Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende
regels 1
Artikel 1 Begrippen 1
Artikel 2 Wijze van meten 4
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5
Artikel 3 Cultuur en
ontspanning 5
Artikel 4 Wonen 7
Hoofdstuk 3 Algemene
regels 10
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 10
Artikel 6 Algemene
bouwregels 11
Artikel 7 Algemene
gebruiksregels 12
Artikel 8 Algemene
afwijkingsregels 13
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels 14
Artikel 9 Overgangsrecht 14
Artikel 10 Slotregel 15
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan "Nistelrodeseweg 4" met
identificatienummer NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg4-VA01 van de gemeente Uden;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende
regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3
de plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg4-VA01;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt
met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.7
ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9
bedrijfsmatige activiteiten in een woning:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen
van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk,
dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen,
met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te
worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
1.10
beroepsmatige activiteiten in een woning:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte
omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie
kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening
van detailhandel;
1.11
Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad
2010, 143;
1.12
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een
zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet
tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak
1.15
bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat qua
afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel
staand hoofdgebouw;
1.16
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24
dienstverlening:
het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten,
evenwel met uitzondering van bedrijven en instellingen waarvoor een
omgevingsvergunning op grond van Bijlage I van het Bor noodzakelijk is en
seksuele dienstverlening;
1.25
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.27
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig
logies wordt verstrekt;
1.28
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene
dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.29
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand
zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.30
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en
bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.31
seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van
seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.32
voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een
gebouw tot aan de perceelsgrenzen
1.33
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.
2.1
Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
lengte, breedte en diepte van gebouwen:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
c.
lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
f.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h.
onderlinge afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot
erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
i.
peil:
1.
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de
hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende
afgewerkte maaiveld;
j.
brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde
ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakkapellen en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 3
Cultuur en ontspanning
De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
3.2
Bouwregels
Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 3.2.1 tot en met 3.2.3 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
a.
het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien
verstande dat de oppervlakte niet meer dan 535 m² mag bedragen;
b.
de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Voor
het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de afstand tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
b.
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50
m² mag bedragen;
c.
de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient
minimaal 1 meter te bedragen;
d.
de goothoogte en bouwhoogte van:
1.
bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter bedragen;
2.
overkappingen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen;
de bouwhoogte van:
a.
erfscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,6
meter mag bedragen;
b.
overige erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
c.
vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
d.
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
1.
achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;
2.
voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten
behoeve van:
a.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Horeca
De oppervlakte die ten behoeve van ondergeschikte
detailhandel en horeca als bedoeld in lid 3.1, onder b mag niet meer bedragen
dan 100 m².
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1,
onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
a.
zelfstandige horeca of detailhandel;
b.
een evenementenhal, een overdekte speeltuin of een dansstudio/sportschool.
3.4.3 Voorwaardelijke
verplichtingen
De gronden als bedoeld in lid 3.1 en gebouwen binnen deze bestemming mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in lid 3.1 worden gebruikt op de voorwaarden dat:
a.
de landschappelijke inpassing conform afbeelding 11 in de toelichting
van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd uiterlijk binnen één jaar nadat de
bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld en zolang als deze landschappelijke
inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient
gehandhaafd te blijven;
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het
bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4.2, sub b om de genoemde functies toe te staan mits voorzien wordt in een afdoende parkeeroplossing.
Artikel 4
Wonen
De voor "Wonen" aangewezen
gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met beroepsmatige
activiteiten, tuinen en erven.
4.2
Bouwregels
Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 4.2.1 tot en met 4.2.3 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
De woning mag uitsluitend in het bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding 'wonen' in de vorm van een vrijstaande woning worden gebouwd, met
dien verstande dat:
b.
de inhoud mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
c.
de goothoogte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan is aangegeven.
4.2.2 Voor
het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
de afstand tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
b.
de gezamenlijke oppervlakte van:
1.
bijgebouwen bij een woning mag niet meer dan 100 m² bedragen;
2.
overkappingen in totaal niet meer dan 50 m² mag bedragen;
c.
de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient
minimaal 3 meter te bedragen;
d.
de goothoogte en bouwhoogte van:
1.
bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter bedragen;
2.
overkappingen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen;
de bouwhoogte van:
a.
erfscheidingen voor de voorgevel van de woning ten hoogste 1,6 meter mag
bedragen;
b.
overige erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
c.
vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
d.
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
1.
achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;
2.
voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen
met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van
veiligheid en/of bereikbaarheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen
van de bebouwing, ten behoeve van:
a.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
een goede woonsituatie;
c.
de verkeersveiligheid;
d.
de sociale veiligheid.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Bij een woning dienen per perceel
minimaal twee parkeerplaatsen met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter te worden gerealiseerd en in stand gehouden.
4.4.2 Beroepsmatige
activiteiten
Gebruik van ruimten binnen de woning en daar bij behorende bijgebouwen
ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning,
wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit
gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
a.
maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de
woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor uitoefening van beroepsmatige
activiteiten;
b.
degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de
woning te zijn;
c.
het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d.
er mag geen detailhandel plaatsvinden;
e.
de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig/meldingplichtig zijn.
Tot een verboden gebruik als bedoeld in als bedoeld in
artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt
in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en/of
als afhankelijke woonruimte;
b.
het gebruik van de in lid 4.4.1 bedoelde parkeerplaats voor andere
doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding,
dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.
4.4.4 Voorwaardelijke
verplichtingen
De gronden als bedoeld in lid 4.1 en gebouwen binnen deze
bestemming mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in lid 4.1 worden gebruikt op de voorwaarden dat:
a.
de landschappelijke inpassing conform afbeelding 11 in de toelichting
van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd uiterlijk binnen één jaar nadat de
bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld en zolang als deze landschappelijke
inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient
gehandhaafd te blijven;
b.
alle bestaande gebouwen binnen deze bestemming plus de bestaande woning
binnen de bestemming Cultuur en ontspanning zijn gesloopt uiterlijk één jaar
nadat de bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het
bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.3 voor het toestaan van een
gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a.
de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige
instantie noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde
belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c.
de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
d.
de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw
dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw
staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel
van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende
verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het
geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd,
met dien verstande dat burgemeester
en wethouders ten behoeve een goede ruimtelijke inpassing (samenhangend
bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing)
nadere eisen kunnen stellen aan de situering van een bijgebouw ten behoeve van bijwonen.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
6.1
Ondergronds bouwen
De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.
De voorschriften van de
Bouwverordening van de gemeente Uden ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de
mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.
Als verboden gebruik als bedoeld in
artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt
in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele
dienstverlening.
8.1
Meetverschillen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van
de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan, voor zover
dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is
voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde
afwijkingen van bouw- en bestemmingsgrenzen ten hoogste 3,00 meter mogen bedragen.
8.2
10%-regeling
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van
de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan voor het
afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot
niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
8.3
Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van
de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan voor het
oprichten van een antenne-installatie, met dien verstande dat de ontheffing
slechts mag worden verleend indien:
a.
de bouwhoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, niet
meer bedraagt dan 40 meter;
b.
aangetoond wordt dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen
gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
c.
de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het
oprichten van de antenne-installatie mag niet wordt aangetast.
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het
bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in lid 9.1, sub a met maximaal 10%.
c.
Lid 9.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in lid 9.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Lid 9.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels
Bestemmingsplan Nistelrodeseweg 4".