Inhoud
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene procedureregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Ontmoetingsplein Bitswijk’ van de gemeente Uden.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0856.BPOPBitswijk-VA01
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
een bouwwerk, dat:
a op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
b na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer
ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar
grenzende ruimten niet meer dan
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
voorzieningen op het gebied van onder andere:
a buurtcentrum;
b cultureel centrum;
c ontmoetingsplaats.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, publieksgericht of niet-publieksgericht, op het gebied van openbaar bestuur, religie/levensbeschouwing, onderwijs/educatie, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, sociaal-cultureel en maatschappelijk terrein.
een door grenzen omsloten vlak, waarop bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten zijn.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met dien verstande dat een carport als gebouw wordt aangemerkt.
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
voorzieningen op het gebied van:
a openbaar bestuur en overheidsdiensten;
b levensbeschouwelijke organisaties;
c onderwijs en kinderopvang;
d gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg;
e uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria en begraafplaatsen.
a een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk en/of;
b ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m1 onder peil.
een bouwwerk met een open constructie voorzien van maximaal één eigen wand.
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
grens van een bouwperceel.
een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.
de bouwlagen van een gebouw, gelegen boven de begane grondlaag.
de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van de woning gesitueerd is.
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.
zelfstandige woning, waar zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
a voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maatschappelijke en culturele voorzieningen;
b beperkte horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a;
c zorgwoningen;
d ter plaatse van de aanduiding ‘plein’ een open plein;
e ter plaatse van de aanduiding ‘weg’ een ontsluitingsweg;
f bancaire dienstverlening in de vorm van een geldautomaat;
g voorzieningen van algemeen nut;
h voorzieningen voor verkeer en verblijf;
i (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
j in- en uitritten;
k fietsenstallingen;
l het houden van evenementen;
m speelvoorzieningen;
n groenvoorzieningen;
o tuinen, erven en terreinen;
p water, waterbergingen en watergangen;
met bijbehorende voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
b Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven. Dit bebouwingspercentage is niet van toepassing op ondergrondse gebouwen.
c Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
d Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:
1
De oppervlakte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan
2
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
3
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
bedragen dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van
verlichting, vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van tuinmeubilair en
speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.1 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak ten behoeve van de bouw van luifels aan een gebouw binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksuele dienstverlening.
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a buurtwegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
b langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;
c perceelsontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
d parkeervoorzieningen;
e afvalcontainers (boven- en ondergronds);
f groenvoorzieningen;
g water, waterberging en watergangen;
h speelvoorzieningen;
i het houden van evenementen;
j voorzieningen van beeldende kunst;
k voorzieningen van algemeen nut;
met bijbehorende voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut, waarbij:
a voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut de volgende regels gelden:
1
De oppervlakte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan
2
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
3
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting, speelvoorzieningen, en bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 6 m.
b
De bouwhoogte van afvalcontainers mag niet meer
bedragen dan
c
De oppervlakte van bovengrondse afvalcontainers
mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet
meer bedragen dan
e Het bepaalde onder a tot en met d is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid.
De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen,
b de uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
met daarbij behorende:
c tuinen en erven;
d ter plaatse van de aanduiding ‘plein’ een open plein;
e in- en uitritten;
f (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
g loopbruggen;
h groenvoorzieningen;
i voorzieningen van algemeen nut;
j water, waterberging en watergangen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b Ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘gestapeld’;
mogen uitsluitend de aangeduide type(n) woningen worden gebouwd.
c Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven. Dit bebouwingspercentage is niet van toepassing op ondergrondse gebouwen.
d Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
bedragen dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van
verlichting, vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van tuinmeubilair en speelvoorzieningen
mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
a Onder een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
1 het gebruik voor seksuele dienstverlening;
2 het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
3 het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
4 het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
b Het bepaalde onder a, sub 2 t/m 4 is niet van toepassing voor zover het betreft:
1 het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
2 het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen.
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een
maximum van
b De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de
andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter
dan
b Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren met een oppervlakte groter dan
a het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het aanleggen van leidingen.
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bouwgrenzen mogen worden overschreden door ondergeschikte
bouwdelen tot maximaal
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de navolgende regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten bouwvlakken zijn toegestaan.
b De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.
c Bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak en bebouwingspercentages, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen. Tot ondergrondse gebouwen worden voor de berekening van deze percentages niet gerekend de van de bovengrondse gebouwen deel uitmakende ondergrondse ruimten, voor zover deze gelegen zijn tussen de buitenwerkse gevelvlakken van het bovengrondse gebouw.
Ter plaatse van de aanduiding ‘plein’ dient bovengronds een
aaneengesloten open ruimte met een oppervlakte van minimaal
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
c overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
d het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1 De aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers.
2 De stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast.
3
De bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve
van de antenne-installatie mag maximaal
e
voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met
een ondergrondse bouwdiepte van maximaal
1 de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
2 geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.
f Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:
a
het aanbrengen van wijzigingen betrekking
hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien
bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in
verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van
een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de
verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan
b het aanpassen van opgenomen bepalingen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd;
c het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
d een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen binnen de bestemming ‘Wonen’, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
a Met betrekking tot de toepassing van de nadere eisenregeling is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing.
Bij de toetsing van het stellen van nadere eisen, het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:
a Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
2 de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
3 de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
4 de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
b Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de mate van hinder voor de omliggende functies;
2 de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
3 de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
4 de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
5 de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
c Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1 de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
2 de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
3 de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
4 de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
5 de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
d Ten aanzien van de sociale veiligheid kan
rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1
de
mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en
toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
2
de
mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een
openbare ruimte wordt ingeperkt.
e Ten aanzien van de brandveiligheid en
rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1
de
aanwezigheid van vluchtwegen;
2
de
bereikbaarheid van de bouwwerken;
3
de
beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
f Ten aanzien van het woon- en leefklimaat
kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1
de
toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
2
overlast
door lawaai, stank en/of trillingen;
3
de
bezonning;
4
het
uitzicht;
5
privacy.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels bestemmingsplan Ontmoetingsplein Bitswijk'.
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Uden d.d. 16 februari 2012
Mij bekend,
de griffier.
Rosmalen, februari 2012 vastgesteld 16 februari 2012