De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede
bestemd voor een hoogspanningsleiding, met de hartlijn ter plaatse van de
aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding’.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag
binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' niet
worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste
staan van de dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in 20.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn
toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven ondergeschikte
bestemming, mits:
a
geen onevenredige aantasting ontstaat of kan
ontstaan van de belangen van de leidingen. Daartoe wordt advies ingewonnen bij
de beheerder van de desbetreffende leiding c.q. directeur van het
energiebedrijf.
b
de maximale bouwhoogte van bouwwerken niet meer
bedraagt dan
Het is verboden om zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren ter
plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aan
weerszijden van de hoogspanningsleiding:
a
het aanbrengen van hoogopgaande
beplantingen of bomen;
b
het aanbrengen van bovengrondse constructies,
installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m¹;
c
het opslaan van materialen of stoffen, die onder
bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven
of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
a
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1
zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en werkzaamheden, dan wel door
de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van
de belangen van de leiding.
b
Alvorens te beslissen omtrent
een vergunning als bedoeld in lid 20.4.1 wordt het advies ingewonnen van de
leidingbeheerder.
Het in lid 20.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:
a
werken en werkzaamheden binnen het kader van het
op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel
die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig
de bestemming;
b
werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het
van kracht worden van het plan in uitvoering waren.