gronden intact blijft;
b. lid 4.4, sub b:
voor het gebruik van gronden voor opslag van kuilvoer en materialen voor de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat hieraan voorwaarden kunnen worden gesteld op het gebied van landschappelijke inpassing en afscherming.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van eenrijige beplanting of houtwallen, langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt en voorzover niet geregeld volgens de Boswet of krachtens een op grond van de Boswet vastgestelde verordening;
2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
3. het inrichten van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
4. het diepploegen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
5. het scheuren van grasland;
6. het aanleggen van drainage, uitgezonderd herdrainage;
7. het dempen en/of graven van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of - partijen;
8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
9. het aanleggen en/of verharden van paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van:
- het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van percelen en veldschuren; en
- het aanbrengen van verhardingen tot ten hoogste 5 m rondom en aansluitend op veldschuren ten behoeve van het gebruik van veldschuren;
10. het aanleggen en verharden van paden op gronden ten behoeve van het gebruik door kwekerijen;
11. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of –leidingen;
12. het uitvoeren van exploitatieboringen.
b. Het in lid 4.6, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik (ten behoeve van natuurbeheer) betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
3. dienen ter uitvoering en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap.
c. De in lid 4.6, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden. De aanleg van een ecologische verbindingszone moet passen binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel deze moet betrekking hebben op particulier natuurbeheer.
d. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden die gelegen zijn in het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en die grenzen aan een agrarisch bedrijf met de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt gewijzigd in 'agrarisch - agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' ten behoeve van vergroting of verschuiving van het bouwvlak van een bestaande intensieve veehouderij, waarbij de totale maximale oppervlakte van het bouwvlak 1,5 ha mag bedragen, mits:
a. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
b. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform een ingediend landschapsplan, door middel van het aanleggen van landschapselementen of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en met inachtneming van het beginsel van zuinig ruimtegebruik.
4.7.2 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap wordt gewijzigd in de bestemming Natuur;
4.7.3 Invulling dorpslinten en dorpsranden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden die zijn gelegen in het gebied, zoals bepaald in de in bijlage 1 van de regels opgenomen Notitie Verdichting van dorpslinten en dorpsranden, wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Landhuis, mits:
a. van deze bevoegdheid alleen gebruik wordt gemaakt in samenloop met de in artikel 4.7.4 en 5.7.2 vermelde wijzigingsbevoegdheid;
b. de bebouwing qua maatvoering dient aan te sluiten bij de naastgelegen woningen;
c. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 m bedraagt;
d. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de beoordeling van het wijzigingsplan zal plaatsvinden van de hand van de Notitie Verdichting van dorpslinten en dorpsranden.
4.7.4 Rood-voor-rood regeling
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, waarbij één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, mits:
a. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van samenloop met de in artikel 4.7.3 en 5.7.2 of 5.7.4 vermelde wijzigingsbevoegdheid;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en uitgaande van voor 1 januari 2004 legaal opgerichte bebouwing en voorzover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
d. voor de bouw van meerdere extra woningen, of één woning met een inhoud van 1.500 m³, een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid;
e. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning of karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
i. per locatie slechts eenmaal toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsmogelijkheid.
4.7.5 Verschuiving bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen – Voormalig boerderij, ten behoeve van en verschuiving van het bouwvlak, met dien verstand dat:
a. de regels genoemd in artikel 31 of 33 onverminderd van kracht zijn;
b. de verschuiving van het bouwvlak in één richting ten behoeve van de bestemming Wonen niet meer dan 10 m bedraagt;
c. de totale feitelijke oppervlakte van het bouwvlak na verschuiving ongewijzigd blijft;
d. sprake blijft van een hoge mate van concentratie van bebouwing;
e. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
f. de ruimtelijke kwaliteit te plekke wordt verbeterd, wat mede blijkt uit een inrichtingsplan.
Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch - agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
b. een agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
c. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e. verwerking van eigen geproduceerde producten ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten';
f. een kampeerboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
g. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
h. een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
i. houtproductie en -verwerking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bosbouw';
j. een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
k. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf';
l. een bloemenwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bloemenhandel';
m. een handel in dakpannen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - pannenhandel';
n. een zaadhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - zaadhandel;
o. een huifkarverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - huifkarverhuur';
p. een natuurkampeerterrein voor kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein';
q. vakantieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
r. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
s. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met mantelzorg of een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorend(e):
t. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
u. bedrijfswoningen;
v. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
w. torensilo's, platen en bassins;
x. mestverwerkingsinstallaties;
y. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
z. nutsvoorzieningen;
aa. tuinen, erven en terreinen;
bb. water;
cc. waterhuishoudkundige voorzieningen;
dd. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
Mestverwerking in de vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) is toegestaan, met dien verstande dat:
- het bedrijf alleen eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt; de co-vergiste mest mag alleen op het bedrijf behorende gronden worden gebruikt;
- de doorzet minder dan 100 ton per dag bedraagt.
- de totale biogasopslagcapaciteit niet groter is dan 2.000 m³.
In de bestemming is de aanleg van één paardrijbak per bestemmingsvlak voor hobbymatig gebruik begrepen, met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m².
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande bedrijfsbebouwing begrepen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd;
b. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd dan wel binnen het bouwvlak, daar waar een bouwvlak in het plan is aangegeven;
c. het bebouwingspercentage van een bestemmingsvlak mag 100% bedragen, dan wel, in afwijking daarvan, het percentage dat in het plan is aangegeven;
d. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag 100% bedragen;
e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één agrarisch bedrijf toegestaan; ook ten aanzien van de in het plan opgenomen functieaanduidingen en de maatvoering ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt dat deze betrekking hebben op één agrarisch bedrijf;
f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
g. de maximum oppervlakte aan gebouwen en overkappingen ten behoeve van de intensieve veehouderij mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte';
h. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan het agrarisch bedrijf zijn toegevoegd;
i. er mogen geen kassen worden gebouwd;
j. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
k. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
l. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max.4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
(Toren)silo |
85 m³ |
- |
- |
- |
- |
10 |
Mestverwerkingsinstallatie |
|
|
|
|
|
10 |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
m. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient -in afwijking in zoverre van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m en de hoogte van omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 5.2.1, sub c:
en worden toegestaan dat het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak wordt vergroot tot ten hoogste 100%;
b. lid 5.2.1, sub j:
en worden toegestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
1. de noodzaak voor de bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten is aangetoond bij een bedrijfsomvang groter dan 120 nge's en de beide arbeidskrachten fulltime werkzaam zijn in het bedrijf;
2. het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting (voldoende toekomstperspectief);
3. de situering van de tweede bedrijfswoning een duidelijke relatie heeft met het agrarisch bedrijf, waarbij geldt dat ten behoeve van de tweede bedrijfswoning maximaal 100 m² aan bijgebouwen mag worden opgericht;
4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
c. lid 5.2, sub l:
en worden toegestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 1.000 m³, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de vergroting noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang aanwezig is van minimaal 1,5 VAK in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
3. er niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
4. tevens de afwijkingsmogelijkheid in lid 5.5, onder c wordt toegepast;
d. lid 5.2, sub l:
en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, overkappingen, (toren)silo’s en mestverwerkingsinstallaties wordt verhoogd tot ten hoogste 12 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
e. lid 5.2, sub l:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
f. lid 5.2, sub l:
en worden toegestaan dat, in geval van gehele sloop van het woongedeelte inclusief de deel met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw woongedeelte wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³ mits:
1. het nieuwe woongedeelte wordt gebouwd overeenkomstig de voormalige karakteristieke hoofdvorm;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestverwerking anders dan de in lid 5.1 toegelaten mestverwerking;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten;
c. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwperceel voorzover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
d. het opslaan van zand, steen en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, voor een periode langer dan zes maanden per jaar;
e. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
f. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 5.4, sub a:
en worden toegestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met die vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) waarbij het bedrijf:
- eigen geproduceerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de gronden die tot het bedrijf behoren of afvoert naar derden; of
- aangevoerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de tot het bedrijf behorende gronden, mits:
1. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
4. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 5.4, sub b:
en worden toegestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een nevenactiviteit, met dien verstande dat alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit worden ondergebracht binnen de bestaande bebouwing en er geen sprake is van buitenopslag van (afval)materialen en goederen, behorende bij deze nevenactiviteit;
c. lid 5.4, sub f:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor twee huishoudens ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot (tenzij tevens de afwijkingsmogelijkheid in lid 5.3, sub c is toegepast) en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. lid 5.4, sub h:
en worden toegestaan dat een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen op een agrarisch bouwperceel wordt aangelegd, met dien verstande dat:
- kleinschalig kamperen alleen is toegestaan bij een functionerend of een voormalig agrarisch bedrijf;
- er maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, gedurende het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
- kleinschalig kamperen niet is toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, wordt opgesteld;
e. lid 5.4, sub j:
en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijf, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
c. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
d. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
e. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.7.2 Rood-voor-rood regeling
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Voormalig boerderij, waarbij één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in samenloop met de in artikel 3.7.4 of 4.7.4 vermelde wijzigingsbevoegdheid, in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en uitgaande van voor 1 januari 2004 legaal opgerichte bebouwing en voor zover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
d. voor de bouw van meerdere extra woningen, of één woning met een inhoud van 1.500 m³, een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid;
e. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning of karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
i. per locatie slechts eenmaal toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsmogelijkheid.
5.7.3 Woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Voormalig boerderij, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
c. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
d. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
e. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
f. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.4 Landhuizen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na het beëindiging van het agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen – Landhuis, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in samenloop met de in artikel 3.7.4 of 4.7.4 vermelde wijzigingsbevoegdheid, in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en voor zover de gronden niet zijn gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
c. sprake is van de bouw van één landhuis met een inhoud van minimaal 1.000 m3 en maximaal 2.000 m3;
d. ten minste 1,5 ha van een aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden;
e. bestaande niet functionele bebouwing wordt gesloopt, minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen, met uitzondering van karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
f. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat mede blijkt uit een inrichtingsplan;
g. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
h. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen.
Artikel 6 Agrarisch - Bosbouw
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch - bosbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. houtproductie en - verwerking;
met daarbij behorende:
b. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. erven en terreinen;
e. nutsvoorzieningen
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
b. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale inhoud/oppervlakte |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
160 |
|
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 7 Agrarisch - Kwekerij
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch - kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een kwekerij;
b. detailhandel in planten, struiken en bomen, potgrond, boompalen en potten;
c. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen, met inbegrip van kassen en overkappingen;
e. bedrijfswoningen;
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
g. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming is de aanleg van één paardrijbak per bestemmingsvlak voor hobbymatig gebruik begrepen, met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m2.
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande bedrijfsbebouwing begrepen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde kwekerij worden gebouwd;
b. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
Kassen |
|
4.000 m² |
5,5 |
|
|
7 |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- lid 7.2.1, sub e:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
b. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf.
c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 7.3, sub c:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
b. lid 7.3, sub d:
en worden toegestaan dat een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen op een bouwperceel van een kwekerij wordt aangelegd, met dien verstande dat:
- kleinschalig kamperen alleen is toegestaan bij een functionerende of een voormalige kwekerij;
- er maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, gedurende het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
- kleinschalig kamperen niet is toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, wordt opgesteld.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het kwekerijbedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijf, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
c. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
d. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
e. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
7.5.2 Woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beeindiging van het kwekerijbedrij b wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Voormalig boerderij, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
c. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
d. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
e. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
f. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Bedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een bedrijf, dat al dan niet aan het buitengebied gebonden is en dat is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
b. een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
c. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e. bos, ter plaatse van de aanduiding ‘bos’;
f. groenvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
g. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
h. jeugdopvang, ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang';
i. de opslag van materialen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
j. een aannemingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf';
k. een autosloperij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij';
l. een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
m. een kaarsenmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kaarsenmakerij';
n. een klompenmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klompenmakerij';
o. een bedrijf voor verkoop en reparatie van grasmaaiers en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf';
p. een meelhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meelhandel';
q. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
r. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
s. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
t. bedrijfswoningen;
u. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
v. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
w. tuinen, erven en terreinen;
x. nutsvoorzieningen;
y. waterhuishoudkundige voorzieningen;
z. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
aa. in de bestemming niet zijn begrepen geluidszoneringplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande bedrijfsbebouwing begrepen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd, dan wel ten behoeve van het aantal bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijven';
b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één bedrijf toegestaan;
c. de gebouwen en overkappingen mogen, voorzover sprake is van een bouwvlak, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
e. ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan;
f. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, dan wel het bebouwingspercentage dat in het bestemmingsvlak is aangegeven;
g. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ bedraagt 167,25 m2;
h. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
i. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld;
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³ |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
j. in afwijking van het gestelde in lid 8.2.1, sub i geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte’;de maximale goot- en bouwhoogte, zoals in het plan aangegeven
k. in afwijking van het gestelde in lid 8.2.1, sub i geldt ter plaatse van de aanduiding 'minimale dakhelling' de minimale dakhelling zoals in het plan aangegeven;
l. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient -in afwijking in zoverre van de in dit artikel opgenomen maatvoering- de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.
8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 8.2.1, sub f:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% worden vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 8.2.1, sub i:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
b. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 8.4, sub c:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouw-werk
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
b. Het in lid 8.6, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 8.6, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming na beëindiging van het bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
c. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
d. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning;
e. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Bedrijf - Delfstoffenwinning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf - delfstoffenwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de winning van zand;
b. de opslag van zand en grond;
c. water en oevers;
d. natuurontwikkeling;
met daarbij behorende:
e. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
f. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde.
g. erven en terreinen;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
i. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat installaties voor het scheiden van zandsoorten een maximale hoogte van 15 m mogen hebben.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 9.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming Natuur.
Artikel 10 Bedrijf - Openbaar nut
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf - openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. nutsvoorzieningen;
b. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
met daarbij behorende:
c. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
d. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
e. erven en terreinen;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
150 m2 |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Antennemast |
|
|
|
|
|
40 |
10.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 10.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
Artikel 11 Cultuur en ontspanning
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'cultuur - ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een museum;
b. educatieve en recreatieve voorzieningen;
c. horeca;
d. dagopvang;
met daarbij behorende:
e. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
f. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
g. erven en terreinen;
h. nutsvoorzieningen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
j. wegen en paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte dan wel het bebouwingspercentage dat in het bestemmingsvlak is aangegeven;
b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Schoorsteen |
|
|
|
|
|
45 |
11.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 11.2.1, sub a:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
Artikel 12 Detailhandel
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'recreatiewoning';
c. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
e. bedrijfswoningen;
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
g. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³ * |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
12.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 12.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 12.2.1, sub e:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf.
b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen voor permanente bewoning.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 12.4, sub b:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, mits:
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
c. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning;
d. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum
De voor 'detailhandel - tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
13.1 Bestemmingsomschrijving
a. een tuincentrum;
b. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met de daarbij behorende:
c. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
d. bedrijfswoningen;
e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
f. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
g. tuinen, erven en terreinen;
h. nutsvoorzieningen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
j. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldende de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen utsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of overkapping voldoet aan de eisen dien in het volgende bouwschema zijn gesteld;
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³ * |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
13.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 13.2.1, sub c:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 13.2.1, sub f:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Detailhandel
Het gebruik van gronden voor een tuincentrum bestaat in ieder geval uit detailhandel in het basisassortiment van een tuincentrum en mag bestaan uit detailhandel in een aanvullend assortiment van een tuincentrum, verlenen van diensten, een restauratieve voorziening en speelvoorzieningen. Daarbij gelden de volgende regels:
a. Detailhandel in het basisassortiment dient te bestaan uit meer dan 50% van de verkoopoppervlakte binnen en buiten in levend materiaal en minder dan 50% van de verkoopoppervlakte binnen en buiten in dood materiaal, waarbij onder basisassortiment van een tuincentrum wordt verstaan:
1. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoensgroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
2. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver-en fonteinmateriaal, bestratingsmateriaal, tuinhout, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en kerst en paasartikelen (bestaande uit decoratief materiaal dat is gericht op de paasdagen en de feestdagen in december).
b. Detailhandel in het aanvullend assortiment van een tuincentrum dient te bestaan uit met het basisassortiment van een tuincentrum samenhangende branche artikelen tot ten hoogste 15% van de verkoopoppervlakte binnen en buiten, met dien verstande dat:
1. de verkoopoppervlakte die voor het aanvullend assortiment van een tuincentrum wordt gebruikt niet meer dan 1.000 m² bedraagt;
2. detailhandel in het aanvullend assortiment niet leidt tot een structurele aantasting van de totale voorzieningenstructuur dan wel ontwrichting van de detailhandelsstructuur binnen de gemeente Losser;
3. onder aanvullend assortiment van een tuincentrum wordt verstaan artikelen die door tuincentra worden gevoerd, niet behoren tot het basisassortiment van een tuincentrum, een relatie hebben met dat basisassortiment en in overeenstemming met de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullend assortiment bestaat uit vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en schoeisel, tuinspeelgoed en cadeau en sfeerartikelen.
13.4.2 Diensten
Het is toegestaan op tuininrichting en tuinonderhoud gerichte diensten te verlenen en aan het basisassortiment gerelateerde cursussen op het gebied van tuininrichting, bloemschikken en dergelijke te geven.
13.4.3 Restauratieve voorzieningen
De oppervlakte die wordt gebruikt voor een restauratieve voorzieningen en speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10% van de vloeroppervlakte van het gebouw waarin deze voorzieningen zijn ondergebracht.
13.5 Afwijking van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.4 voor detailhandel in brancheassortiment niet zijnde basisassortiment van een tuincentrum of aanvullend assortiment van een tuincentrum, mits:
a. het brancheassortiment een relatie heeft met het basisassortiment van een tuincentrum en in overeenstemming is met de doelstelling van een tuincentrum;
b. de verkoop van brancheassortiment binnen het tuincentrum niet leidt tot een structurele aantasting van de totale voorzieningenstructuur dan wel duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur binnen de gemeente Losser;
c. de verkoop van het brancheassortiment integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum en niet het karakter heeft van een afgesloten c.q. zelfstandige detailhandelsvestiging binnen het tuincentrum.
Artikel 14 Horeca
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan;
b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
c. een parkeerterrein ten behoeve van een horecabedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
d. een golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
e. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
f. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
g. bedrijfswoningen;
h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
i. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
j. tuinen, erven en terreinen;
k. nutsvoorzieningen;
l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
m. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één horecabedrijf toegestaan;
c. de gebouwen en overkappingen mogen, voorzover sprake is van een bouwvlak, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
d. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
e. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel of ten hoogste het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden', tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
14.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m zal bedragen;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 14.2.1, sub d:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 14.2.1, sub g:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
14.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
b. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan voor de in lid 14.1 toegestane logiesverstrekkende bedrijven;
f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 14.3, sub c:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren;
met daarbij behorende:
b. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
c. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde.
d. erven en terreinen;
e. nutsvoorzieningen
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
15.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 15.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maatschappelijke voorzieningen;
b. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
c. de opslag van materialen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
e. bedrijfswoningen;
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
g. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, dan wel het bebouwingspercentage dat in het bestemmingsvlak is aangegeven;
b. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
c. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden';
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
Per gebouw |
Gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
16.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 16.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
Artikel 17 Natuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. natuur, bosbouw en houtproductie;
b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
c. de bescherming van de gebieden Dinkelland en Landgoederen Oldenzaal (Natura 2000), respectievelijk ter plaatse van de aanduidingen 'speciale beschermingszone 1' en 'speciale beschermingszone 2' en het voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden;
d. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages, worden nagestreefd;
e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
f. een arboretum, ter plaatse van de aanduiding 'park';
g. een privé begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
h. een jachthut, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – jachthut’;
i. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardrijbak';
met daaraan ondergeschikt:
j. extensieve dagrecreatie;
k. bijenkasten;
met daarbij behorende:
l. gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud van bos- en natuurgebieden;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
n. voet- en fietspaden, alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
o. nutsvoorzieningen;
p. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
q. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, dan wel het bebouwingspercentage dat in het plan is aangegeven;
b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
Max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
17.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van een bijenstal bedraagt niet meer dan 10 m2, terwijl de hoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan ten behoeve van natuurbeheer;
d. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten, niet zijnde mest (maximaal zes maanden per jaar);
e. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
f. het aanleggen van drainage.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het af- en/of vergraven van gronden;
2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
4. het graven, baggeren en/of verdiepen en verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
5. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
7. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
8. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
9. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 17.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden de Natura 2000-gebieden Dinkelland en Landgoederen Oldenzaal.
d. Voor de in lid 17.4, sub a, onder 1 tot en met 4 genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.
e. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. visvijvers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – forellenvisserij’;
met de daarbij behorende:
b. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
c. tuinen, erven en terreinen;
d. nutsvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
Artikel 19 Recreatie - Kampeerterrein
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
b. stacaravans en recreatiewoningen;
c. beheer en dienstverlening, waaronder mede een kantine/restaurant wordt verstaan, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
f. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
g. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
h. bedrijfswoningen;
i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
j. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
k. erven en terreinen;
l. nutsvoorzieningen;
m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
n. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
d. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden';
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
19.2.2 Bouwwerken voor recreatief nachtverblijf
Voor het bouwen van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, zoals stacaravans, chalets, trekkershutten en recreatiewoningen, gelden de volgende regels:
a. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden';
b. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 60 m2;
c. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 3 m;
d. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 4 m;
e. bij een recreatiewoning wordt ten hoogste één aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 6 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
f. de bouwhoogte van een bijgebouw bij een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 2,5 m.
g. de oppervlakte van stacaravans, chalets en dergelijke bedraagt ten hoogste 70 m2.
19.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 19.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 19.2.1, sub e:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 19.4, sub b:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 20 Recreatie - Recreatiewoning
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatiewoningen;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning;
met daarbij behorende:
c. tuinen, erven en terreinen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak wordt ten hoogste één recreatiewoning gebouwd, dan wel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding ‘aantal’ aangegeven aantal;
b. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt, inclusief kelders, ten hoogste 250 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van een recreatiewoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen;
c. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 3 m;
d. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 4 m;
e. er mogen geen dakkapellen, serres en/of erkers op of aan een recreatiewoning worden gebouwd.
20.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. bij een recreatiewoning wordt ten hoogste één aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping gebouwd;
b. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 6 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m.
20.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning.
Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijfsmatig geëxploitateerde verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties, vakantieappartementen, kampeerboerderijen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
b. aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte detailhandel, horeca en dienstverlening;
c. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
e. bedrijfswoningen;
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
g. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
h. erven en terreinen;
o. nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
30 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
21.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 21.2.1, sub b:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf;
b. lid 21.2.1, sub e:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
21.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel.
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 21.4, sub b:
en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 Recreatie - Volkstuin
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie - volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. volkstuinen;
met daarbij behorende:
b. groenvoorzieningen;
c. nutsvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per volkstuin is maximaal één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 20 m2 toegestaan;
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 6 m2.
22.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 23 Sport
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportdoeleinden, gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren daaronder niet begrepen;
b. horeca en detailhandel ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de daarvoor te gebruiken oppervlakte niet meer dan 100 m² mag bedragen;
c. (hoog) opgaande afschermende beplanting en bos ter plaatse van de aanduiding 'bos';
d. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’;
e. groen- en speelvoorzieningen en paden ter plaatse van de aanduiding 'groen';
f. parkeergelegenheid voor minimaal 30 motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein’;
g. een niet verhard sportveld ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
h. een clubgebouw ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
i. een klootschietbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - klootschietbaan';
met daarbij behorende:
j. gebouwen, waaronder overkappingen;
k. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
l. groen- en speelvoorzieningen;
m. erven en terreinen;
n. nutsvoorzieningen;
o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
p. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
b. van een bestemmingsvlak mag niet meer dan het in het plan aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd;
c. de gebouwen en overkappingen mogen, voorzover sprake is van een bouwvlak, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
d. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen alleen mag worden gebouwd indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
e. de goothoogte en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m en 8 m.
23.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van overkappingen, erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 3 m;
b. de bouwhoogte van een licht- en/of vlaggenmast bedraagt niet meer dan 15 m;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 23.2.1, onder c:
voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak tot een bouwhoogte van 3,5 m en een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
b. lid 23.2.1, onder d:
mits op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien;
c. lid 23.2.2:
voor het bouwen van fietsenstallingen tot een bouwhoogte van 3,5 m en een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m2.
Artikel 24 Sport - Hondenschool
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'sport - hondenschool' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een hondenschool;
b. een clubgebouw ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
met daarbij behorende:
c. gebouwen, waaronder overkappingen;
d. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
e. erven en terreinen;
f. nutsvoorzieningen
g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
h. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse aanwezige hondenschool worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, bedraagt per bestemmingsvlak ten hoogste 100 m², tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
c. de hoogte van een gebouw of overkapping bedraagt ten hoogste 8 m;
d. de dakhelling van een gebouw of overkapping bedraagt ten hoogste 60º.
24.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
2. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
3. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
b. Het in lid 24.4, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtredingvan dit plan.
c. De in lid 24.4, sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing van de terreinen.
Artikel 25 Sport - Manege
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'sport - manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de beoefening van paardensport;
b. aan de manege ondergeschikte horeca;
c. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
e. bedrijfswoningen;
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
g. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
h. erven en terreinen;
i. nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
k. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
b. de gebouwen en overkappingen mogen, voorzover sprake is van een bouwvlak, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c. van een bestemmingsvlak mag niet meer dan het in het plan aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd;
d. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
e. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen;
f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte/inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw |
|
- |
6 |
20 |
60 |
10 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
6 |
- |
60 |
10 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen |
750 m³* |
- |
min. 0,5 max. 4,5 |
25 |
60 |
10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100 m² |
4,5 |
- |
60 |
- |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
25.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m en de hoogte van omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m bedraagt.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 25.2.1, sub f:
en worden toegestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf.
b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m².
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4, sub b en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Woonfunctie of agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Agrarisch - Agrarisch bedrijf, behoudens de gronden waarop geen bedrijfswoning aanwezig is, mits:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 31 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
2. de manegeactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
3. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning;
5. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
6. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 26 Verkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, fiets- en voetpaden;
b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
c. verzorgingsplaats voor vrachtverkeer met daarbij behorende dienstverlening, horeca en sanitaire voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – verzorgingsplaats’;
d. sloten, bermen en beplanting;
e. parkeervoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
g. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
i. het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming.
26.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 5 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij en omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 en worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m, mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het veranderen van het wegprofiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 en worden toegestaan dat wordt afgeweken van het voorgeschreven wegprofiel, mits:
a. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
b. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
c. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkeling van het openbaar vervoer.
Artikel 27 Verkeer - Fietspad
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer - fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. fietspaden;
b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
c. sloten, bermen en beplanting;
met daarbij behorende:
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming.
27.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het fietsverkeer, bedraagt ten hoogste 5 m.
Artikel 28 Verkeer - Onverhard
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer - onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. onverharde wegen en paden;
b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
d. sloten, bermen en beplanting;
h. het behoud, herstel en bescherming van de aanwezige landchappelijke en cultuurhistorische waarden;
met daarbij behorende:
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming.
28.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het af- en/of vergraven van gronden;
2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
b. Het in lid 28.3, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale (en planmatig) onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 28.3, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van de de Natura 2000-gebieden Dinkelland en Landgoederen Oldenzaal.
Artikel 29 Verkeer - Railverkeer
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer - railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. spoorwegen, met daarbij inbegrepen spoorwegovergangen en dergelijke;
b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
c. sloten, (fiets)paden, bermen en beplanting;
d. nutsvoorzieningen;
e. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming.
29.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, bedraagt ten hoogste 10 m.
Artikel 30 Water
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beken, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en –afvoer en waterberging;
b. het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden ter plaatse van de karakteristieke waterlopen en de daarbij behorende oevers;
c. kaden, dijken, paden en oeverstroken;
d. bruggen, dammen en duikers en stuwen;
e. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende:
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten dienste van de bestemming.
30.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, en/of viaducten bedraagt ten hoogste 10 m;
b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, bedraagt ten hoogste 5 m.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b. Het in lid 30.3, sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De in lid 30.3, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
d. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 31 Wonen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, dan wel mantelzorg;
b. activiteiten gericht op de functies landbouw, natuur- en landschapsbeleving, educatie en cultuurhistorie, ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’;
c. een informatiepunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
d. de opslag van materialen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
e. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
f. een fouragehandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fouragehandel';
g. een dierenartspraktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenarts';
h. een reclamebureau, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reclamebureau’;
i. een grafkelder, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
j. appartementen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen';
k. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
l. trekkershutten, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
met daarbij behorende:
m. gebouwen;
n. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
o. tuinen, erven en terreinen;
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande voormalige bedrijfsbebouwing begrepen.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste één, dan wel ten hoogste het ter plaatse aangeduide aantal;
c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één woning toegestaan;
d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg bedraagt ten minste de bestaande afstand;
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
f. de inhoud bedraagt ten hoogste 750 m³, of de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat de inhoud ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen;
g. van een bestemmingsvlak mag niet meer dan het in het plan aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd;
h. ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan;
i. de goothoogte bedraagt ten minste 0,5 m en ten hoogste 4,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
j. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
k. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
l. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient -in afwijking in zoverre van de in dit artikel opgenomen maatvoering- de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.
31.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
b. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel binnen de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt met een maximum van 250 m²;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
e. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°.
31.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op erven die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 31.2.1, sub d:
en worden toegestaan dat de afstand tot de weg wordt verkleind;
b. lid 31.2, sub a, onder f:
en worden toegestaan dat de inhoud van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' wordt vergroot, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
c. lid 31.2, sub a, onder i:
en worden toegestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
d. lid 31.2.1, sub k:
en worden toegestaan dat de dakhelling wordt verkleind tot 0º;
e. lid 31.2.2, sub c:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m², met dien verstande dat:
1. er sprake is van eigendom van gronden ter grootte van minimaal 5.000 m² grond, direct aansluitend aan het bouwperceel;
2. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van de eigen gronden;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f. lid 31.2.2, sub c:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw meer bedraagt dan 250 m2, mits:
1. bij vervanging boven de in lid 31.2.2, sub c toegestane 250 m2 ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de woonsituatie.
31.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroep-/bedrijfsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan de gronden en bouwwerken die van een specifieke aanduiding zijn voorzien, alsmede met uitzondering van een bed and breakfast;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
h. de aanleg van paardrijbakken.
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 31.4, onder c:
en worden toegestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 31.4, onder d:
en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, team zorg;
3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser;
c. lid 31.4, onder h:
en worden toegestaan dat de gronden ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op de bestaande bebouwing;
2. de hoogte van de omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m², met dien verstande dat de afrasteringen en omheiningen transparant zullen worden vormgegeven;
3. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 4 m en 3 m bedragen;
5. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en archeologische waarden.
31.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
Artikel 32 Wonen - Landhuis
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, dan wel mantelzorg;
met de daarbij behorende:
b. gebouwen;
c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
d. tuinen, erven en terreinen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming is begrepen dat ten minste 1,5 ha van een aansluitend gebied wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden;
32.2 Bouwregels
32.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste één, dan wel ten hoogste het ter plaatse aangeduide aantal;
c. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
d. de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt minimaal 1.000 m3 en ten hoogste 2.000 m3;
e. de goothoogte bedraagt ten minste 0,5 m en ten hoogste 4,5 m;
f. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
32.2.1 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, het hoofdgebouw op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw geldt;
b. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel binnen de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
e. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°.
32.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan openbaar gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 32.2.1 sub e:
en worden toegestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
b. lid 32.2.1, sub f:
en worden toegestaan dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak.
32.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroep-/bedrijfsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
h. de aanleg van paardrijbakken.
32.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 32.4, onder c:
en worden toegestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 32.5, onder d:
en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, team zorg;
3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser;
c. lid 32.4, onder h:
en worden toegestaan dat de gronden ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op de bestaande bebouwing;
2. de hoogte van de omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m², met dien verstande dat de afrasteringen en omheiningen transparant zullen worden vormgegeven;
3. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 4 m en 3 m bedragen;
5. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en archeologische waarden.
Artikel 33 Wonen - Voormalig boerderij
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - voormalig boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, dan wel mantelzorg;
b. de opslag van bouwmaterialen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
c. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
d. rozenveredeling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rozenveredeling’;
e. een handel in graszoden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - graszoden';
f. vakantieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
g. boerderijkamers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerderijkamers;
met daarbij behorende:
h. gebouwen;
i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande voormalige bedrijfsbebouwing begrepen.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste één, dan wel ten hoogste het ter plaatse aangeduide aantal;
c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is ten hoogste één woning toegestaan;
d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg bedraagt ten minste de bestaande afstand;
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
f. de inhoud bedraagt ten hoogste 750 m³ bedragen, of de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
g. de goothoogte bedraagt ten minste 0,5 m en ten hoogste 4,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
h. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
i. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
33.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
b. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel binnen de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 100 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt met een maximum van 250 m²;
d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
e. de oppervlakte voor rozenveredeling bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’;
f. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°.
33.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
33.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 33.2.1, sub b:
en toestaan dat er één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, mits:
1. alleen van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt in geval van reeds gestopte dan wel stoppende agrarische bedrijven en uitgaande van voor 1 januari 2004 legaal opgerichte bebouwing en voor zover de gronden niet zijn gelegen in en landbouwontwikkelingsgebied op grond van de Reconstructiewet;
2. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
3. voor de bouw van meerdere extra woningen, of één woning met een inhoud van 1.500 m³, een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid;
4. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning of karakteristieke agrarische bebouwing en gebouwen die worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
5. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsnotities voor bewoning en verbouw van voormalige inpandige bedrijfsgedeelten;
7. de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
8. per locatie slechts eenmaal toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsmogelijkheid;
b. lid 33.2.1, sub d:
en worden toegestaan dat de afstand tot de weg wordt verkleind;
c. lid 33.2.1, sub g:
en worden toegestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
d. lid 33.2.2, sub c en d:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m², met dien verstande dat:
1. er sprake is van eigendom van gronden ter grootte van minimaal 5.000 m² grond, direct aansluitend aan het bouwperceel;
2. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van de eigen gronden;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. lid 33.2.2, sub c en d:
en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw meer bedraagt dan 250 m2, mits:
1. bij vervanging boven de in lid 33.2.2, sub c toegestane 250 m2 ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de woonsituatie.
33.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
1. het beroep of de bedrijfsactiviteit niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis;
2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan de gronden en bouwwerken die van een specifieke aanduiding zijn voorzien, alsmede met uitzondering van een bed and breakfast;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
h. de aanleg van paardrijbakken.
33.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 33.4, onder c:
en worden toegestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 33.4, onder c:
en worden toegestaan dat een hoofdgebouw in twee afzonderlijke wooneenheden wordt gesplitst, mits:
1. de inhoud van de voormalige boerderij minstens 1.000 m³ bedraagt;
2. nieuwe woningen een minimale inhoud hebben van 450 m³ en elke woning minimaal 75 m² van de bestaande bijgebouwen krijgt toebedeeld;
3. de karakteristieke woonboerderij wordt behouden;
c. lid 33.4, onder d:
en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, team zorg;
3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser;
d. lid 33.4, onder h:
en worden toegestaan dat de gronden ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op de bestaande bebouwing;
2. de hoogte van de omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m², met dien verstande dat de omheiningen transparant zullen worden vormgegeven;
3. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 4 m en 3 m bedragen;
5. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en archeologische waarden.
33.6 Wijzigingsbevoegdheid
33.6.1 Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Bedrijf, mits:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4. is aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de landschappelijke waarde en de milieukwaliteit;
5. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarde, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 34 Leiding - Brandstof
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van brandstoftransportleidingen;
met daarbij behorende:
b. belemmeringenstrook en veiligheidszone;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
34.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
34.3 Afwijken van de bouwregels
a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
b. De bouw van beperkt kwetsbare objecten op gronden in een strook tussen 5 m en 12 m uit het hart van de leiding (veiligheidszone), indien er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen en mits is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de brandstoftransportleidingen.
Artikel 35 Leiding - Gas
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor :
a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdgastransportleidingen;
met daarbij behorende:
b. belemmeringenstrook;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
35.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
6. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
b. Het bepaalde in lid 35.4, sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 35.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoofdgastransportleidingen.
Artikel 36 Leiding - Hoogspanning
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. bovengrondse hoogspanningslijnen;
met daarbij behorende:
b. veiligheidszone;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
36.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 40 m bedragen.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleidingen.
36.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van voor magnetische straling gevoelige bestemmingen. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
36.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 36.4 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. ondergrondse hoogspanningsleidingen;
met daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
37.2.1 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsleidingen.
37.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
37.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 37.4 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
37.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
b. Het bepaalde in lid 37.6, sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
c. De in lid 37.6, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoog-spanningsleidingen.
Artikel 38 Waarde - Archeologie 1
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge archeologische waarde.
38.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
38.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2, sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden 'het rapport als bedoeld onder a' dienen in dat geval te worden gelezen als 'andere beschikbare informatie'.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 38.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
3. het normale onderhoud betreffen;
4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
38.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - Archeologie 1 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 39 Waarde - Archeologie 2
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge verwachtingswaarde.
39.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 2.500 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
39.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2, sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden 'het rapport als bedoeld onder a' dienen in dat geval te worden gelezen als 'andere beschikbare informatie'.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 39.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 2.500 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen;
met dien verstande dat de omgevingsvergunning ook verplicht is voor:
- gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 2.500 m² en dieper dan 0,3 m die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming Waarde - Archeologie 1.
b. De in lid 39.4, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
3. het normale onderhoud betreffen;
4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
c. De in lid 39.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
39.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - Archeologie 2 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 40 Waarde - Archeologie 3
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde.
40.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 5.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2, sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden 'het rapport als bedoeld onder a' dienen in dat geval te worden gelezen als 'andere beschikbare informatie'.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 40.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 5.000 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen.
met dien verstande dat de omgevingsvergunning ook verplicht is voor:
- gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 5.000 m² en dieper dan 0,3 m die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming Waarde - Archeologie 1 of 2.
b. De in lid 40.4, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
3. het normale onderhoud betreffen;
4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
c. De in lid 40.4, sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
40.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - Archeologie 3 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 41 Waarde - Natuur en landschap
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, wat in ieder geval de verplichting inhoudt van behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van de betrokken gebieden.
41.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor activiteiten die significante effecten op de natuurlijke waarden zullen of kunnen hebben.
41.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2, maar niet nadat ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten en is voldaan aan de in de Omgevingsverordening gestelde voorwaarden.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien en voorzover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is benodigd, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voorzover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap, uitsluitend toelaatbaar zijn mits:
a. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden als bedoeld in lid 41.1.
41.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat de bestemming Waarde - Natuur en landschap wordt verwijderd als de basisbestemming wordt gewijzigd in de bestemming Natuur.
Artikel 42 Waterstaat - Waterbergingsgebied
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waterstaat - waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. de tijdelijke berging van water;
b. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
42.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterberging en de waterhuishouding.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien en voorzover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is benodigd, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voorzover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging, uitsluitend toelaatbaar zijn mits:
a. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen als bedoeld in lid 42.1;
b. vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.
