Regels

 

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1       Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  4

Hoofdstuk 2       Bestemmingsregels  5

Artikel 3               Cultuur en ontspanning  5

Artikel 4               Wonen  7

Hoofdstuk 3       Algemene regels  10

Artikel 5               Anti-dubbeltelregel 10

Artikel 6               Algemene bouwregels  11

Artikel 7               Algemene gebruiksregels  12

Artikel 8               Algemene afwijkingsregels  13

Hoofdstuk 4       Overgangs- en slotregels  14

Artikel 9               Overgangsrecht 14

Artikel 10             Slotregel 15

 

 

 

Hoofdstuk 1          Inleidende regels

Artikel 1       Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       plan:

het bestemmingsplan "Nistelrodeseweg 4" met identificatienummer NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg4-VA01 van de gemeente Uden;

1.2       bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3       de plankaart:

de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPNistelrodeseweg4-VA01;

1.4       aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5       aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6       afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7       ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8       bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9       bedrijfsmatige activiteiten in een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.10     beroepsmatige activiteiten in een woning:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.11     Besluit omgevingsrecht (Bor):

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;

1.12     bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13     bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14     bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak

1.15     bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;

1.16     bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17     bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18     bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19     bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20     bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21     bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22     dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23     detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24     dienstverlening:

het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten, evenwel met uitzondering van bedrijven en instellingen waarvoor een omgevingsvergunning op grond van Bijlage I van het Bor noodzakelijk is en seksuele dienstverlening;

1.25     gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26     hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27     horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.28     mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.29     overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30     pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.31     seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.32     voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen

1.33     woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.

 

 

Artikel 2       Wijze van meten

2.1       Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.      de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.      lengte, breedte en diepte van gebouwen:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
c.      lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d.      de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.      de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.       de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g.      de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h.      onderlinge afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
i.       peil:
1.      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j.       brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

 

2.2       Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakkapellen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

 

Hoofdstuk 2          Bestemmingsregels

Artikel 3       Cultuur en ontspanning

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      educatieve, sociale, culturele, dagrecreatieve en levensbeschouwelijke activiteiten;
b.      ondergeschikte detailhandel en horeca, uitsluitend ten dienste van de sub a genoemde activiteiten.

 

3.2       Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 3.2.1 tot en met 3.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

3.2.1   Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.      het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 535 m² mag bedragen;
b.      de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven.

 

3.2.2   Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      de afstand tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
b.      de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50 m² mag bedragen;
c.      de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient minimaal 1 meter te bedragen;
d.      de goothoogte en bouwhoogte van:
1.      bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter bedragen;
2.      overkappingen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen;

 

3.2.3   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

de bouwhoogte van:

a.      erfscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,6 meter mag bedragen;
b.      overige erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
c.      vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
d.      andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
1.      achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;
2.      voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.

 

3.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.      een goede woonsituatie;
c.      de verkeersveiligheid;
d.      de sociale veiligheid.

 

3.4       Specifieke gebruiksregels

3.4.1   Horeca

De oppervlakte die ten behoeve van ondergeschikte detailhandel en horeca als bedoeld in lid 3.1, onder b mag niet meer bedragen dan 100 m².

 

3.4.2   Verboden gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

a.      zelfstandige horeca of detailhandel;
b.      een evenementenhal, een overdekte speeltuin of een dansstudio/sportschool.

 

3.4.3   Voorwaardelijke verplichtingen

De gronden als bedoeld in lid 3.1 en gebouwen binnen deze bestemming mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in lid 3.1 worden gebruikt op de voorwaarden dat:

a.      de landschappelijke inpassing conform afbeelding 11 in de toelichting van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd uiterlijk binnen één jaar nadat de bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven;
b.      alle bestaande gebouwen binnen deze bestemming zijn gesloopt uiterlijk één jaar nadat de bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld.

 

3.5       Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4.2, sub b om de genoemde functies toe te staan mits voorzien wordt in een afdoende parkeeroplossing.

 

 

Artikel 4       Wonen

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met beroepsmatige activiteiten, tuinen en erven.

 

4.2       Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 4.2.1 tot en met 4.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

4.2.1   Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

De woning mag uitsluitend in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'wonen' in de vorm van een vrijstaande woning worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.      het aantal woningen mag niet meer dan 1 bedragen;
b.      de inhoud mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
c.      de goothoogte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan is aangegeven.

 

4.2.2   Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      de afstand tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
b.      de gezamenlijke oppervlakte van:
1.      bijgebouwen bij een woning mag niet meer dan 100 m² bedragen;
2.      overkappingen in totaal niet meer dan 50 m² mag bedragen;
c.      de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient minimaal 3 meter te bedragen;
d.      de goothoogte en bouwhoogte van:
1.      bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter bedragen;
2.      overkappingen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen;

 

4.2.3   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

de bouwhoogte van:

a.      erfscheidingen voor de voorgevel van de woning ten hoogste 1,6 meter mag bedragen;
b.      overige erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
c.      vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
d.      andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
1.      achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;
2.      voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.

 

4.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.      een goede woonsituatie;
c.      de verkeersveiligheid;
d.      de sociale veiligheid.

 

4.4       Specifieke gebruiksregels

4.4.1   Parkeren

Bij een woning dienen per perceel minimaal twee parkeerplaatsen met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

 

4.4.2   Beroepsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten binnen de woning en daar bij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a.      maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
b.      degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.      het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d.      er mag geen detailhandel plaatsvinden;
e.      de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig/meldingplichtig zijn.

 

4.4.3   Verboden gebruik

Tot een verboden gebruik als bedoeld in als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
b.   het gebruik van de in lid 4.4.1 bedoelde parkeerplaats voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.

 

 

4.4.4   Voorwaardelijke verplichtingen

De gronden als bedoeld in lid 4.1 en gebouwen binnen deze bestemming mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in lid 4.1 worden gebruikt op de voorwaarden dat:

a.      de landschappelijke inpassing conform afbeelding 11 in de toelichting van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd uiterlijk binnen één jaar nadat de bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven;
b.      alle bestaande gebouwen binnen deze bestemming plus de bestaande woning binnen de bestemming Cultuur en ontspanning zijn gesloopt uiterlijk één jaar nadat de bouw van het hoofdgebouw gereed is gemeld.

 

4.5       Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.3 voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

a.   de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b.   er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c.   de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
d.   de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd,
met dien verstande dat burgemeester en wethouders ten behoeve een goede ruimtelijke inpassing (samenhangend bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing) nadere eisen kunnen stellen aan de situering van een bijgebouw ten behoeve van bijwonen.

 

 

 

Hoofdstuk 3          Algemene regels

Artikel 5       Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6       Algemene bouwregels

6.1       Ondergronds bouwen

De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.

 

6.2       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Uden ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.

 

 

Artikel 7       Algemene gebruiksregels

7.1       Verboden gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

Artikel 8       Algemene afwijkingsregels

8.1       Meetverschillen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen van bouw- en bestemmingsgrenzen ten hoogste 3,00 meter mogen bedragen.

 

8.2       10%-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

 

8.3       Antenne-installaties

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels van het plan voor het oprichten van een antenne-installatie, met dien verstande dat de ontheffing slechts mag worden verleend indien:

a.      de bouwhoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, niet meer bedraagt dan 40 meter;
b.      aangetoond wordt dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
c.      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet wordt aangetast.

 

 

 

Hoofdstuk 4          Overgangs- en slotregels

Artikel 9       Overgangsrecht

9.1       Overgangsrecht bouwwerken

a.      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b.      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1, sub a met maximaal 10%.
c.      Lid 9.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2       Overgangsrecht gebruik

a.      Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.      Indien het gebruik, bedoeld in 9.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.      Lid 9.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 10   Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels Bestemmingsplan Nistelrodeseweg 4".