Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  5

Artikel 1      Begrippen  5

Artikel 2      Wijze van meten  12

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  13

Artikel 3      Bedrijf - Kermis  13

Artikel 4      Bedrijventerrein  15

Artikel 5      Bos  18

Artikel 6      Gemengd  20

Artikel 7      Groen  23

Artikel 8      Tuin  25

Artikel 9      Verkeer 27

Artikel 10    Wonen  28

Artikel 11    Leiding - Hoogspanningsverbinding  33

Hoofdstuk 3      Algemene regels  34

Artikel 12    Anti-dubbeltelregel 34

Artikel 13    Algemene bouwregels  34

Artikel 14    Algemene gebruiksregels  35

Artikel 15    Algemene aanduidingsregels  36

Artikel 16    Algemene afwijkingsregels  37

Artikel 17    Algemene wijzigingsregels  38

Artikel 18    Overige regels  38

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  40

Artikel 19    Overgangsrecht 40

Artikel 20    Slotregel 41

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1:              Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2:              Nota parkeernormen






Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 
plan:

het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Vluchtoord 2013’ van de gemeente Uden.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0856.BPVluchtoord2013-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 
bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend.

 

bedrijfsmatige activiteiten in een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

 

bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

 

beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

 

bestaande situatie:

a      t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;

b      t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 
bruto-vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.

 

calamiteitenverkeer:

verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals politie, brandweer en ambulance.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

 

hoekperceel:

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

 

(jongeren)ontmoetingsplaats:

een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

kantoor:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

ondergeschikt bouwdeel:

a      een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen,  en/of;

b      ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.

 
ondergeschikte niet zelfstandige horeca:

niet zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die aanwezig is binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

 

ondergeschikte productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces en als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.

 

ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.

 

overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

 

parkeervoorziening:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen.

 

perceelsgrens:

grens van een bouwperceel.

 

recreatie-inrichting:

overdekte accommodatie waar de gelegenheid bestaat tot de beoefening van sport en spel dan wel recreatie, zoals een dansschool, biljartcentrum, kegelbaan, handboogschietbaan, inpandige kartbaan, laserschietbaan, sauna en badinrichting. Een seks- en/of pornobedrijf valt hier niet onder.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

 

seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

 

staat van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven met basisinformatie voor milieuzonering zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.

voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak.

 

voorzieningen van algemeen nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.

 

vrijstaand bijgebouw:

een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes.

 
vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

 

watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

 

weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 

woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.





Artikel 2                   Wijze van meten

 

2.1             Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

lengte, breedte en diepte bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

 
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.





Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf - Kermis

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Kermis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      opslag en reparatie van kermisattracties ten behoeve van een kermisbedrijf;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ uitsluitend voor een bedrijfswoning;

 

met daarbij behorende:

c       tuinen en erven;

d      voorzieningen van algemeen nut;

e      wegen en paden;

f        (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

g       groenvoorzieningen;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;

b      Het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)';

c       De goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

d      De dakhelling van gebouwen mag niet minder bedragen dan 10° en niet meer dan 45°.

 

3.2.2        Bedrijfswoningen

Ter  plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.

 

3.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

lichtmasten

vlaggenmasten en antennes

overige

bouwwerken

Voor de
voorgevelrooilijn

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

6 m

6 m

1 m

Achter de
voorgevelrooilijn

 

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

 

 

6 m

 

 

6 m

 

 

4 m

 

3.3             Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1         Algemeen

Binnen de bestemming ‘Bedrijf - Kermis’ is bedrijvigheid, passend binnen de bestemming, toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:

a      Binnen ieder bestemmingsvlak is uitsluitend 1 kermisbedrijf toegestaan.

b      Opslag is uitsluitend toegestaan binnen de bedrijfsgebouwen.

 

3.3.2         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde;

c       detailhandel;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen de bedrijfsgebouwen;

f        het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;





Artikel 4                   Bedrijventerrein

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven en bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, zoals opgenomen in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – kunststofverwerkend bedrijf’ tevens voor een kunststofverwerkend bedrijf;

c       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bedrijfsverzamelgebouw’ tevens voor bedrijfsverzamelgebouwen;

d      ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ tevens voor kantoren;

e      ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping' tevens voor kantoren op de verdieping;

f        ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens voor een fitnesscentrum/sportschool en een gezondheidscentrum met (para)medische dienstverlening;

g       ondergeschikte productiegebonden detailhandel zonder showroom;

h      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – auto's en motorfietsen' tevens voor detailhandel in auto's en/of motorfietsen;

i        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires' tevens voor detailhandel in auto- en/of motorfietsonderdelen en - accessoires;

j        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – keukens’ tevens voor detailhandel in keukens;

k      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – kozijnen, ramen, deuren en aanverwante producten' tevens voor detailhandel in kozijnen;

l        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – muziekinstrumenten' tevens voor detailhandel in en verhuur van muziekinstrumenten;

m    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – sportprijzen' tevens voor detailhandel in sportprijzen;

n      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – tegels' tevens voor detailhandel in tegels;

o      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – telefonie' tevens voor detailhandel in telefonieartikelen;

p      ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’ tevens voor een lpg-vulpunt;

q      ondergeschikte niet zelfstandige horecavoorzieningen;

r        bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

s       de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning;

 

met daarbij behorende:

t        opslag en uitstalling;

u      tuinen en erven;

v       voorzieningen van algemeen nut;

w     wegen en paden;

x       (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

y       groenvoorzieningen;

z       water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.

b      Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%.

c       Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%, met dien verstande dat, indien het bestaande bebouwingspercentage van een bebouwd perceel lager is, dit lagere bebouwingspercentage als minimum bebouwingspercentage geldt.

d      De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m².

e      De oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 8.000 m², met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - grotere perceelsoppervlakte’, waar geen maximum oppervlakte geldt.

 

4.2.2        Bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen tot één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

 

4.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan.

b      Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale bouwhoogte

10 m

maximale inhoud

650 m3

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens

5 m

 

4.2.4        Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale goothoogte

3 m

maximale bouwhoogte

5 m

maximale gezamenlijk oppervlakte per bedrijfswoning

50 m²

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand achter de voorgevelrooilijn van de
bedrijfswoning

3 m

 

4.2.5         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten, vlaggenmasten en antennes

overige

bouwwerken

binnen bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

buiten bouwvlak

 

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

6 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

4 m

 

4.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in sub 4.2.1 onder e, en bouwpercelen toestaan groter dan 8.000 m2, met dien verstande dat aangetoond moet worden dat binnen de gemeente geen andere, beter geschikte locatie voor de vestiging van het bedrijf is.  

b      het bepaalde in sub 4.2.5 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

1      de constructie van de erfafscheiding  voor minimaal 80% open dient te zijn;

2      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;

3      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

4      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

4.4             Specifieke gebruiksregels

4.4.1         Buitenopslag

Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.

 

4.4.2         Beroepsmatige activiteiten

Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen;

a      Deze activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal 40% van het oppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen tot maximaal 50 m².

b      Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.

c       Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

d      Detailhandel is niet toegestaan;

e      De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de bedrijfswoning.

 

4.4.3         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van vrijstaande bijgebouwen;

c       detailhandel, met uitzondering van de detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub g t/m o;

d      horeca, met uitzondering van de horeca als bedoeld in lid 4.1 sub q;

e      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

f        het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn;

g       het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

h      het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

i        het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

 

4.5             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 4.1 sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

b      het bepaalde in lid 4.1 sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

c       het bepaalde in lid 4.1 sub d, en nieuwvestiging van bedrijfsverzamelgebouwen toestaan, mits:

1      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

2      op eigen terrein of in de directe omgeving wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’, met dien verstande dat de parkeerdruk op de openbare ruimte niet mag toenemen.

d      het bepaalde in lid 4.1 en nieuwvestiging van detailhandel in landbouwwerktuigen en –machines, machinerieën ten behoeve van bedrijven, automobielen, keukens, caravans, boten en motoren toestaan, mits:

1      er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      de vestiging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.





Artikel 5                   Bos

 

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos;

b      behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

c       extensief recreatief medegebruik;

 

met daarbij behorende:

d      voorzieningen van beeldende kunst;

e      voorzieningen van algemeen nut;

f        (onverharde) paden;

g       groenvoorzieningen;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend eenvoudige, kleinschalige voorzieningen ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik worden gebouwd.

 

5.2.2         Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale goothoogte

4 m

maximale bouwhoogte

4 m

maximale oppervlakte per gebouw/overkapping

20 m²

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand tot de grens van het bestemmingsvlak

5 m

 

 

5.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Maatvoeringseis

Eis

maximale bouwhoogte

2,5 m

 

5.3             Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      intensieve dag- en verblijfsrecreatie;

c       de sportbeoefening of het beproeven van motorvoertuigen en modelvliegtuigen;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

f        het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

g       het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

h      het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;





Artikel 6                   Gemengd

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven en bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, zoals opgenomen in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

b      recreatie-inrichtingen, waaronder in ieder geval begrepen een inpandige kartbaan en laserschietbaan;

c       horecabedrijven, met uitzondering van discotheken/dancings;

 

met daarbij behorende:

d      opslag en uitstalling;

e      tuinen en erven;

f        voorzieningen van algemeen nut;

g       wegen en paden;

h      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

i        groenvoorzieningen;

j        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2             Bouwregels

 

6.2.1         Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;

b      Het bouwvlak mag volledig worden gebouwd.

c       De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.

 

6.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten, vlaggenmasten en antennes

overige

bouwwerken

binnen bouwvlak

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

aangeduid t.p.v. aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’

buiten bouwvlak

 

2 m, met dien verstande dat de constructie voor minimaal 80% open moet zijn

6 m

8 m, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

4 m

 

6.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 6.2.2 voor het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

a      de constructie van de erfafscheiding  voor minimaal 80% open dient te zijn;

b      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit niet worden aangetast;

c       geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

d      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

6.4             Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1         Buitenopslag

Binnen de bestemming ‘Gemengd' is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn.

 

6.4.2         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning;

c       detailhandel;

d      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

e      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

f        het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

g       het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

h      het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

 

6.5             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 6.1 sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

b      het bepaalde in lid 6.1 sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:

1      deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;

2      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3      er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;

4      de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.





Artikel 7                   Groen

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’ tevens voor afschermend groen;

c       langzaamverkeersroutes;

d      routes voor calamiteitenverkeer;

e      het houden van evenementen;

f        (jongeren)ontmoetingsplaatsen;

 

met daarbij behorende:

g       speelvoorzieningen;

h      voorzieningen van beeldende kunst;

i        voorzieningen van algemeen nut;

j        geluidwerende voorzieningen;

k      afvalcontainers (boven- en ondergronds);

l        water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

7.2             Bouwregels

7.2.1         Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

7.2.2         Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale bouwhoogte speeltoestellen

5 m

maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen

4 m

maximale bouwhoogte overige bouwwerken

1 m

 

b      Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

7.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 7.2.1 voor de bouw van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van (jongeren)ontmoetingsplaatsen, mits:

a      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

b      de oppervlakte per gebouw of overkapping niet meer bedraagt dan 15 m2.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

7.4             Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      parkeervoorzieningen;

c       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

 

7.5             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.5.1         Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’ een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het kappen of rooien van bomen en houtgewas;

b      het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

c       het aanleggen van overige verharde en halfverharde wegen of paden.

 

7.5.2         Uitzonderingen

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      de eerste aanleg van de groenvoorzieningen betreffen;

b      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

c       reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.5.3         Toelaatbaarheid

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het afschermend groen.





Artikel 8                   Tuin

8.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden staande hoofdgebouwen;

 

met daarbij behorende:

b      voorzieningen van algemeen nut;

c       wegen en paden;

d      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2             Bouwregels

 

8.2.1         Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a      Er zijn binnen deze bestemming geen gebouwen en overkappingen toegestaan, met uitzondering van erkers aan de voor- en zijgevel van de hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

1      de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;

2      de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;

3      de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1, 50 m;

4      de goothoogte van de erker niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m dan wel een kapconstructie;

5      de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.

 

8.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

tuinmeubilair en speeltoestellen

vlaggenmasten en antennes

overige

bouwwerken

voor de
voorgevelrooilijn

2 m, waarvan 1 m gesloten mag zijn en boven die hoogte een voor  80 % open constructie

 

1 m

6 m, maximaal 1 vlaggenmast per bouwperceel

1 m

achter de
voorgevelrooilijn

 

2 m, waarvan 1 m gesloten mag zijn en boven die hoogte een voor  80 % open constructie

3 m

6 m, maximaal 1 vlaggenmast per bouwperceel

1 m

 

8.3             Specifieke gebruiksregels

 

8.3.1          Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

c       het stallen van toercaravans;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;





Artikel 9                   Verkeer

9.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      Interlokale wegen en daarmee verband houdende voorzieningen;

b      lokale ontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;

c       langzaamverkeersroutes en daarmee verband houdende voorzieningen;

d      (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

e      (jongeren)ontmoetingsplaatsen;

 

met daarbij behorende:

f        voorzieningen van beeldende kunst;

g       voorzieningen van algemeen nut;

h      geluidwerende voorzieningen;

i        afvalcontainers (boven- en ondergronds);

j        groenvoorzieningen;

k      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

9.2             Bouwregels

9.2.1         Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

9.2.2         Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen

4 m

maximale bouwhoogte overige bouwwerken

10 m

 

b      Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

 

9.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 9.2.1 voor de bouw van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van (jongeren)ontmoetingsplaatsen, mits:

a      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

b      de oppervlakte per gebouw of overkapping niet meer bedraagt dan 15 m2.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

9.4             Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

c       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;





Artikel 10               Wonen

10.1        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      woongroepen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten tot een maximum van 15 wooneenheden met de daarbij behorende voorzieningen;

c       wonen in combinatie met kinderopvang in de vorm van gastouderschap tot een maximum van 6 kinderen;

d      de uitoefening van beroepsmatige activiteiten;

 

met daarbij behorende:

e      tuinen en erven;

f        voorzieningen van algemeen nut;

g       in- en uitritten;

h      (ondergrondse) parkeervoorzieningen en daarmee verband houdende voorzieningen;

i        groenvoorzieningen;

j        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2        Bouwregels

 

10.2.1      Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b      Toevoeging van woningen is niet toegestaan;

c       Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

d      De voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden georiënteerd op de ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ aangeduide gevellijn;

e      Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;

f        Hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Maatvoeringseisen

Vrijstaande woning

maximale bouwdiepte

15 m

maximale breedte

15 m

 

 

Situeringseisen

 

Voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevelrooilijn

2 m

minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens

3 m aan beide zijden

minimale afstand tot achterste perceelsgrens

10 m

 

g       In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde onder a en f mag de voor- en zijgevelrooilijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:

1      de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;

2      de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;

3      de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,50 m;

4      de goothoogte van de erker niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m dan wel een kapconstructie;

5      de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.

 

10.2.2      Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens de tabel onder lid 10.2.1 sub f, en buiten het denkbeeldige bouwvlak, met dien verstande dat bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale oppervlakte aan bijgebouwen op bouwpercelen tot en met 500 m2:

50 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd 

maximale oppervlakte aan bijgebouwen op bouwpercelen groter dan 500 m2:

50 m², vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 100 m², mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd 

maximale goothoogte

3 m

maximale bouwhoogte

5 m

 

b      In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder a gelden de volgende bepalingen:

1      Bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak waar ook hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, zoals bepaald onder lid 10.2.1 sub f, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak;

2      De afstand van een bijgebouw tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 5 m bedragen;

 

10.2.3      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

 

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Maximale
bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

tuinmeubilair en speeltoestellen

vlaggenmasten en antennes

overige

bouwwerken

voor de
voorgevelrooilijn

1 m

 

1 m

6 m, maximaal 1 vlaggenmast per bouwperceel

1 m

achter de
voorgevelrooilijn

 

2 m

3 m

6 m, maximaal 1 vlaggenmast per bouwperceel

3 m

 

10.2.4      Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a      Voor het bouwen van overkappingen binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens de tabel onder lid 10.2.1 sub f, gelden de maatvoerings- en situeringseisen zoals aangegeven in lid 10.2.1;

b      Voor het bouwen van overkappingen buiten het denkbeeldige bouwvlak gelden de maatvoerings- en situeringseisen eisen zoals aangegeven in onderstaande tabellen:

 

Maatvoeringseisen

Eis

maximale goothoogte

3 m

maximale bouwhoogte

5 m

maximale totale oppervlakte

25 m²

De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.

 

Situeringseisen

Eis

minimale afstand tussen voorgevelrooilijn en

voorzijde overkapping 

1 m

 

10.3        Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1     Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      seksuele dienstverlening;

b      bewoning van vrijstaande bijgebouwen;

c       het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d      het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

e      het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

f        het al dan niet ten verkoop opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;

g       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

met uitzondering van het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het bouwperceel van een woning.

 

10.3.2     Beroepsmatige activiteiten

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

b      De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;

c       Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

d      Detailhandel is niet toegestaan;

e      De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

10.4        Afwijken van de gebruiksregels

 

10.4.1     Bedrijfsmatige activiteiten/kapsalons in hoofd- of bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw , met dien verstande dat:

a      de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b      bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

1      geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;

2      het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

3      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

4      het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

5      geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;

6      maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;

7      bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

10.4.2     Beroepsmatige activiteiten ondergronds

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.3.2 onder b voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat:

a      de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b      bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

1      geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;

2      het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

3      het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;

c       het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

d      geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;

e      maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 100 m².

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

 

10.4.3     Mantelzorg

a      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 sub b voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

1      de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

3      de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;

4      de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd.

b      Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.

c       Het bevoegd gezag trekt een omgevingsvergunning in als de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.





Artikel 11              Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoogspanningsleiding, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’.

 

11.2        Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de dubbelbestemming.

 

11.3        Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven ondergeschikte bestemming, mits:

a      geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding c.q. directeur van het energiebedrijf.

b      de maximale bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m.

 

11.4        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.4.1    Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aan weerszijden van de hoogspanningsleiding:

a      het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

b      het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;

c       het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

d      het ophogen en egaliseren, verlagen van de bodem of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld- of weghoogte.

 

11.4.2    Toelaatbaarheid

a      De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de leiding.

b      Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.

 

11.4.3    Uitzonderingen

Het in lid 11.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

a      werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.





Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 12               Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.





Artikel 13               Algemene bouwregels

13.1        Ondergeschikte bouwdelen

Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.

 

13.2        Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

13.3        Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a      Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;

b      De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil;

c       Indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.

 

13.4        Afdekking van gebouwen:

Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 45 graden, met dien verstande dat:

a      tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;

b      geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;

c       in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen een bouwvlak.

 

13.5        Bestaande maten en hoeveelheden

a      Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

b      In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.





Artikel 14               Algemene gebruiksregels

14.1        Parkeernormen

14.1.1     Gebruiksregels

In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van gebouwen en/of gronden) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’.

 

14.1.2     Afwijking

Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1, mits:

a      de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

b      de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

14.1.3     Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen ‘Nota parkeernormen’ te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.

 

14.2        Ondergeschikte functie

De oppervlakte van een ondergeschikte functie/activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot een maximum van 200 m2.





Artikel 15               Algemene aanduidingsregels

 

15.1        Luchtvaartverkeerzone

 

15.1.1     Luchtvaartverkeerzone – IHCS

Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - IHCS’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

a      64 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 1’;

b      65 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 2’;

c       70 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 3’;

d      75 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 4’;

e      80 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS 5’.

 

15.2       Veiligheidszone- lpg

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

b      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ te wijzigen of te laten vervallen, indien het lpg-vulpunt niet langer aanwezig is, dan wel dat er sprake is van wijziging in regelgeving of vergunningverlening.

 

15.3        Vrijwaringszone – radarverstoringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – radarverstoringsgebied’ mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP. Indien de bouwhoogte op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan 65 m + NAP, dan geldt deze bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.





Artikel 16               Algemene afwijkingsregels

16.1        Afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a      het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;

c       overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;

d      het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1      de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;

2      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;

3      de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 m bedragen;

met dien verstande dat het bepaalde in artikel 15 in acht moet worden genomen;

e      voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarden dat:

1      de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;

2      geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse.

f        Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.





Artikel 17               Algemene wijzigingsregels

17.1        Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:

a      het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 m mag bedragen;

b      het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;

c       een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.

d      het aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes of gemaalgebouwtjes toe te staan met een inhoud van maximaal 75 m3, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn.

e      het wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieucategorieën, alsmede het wijzigen van de in de bijlagen opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.

Een wijzigingsplan wordt tevens getoetst aan het algemene toetsingskader, zoals opgenomen in artikel 18, lid 18.1.





Artikel 18               Overige regels

18.1        Algemeen toetsingkader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

a    Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

2      de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;

3      de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;

4      de situering van de gebouwen op het bouwperceel.

b    Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de mate van hinder voor de omliggende functies;

2      de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;

3      de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

4      de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

5      de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.

c    Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;

2      de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

3      de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;

4      de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;

5      de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.

d    Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

2      de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

e    Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1      de aanwezigheid van vluchtwegen;

2      de bereikbaarheid van de bouwwerken;

3      de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

f     Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

1        de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;

2      overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

3      de bezonning;

4      het uitzicht;

5      privacy.

g    Ten aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met het volgende aspect:

1      de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 'Nota parkeernormen'.

 

18.2        Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.





Hoofdstuk 4            Overgangs- en slotregels

Artikel 19               Overgangsrecht

19.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

19.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c      Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervaten of te laten hervaten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





Artikel 20               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vluchtoord 2013'.

 

 

 

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Uden d.d. 3 april 2013.

 

Mij bekend,

 

de griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 2013                                                                         vastgesteld: 3 april 2013


 

Bijlage 1

Staat van Bedrijfsactiviteiten


 


Bijlage 2

Nota parkeernomen