In deze regels wordt verstaan onder:
1.1.
plan: het bestemmingsplan "Markt 20-22" van de gemeente
Uden;
1.2.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0856.Markt2022-va01 met de bijbehorende regels;
1.3.
de plankaart: de analoge verbeelding van het GML-bestand
NL.IMRO.0856.Markt2022-va01;
1.4.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.6.
ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.7.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
1.8.
bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is;
1.9.
Besluit omgevingsrecht (Bor): Besluit van 25 maart 2010, houdende
regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit
omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
1.10. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.;
1.17. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.18. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.19. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20. dienstverlening:
het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten, evenwel met
uitzondering van bedrijven en instellingen waarvoor een omgevingsvergunning op
grond van Bijlage I van het Bor noodzakelijk is en seksuele dienstverlening;
1.21. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22. hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer
gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst
is;
1.23. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.24. horecabedrijf,
categorie 1:
a. horecabedrijven
die zich uitsluitend of in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken
en/of etenswaren, en/of op het verstrekken van logies en die in het algemeen
gedurende de dag- en avonduren zijn geopend, een en ander met uitzondering van
horecabedrijven, categorie 3, of;
b. horecabedrijven
die uitsluitend of in hoofdzaak ondersteunend zijn aan en qua openingstijden
vergelijkbaar zijn met detailhandelsvestigingen (zogenaamde winkelondersteunende
horeca);
1.25. horecabedrijf,
categorie 2: horecabedrijven die zich uitsluitend of in hoofdzaak richten
op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter
plaatse en het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek en in
het algemeen een hoge bezoekersfrequentie gedurende de toegestane
openingstijden een en ander met uitzondering van horecabedrijven, categorie 3;
1.26. horecabedrijf,
categorie 3: horecabedrijven die in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie
gedurende de avond en de nacht hebben en die:
a. zich
uitsluitend of in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische
dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het ten gehore brengen van overwegend
mechanische muziek voor grote aantallen bezoekers (met name in het weekend) een
wezenlijk onderdeel kan vormen; of
b. zich
uitsluitend of in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden
ook gedurende de openingstijden van de horecabedrijven als bedoeld onder categorie
3, sub a;
1.27. seksuele
dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten
van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische
vertoningen.
2.1.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. lengte,
breedte en diepte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren;
c. lengte,
breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van
elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d. de
goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
e. de inhoud
van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
f. de
bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van
een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g. de
oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h. onderlinge
afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van
bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het
kleinst zijn;
i. peil:
1. voor
gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de
kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j. brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw.
Artikel 3
Horeca
Bestemmingsomschrijving
c. vergader-
en cursusaccommodatie;
d. dansschool.
Bouwregels
3.2.
Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 3.3 tot en met 3.4 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
b. ten
behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 3.1, sub b is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 160
m² b.v.o.;
c. de goot-
en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan bedragen dan is aangegeven,
met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden overschreden met:
1. 1 meter
ten behoeve van balustrades, ter plaatse waar het gebouw een platte afdekking
heeft;
2. 1,5 meter ten behoeve van liftschachten;
3. 2,5 meter ten behoeve van rookkanalen en schoorstenen.
b. in
afwijking van het bepaalde sub a mag de hoogte van de erfscheiding bij de patio
5 meter bedragen;
c. licht- en
vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
d. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Nadere eisen
3.5.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of
bereikbaarheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en de geleding van de gevels, ten behoeve van:
a. een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. de
verkeersveiligheid;
c. de sociale
veiligheid; en
d. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
3.7.
Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van gronden of bebouwing ten behoeve van horecabedrijven, categorie 3.
4.1.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen
6.1.
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
6.2.
De voorschriften van de
Bouwverordening van de gemeente Uden ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de
mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.
Meetverschillen
7.1.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe
afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van
het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen van bouw- en
bestemmingsgrenzen ten hoogste 3,00 meter mogen bedragen.
10%-regeling
7.2.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van de regels van het plan voor het afwijken van de in het plan
voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die
maten, afmetingen en percentages.
Antenne-installaties
7.3.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van de regels van het plan voor het oprichten van een
antenne-installatie, met dien verstande dat de ontheffing slechts mag worden
verleend indien:
a. de
bouwhoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, niet meer
bedraagt dan 40 meter;
b. aangetoond
wordt dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt
kan worden van reeds bestaande antennedragers;
c. de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van
de antenne-installatie mag niet wordt aangetast.
Overgangsrecht Bouwwerken
8.1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste
lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
8.3.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
8.4.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
8.6.
Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.7.
Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als regels van het "Bestemmingsplan
Markt 20-22".